Tentamenstof Ontwikkelingspsychopathologie
Hoofdstuk 1
Ontwikkelingsnormen: gemiddelde capaciteiten en groei van kinderen van dezelfde leeftijd
Factoren die mee worden genomen in het beoordelen van het gedrag van een kind:
- Wijkt het gedrag af van algemene gedragsnormen?
- Is het gedrag gevaarlijk voor het kind?
- Wijkt het gedrag af van ontwikkelingsnormen?
- Cultuur, etniciteit, geslachts- en situationele normen
- Rol van andere mensen in het leven van het kind (bv. ouders)
Correlatie tussen specifieke problemen en de leeftijd waarop deze ontstaan:
- Taalstoornissen beginnen vaak al bij de geboorte
- Leerstoornissen beginnen vaak rond de schoolgaande leeftijd
- Persoonlijkheidsstoornissen beginnen vaak pas na het twaalfde levensjaar
Als een stoornis veel vroeger begint dan deze gewoonlijk wordt gevonden, wijst dit op
genetische of prenatale aanleg en is de kans groter dat de stoornis zich tot zeer ernstig zal
ontwikkelen.
Correlatie tussen specifieke problemen en gender
- Mannen zijn extra gevoelig voor ontwikkelingsstoornissen vroeg in het leven
- Vrouwen zijn extra gevoelig voor emotionele stoornissen rond de adolescentie
- Jongens worden vaker doorgestuurd naar een psycholoog omdat symptomen van
een stoornis bij jongens vaker naar voren komen in de vorm van storend gedrag
richting omstanders
- Bij meisjes blijven stoornissen vaker onzichtbaar
17e eeuw – er werd alleen nagedacht over abnormaal gedrag bij volwassenen omdat de
kindersterfte zo hoog was dat er weinig hechting was met kinderen en dus ook weinig
interesse in hun welzijn
17e/18e eeuw – men bedacht dat kinderen ook behoefte hadden aan verzorging op fysiek en
psychologische gebied
19e eeuw – men onderscheidde toen de periode van adolescentie & men begon de normale
groei en capaciteiten van kinderen in kaart te brengen -> interesse in abnormale ontwikkeling
kwam naar boven
In de 19e eeuw werd abnormaal gedrag op twee manieren verklaard:
- Demonologie: het idee dat iemand bezeten was van een demon of kwade geest
- Somatogenese: het idee dat psychologische stoornissen voortkwamen uit
lichamelijke onbalans
Somatogenese breidde zich uit tot de visie dat psychopathologie begon in de kindertijd en
daarna verslechterde tot een onherroepelijke ziekte die overgedragen kon worden aan de
volgende generatie
Kraeplin ontwikkelde een systeem waarin allerlei symptomen die vaak voorkwamen, werden
gegroepeerd tot een syndroom, waardoor er voor al die symptomen nog maar één oorzaak
gezocht hoefde te worden -> basis voor classificatiesysteem
20e eeuw – beeld van kinderen en hun ontwikkeling veranderde door alle nieuwe kennis
,De psychoanalytische theorie is gebaseerd op psychogenese
Psychogenese: mentale problemen ontstaan door psychologische factoren
Freud: “conflicten en crises in de kindertijd zijn de kern van problemen die zich later uiten
Door middel van de kernstructuren (id, ego, superego) konden deze conflicten en
stoornissen worden verklaard
Het psychoanalytische perspectief is gebaseerd op de psychoseksuele ontwikkeling van het
kind -> fasen: oraal, anaal, fallisch, latent, genitaal. De eerste drie stadia waren belangrijk
(tot zesde/zevende levensjaar) en een gezonde ontwikkeling zou niet mogelijk zijn wanneer
de crises in deze fasen niet werden opgelost.
Het behaviorisme van Watson bood een alternatief voor Freuds psychoanalyse
Het borduurt voort op het idee dat gedrag kan worden verklaard door leerervaringen
Klassieke conditionering (Pavlov): elke stimulus kan worden losgekoppeld van een
anndere stimulus en gekoppeld kan worden aan een nieuwe stimulus door herhaling
Law of effect (Thorndike): elk gedrag wordt gecreëerd door de gevolgen ervan
(gevolg prettig = herhalen; gevolg naar = niet herhalen)
Operante conditionering (Skinner): gedrag kan worden gevormd door de
consequenties
Observationeel leren (Bandura): men leert van anderen en neemt zo gedrag over
20e eeuw – mental hygiene movement -> men pleit voor een meer humanere behandeling
van de mentaal zieken en een verbetering van de behandelingen & child guidance
movement -> er werden klinieken opgericht die alleen voor kinderen waren
20e eeuw – men ging zich specifiek op kinderen richten in hun onderzoeken. Men bedacht
zich dat sommige kinderen behoefte hebben aan een aangepast schoolsysteem. Hiervoor
ontwikkelde ze tests die de basis werden van algemene intelligentietests
Tieners zijn gevoelig als het gaat om autonomie (zelfbeschikking), en daarom is het
belangrijk om een therapeutische alliantie te vormen, waarbij de professional nauw en
vertrouwelijk samenwerkt met de cliënt om tot een behandelplan te komen.
Kinderen kunnen zelf niet de informed consent ondertekenen waarin wordt uitgelegd hoe
ze behandeld zullen worden. Hun ouders zouden dit dus voor hen moeten doen.
Hoofdstuk 2
Paradigma: perspectief opgebouwd uit visies, theorieën en modellen die door een grote
groep experts als waar en juist wordt gezien. Echter heeft dit ook grenzen en alles hierbuiten
wordt niet onderzocht. Wanneer er veel belangrijke zaken worden buitengesloten, kan er een
nieuw paradogma worden gecreëerd
Theorie: uitleg van een fenomeen. Het bestaat uit een bundel van ideeën en principes en
begint als een gissing
Model: versimpelde omschrijving of nabootsing van een fenomeen. Dit helpt de complexiteit
van een fenomeen in kaart te brengen door alle betrokken factoren te visualiseren
,2 soorten modellen met voorbeelden:
- Interactiemodellen: deze gaan ervan uit dat variabelen een uitkomst creëren door
onderlinge relaties
- Kwetsbaarheid-stressmodel: beschrijft de verschillende oorzaken van
psychopathologie als de samenwerking van kwetsbaarheidsfactoren en
stressfactoren
- Systeemmodellen: deze beschrijven verschillende ‘systemen’ van functioneren die,
door met elkaar te interacteren, de ontwikkeling over tijd beïnvloeden
- Transactiemoddelen: deze beschrijven de wederkerige aard tussen
transacties die de ontwikkeling beïnvloeden
Het ontwikkelingspsychopathologisch perspectief probeert de oorzaak en het verloop
van vestoord gedrag te achterhalen en kijkt naar adaptatie en competentie. Het verdiept zich
in verstoord gedrag in relatie tot de normale ontwikkeling
Er staan 4 overlappende zaken centraal in de psychopathologische benadering:
1. De zoektocht naar causale factoren en processen
2. De ontwikkelingspaden
3. Veerkracht, risico en kwetsbaarheid
4. De continuïteit van problemen door de tijd heen
De zoektocht naar causale factoren en processen (1)
- Direct effect: variabele leidt meteen tot de uitkomst
- Indirect effect: variabele beïnvloedt een of meer andere variabelen, deze
gebeurtenissen leiden dan samen tot de uitkomst
- Mediator: variabele die de relatie tussen de eerste variabele en de uitkomst mogelijk
maakt
- Moderator: deze beïnvloedt de sterkte of richting van de relatie tussen de eerste
variabele en de uitkomst
Verschillende soorten oorzaken van abnormale ontwikkeling:
- Noodzakelijke oorzaak: factor die aanwezig moet zijn voor een abnormaliteit of
stoornis om zich te ontwikkelen
- Toereikende oorzaak: factor die op zichzelf voor een stoornis kan zorgen
- Bijdragende oorzaak: deze kan niet op zichzelf een stoornis veroorzaken, maar kan
wel zorgen dat een stoornis ernstiger wordt of er meer symptomen aanwezig zijn
Oorzaken kunnen zowel noodzakelijk als toereikend zijn wanneer er maar één factor
nodig is om een stoornis te krijgen
De ontwikkelingspaden (2)
De ontwikkeling van abnormaliteiten is dynamisch en wordt gevormd door goede of slechte
aanpassing aan de veranderende omgeving van het kind. Hierdoor wordt het verloop van de
ontwikkeling continu beïnvloed door nieuwe ervaringen. 5 soorten verloop:
- Stabiele aanpassing: een goede ontwikkeling met weinig negatieve ervaringen en
zonder abnormaliteiten
- Stabiele slechte aanpassing: een structureel slechte aanpassing, waarbij het kind
al vroeg veel negatieve ervaringen ondergaat en de kans op abnormale ontwikkeling
groot is
- Omdraaiing van slechte aanpassing: slechte aanpassing, die leidt tot een positieve
uitkomst
- Afname van aanpassing: veranderingen in de omgeving zorgen voor moeilijkheden
(bv. overlijden van een ouder)
- Tijdelijke slechte aanpassing: tijdelijke slechte aanpassing, maar daarna weer
terugvallen naar goede aanpassing (bv. periode experimenteren met verslavende
middelen). Het verloop is niet deterministisch
, - Multifinaliteit: eenzelfde factor kan leiden tot verschillende uitkomsten. Dezelfde
invloeden kunnen dus resulteren in verschillende gevolgen
- Equifinaliteit: meerdere factoren kunnen leiden tot eenzelfde uitkomst. Verschillende
verlopen van ontwikkeling kunnen dus uiteindelijk resulteren in dezelfde gevolgen
Deze principes zijn belangrijk voor het begrijpen van de transactionele aard van de
ontwikkeling
Door deze principes blijven alle mogelijkheden wat betreft ontwikkeling open staan
Veerkracht, risico en kwetsbaarheid (3)
- Risicofactoren vergoten de kans dat psychologische abnormaliteiten zich voordoen
- Kwetsbaarheid heeft te maken met de neiging van een kind om zich slecht aan te
passen in een situatie (aangeboren of aangeleerd)
- Veerkracht: onwaarschijnlijke positieve uitkomst van een negatieve ervaring
(tegenpool van psychopathologie); het voldoen aan de ontwikkelingstaken van de
huidige leeftijd
Wanner een kind zijn belangrijkste taken weet te volbrengen onder slechte
levensomstandigheden, spreekt men van veerkracht
De continuïteit van problemen door de tijd heen (4)
Het bekijken van het verloop van een stoornis wanneer deze aanwezig is, wordt gedaan in
termen van continuïteit en verandering. 2 typen continuïteit:
- Homotypische continuïteit: eenzelfde stoornis blijft aanhouden
- Heterotypische continuïteit: er blijft sprake van een stoornis, maar niet dezelfde
stoornis over tijd
Dit geldt ook bij symptomen
Een normale ontwikkeling zou problematiek tot gevolg kunnen hebben. Hier hebben
verschillende factoren invloed op:
- De soort hechting aan ouders vormt de basis van alle latere hechtingen. Er zijn 4
soorten: veilige hechting, vermijdende hechting (onveilig), verwerende hechting
(onveilig) en gedesorganiseerde hechting. De laatste drie kunnen leiden tot slecht
aanpassingsgedrag later in het leven
- Temperament zorgt al voor een verschil in gedrag vanaf de geboorte. Er zijn 3
soorten: makkelijk, moeizaam en moeilijk. Moeilijk temperament leidt tot latere
psychologische problematiek, maar met goodness-of-fit (hoe goed het gedrag van het
kind past bij de omgeving), juiste omgevingsfactoren en eigenschappen van ouders,
kan het kind zich toch goed aanpassen
- Emotieregulatie: vaardigheden, gedragingen of strategieën die emotionele
ervaringen inhiberen, moduleren of versterken. Er zijn 3 componenten van
emotie: gevoelens, lichamelijke reacties en gedrag. Vanaf het tweede
levensjaar worde kinderen zich bewust van hun emoties en kunnen ze zich er
verbaal over uitdrukken. Hoe de omgeving hiermee omgaat, beïnvloedt de
emotieregulatie
- Sociaal cognitieve verwerking heeft te maken met het begrijpen, interpreteren en
beleven van gebeurtenissen om het kind heen en het reageren hierop. Wanneer dit
niet goed ontwikkeld is, is de kans op slechte aanpassing na een gebeurtenis groot
Hoofdstuk 3
Cellen migreren naar de juiste plaats in het brein en zenuwstelsel en differentiëren in
gliacellen of neuronen met een specifieke taak. De verschillende hersengebieden
ontwikkelen zich op verschillende tempo’s. Aan het begin van de jeugd zijn er te veel
neuronen en connecties in de hersenen, die door middel van pruning (snoeien) worden
verwijderd.