Tentamenstof Groepsdynamica
Hoofdstuk 3
Need to belong: gegeneraliseerd verlangen om anderen op te zoeken en met anderen op te
trekken, wanneer dit niet gebeurt, ontstaat er een ‘staat” van spanning. Het verlangen wordt
pas vervuld als er een aantal sterke, interpersoonlijke, positieve relaties zijn
Zorgt voor interpersoonlijke relaties en deelname aan grote, collectieve groepen
Men die voor langere periode sociaal geïsoleerd zijn hebben vaak psychologische klachten
(bv. slapeloosheid, depressie, vermoeidheid). Als de sociale isolatie te lang duurt, is het een
risicofactor voor psychologische stoornissen (bv. schizofrenie).
Sociaal kapitaal: mate waarin individuen, groepen of grotere bijeenkomsten van mensen
zijn gelinkt aan sociale relaties, die positieve en productieve voordelen hebben. Het beschrijft
hoe rijk je bent o.b.v. interpersoonlijke items
Interpersoonlijke relaties kunnen een buffer vormen voor gevoelens zoals isolatie en
eenzaamheid.
Eenzaamheid: aversieve psychologische reactie op een gebrek aan persoonlijke of sociale
relaties. Er zijn twee vormen:
- Sociale eenzaamheid: men voelt zich afgesloten van hun netwerk van vrienden,
kennissen en groepsleden
- Emotionele eenzaamheid: men ervaart een gebrek aan lange termijn,
betekenisvolle en intieme relaties met andere mensen
Beide typen zorgen voor verdriet, depressie, een leeg gevoel en schaamte
Men met meer connecties overleven omgevingsveranderingen vaker en kunnen effectiever
omgaan met trauma’s en leven over het algemeen langer.
Alleen groepen die stabiel en betrouwbaar zijn kunnen zorgen voor een buffer tegen sociale
eenzaamheid. Alleen groepen die zorgen dat mensen een onderlinge connectie hebben op
een intieme, betekenisvolle manier, zorgen voor een buffer tegen emotionele eenzaamheid.
Als men eenzaam is binnen een groep, kan dit worden overgebracht op anderen. De
eenzaamheid verspreidt zich dan.
Eenzaamheid hangt af van de mate van scheiding -> hoe ver een persoon af staat van een
persoon die eenzaam is.
Ostracisme: het verwijderen van een of meer individuen van een groep door het
verminderen of verbreken van contact met de persoon, gewoonlijk door hen te negeren, te
ontwijken of hen expliciet uit de groep te zetten
Eerst lid zijn van een groep en vervolgens door ostracisme uit de groep worden gezet,
veroorzaakt veel distress. Religieuze groepen maken regelmatig gebruik van het ontwijken
van groepsleden, als deze groepsleden regels hebben verbroken.
Out of the loop: men heeft het gevoel dat ze niet weten wat andere leden in de groep doen
en dat ze relevante informatie missen, die nodig is voor deelname aan sociale activiteiten en
taken. Men voelt zich dan niet competent en niet close met andere leden van de groep
Ball toss methode (Williams): exclusie onderzoeken door de bal niet te gooien naar de
derde persoon
,Life alone methode: deelnemers krijgen briefjes met daarop geschreven “jij bent het type
persoon dat later alleen eindigt”. De meesten reageren negatief op ostracisme en exclusie.
Ze voelen zich gefrustreerd, angstig, nerveus en eenzaam. Men die zich in de groep bevindt,
voelen zich relaxed, vriendelijk en comfortabel
Men ervaart zelfs negatieve emoties bij afwijzing van een groep die ze niet eens leuk vinden.
Temporal need-threat model (williams) van ostracisme waarbij de initiële response op
ostracisme ontstaat in het reflexstadium
De response wordt geassocieerd met negatieve gevoelens, pijn en distress. Dit leidt
tot een signaal dat er iets mis is. Er wordt in het reflectiestadium een reflectie
uitgevoerd waarbij men kijkt waarom het negatieve gevoel werd ervaren. Als er geen
acceptatie in de groep plaatsvindt, bereikt diegene het resignation stadium. Hier
treden er gevoelens van vervreemding en hopeloosheid op. Ook vermindert de
eigenwaarde en kunnen er depressieve klachten opspelen
Als men exclusie ervaart kan men hiertegen vechten om weer terug in de groep te kunnen of
men negeert de afwijzing door lid te worden van een andere groep -> fight-or-flight
response. Een vechtreactie komt vaker voor als de exclusie op een overte,
onaangekondigde en onverwachte manier komt. Een andere response bij exclusie is de
tend-and-befriend response, waarbij men niet vecht hiertegen maar zich inzet voor
noodzakelijke, maar soms onprettige taken. Hierdoor geeft men support aan andere leden
van de groep en reduceert men risico’s (tending). Ook zorgt men voor een versterking van de
connectie met andere leden in de groep (befriending). Men die dit vertoont is gevoeliger voor
sociale cues en is meer bereid om hard te werken.
Cyberostracisme: het excluderen van een of meer individuen van een technologische
gemedieerde groepsinteractie. Diegene wordt dan genegeerd of uit de groep verwijderd
Herd instrinct: dit stelt dat men van nature naar elkaar toe trekt en bij groepen wil horen.
Deel zijn van een groep zorgde bij onze verre voorouders al voor veel voordelen
In groepen werd men die gevoeliger was voor signalen van sociale exclusie bevordert.
Hiervoor is een sociometer nodig.
Sociometer: een cognitieve adaptatie die de mate van acceptatie door anderen monitort
Sociometer theorie (Leary): een conceptuele analyse van zelfevaluatie processen, die stelt
dat eigenwaarde de mate van inclusie en exclusie in sociale groepen monitort. Als
eigenwaarde daalt, is er een groter risico voor exclusie. Het model suggereert dat de
meesten een hoge eigenwaarde hebben, omdat ze inclusie in sociale groepen ervaren en
niet per se omdat ze goed over zichzelf denken
De negatieve reactie bij exclusie heeft een biologische basis. Hartslag stijgt en het
hormonale en immuunsysteem verandert. De reactie is minder heftig wanneer men een
dosis oxytocine krijgt toegediend. De pijn van exclusie is neurologisch gelijk aan pijn door
fysieke schade. Er is activiteit in de dorsale anterieure cingulate cortex (dACC) en in de
aterior insula. Pijn door exclusie heeft een neurale basis. Als men pijnstillers neemt door
fysieke pijn, vermindert ook de pijn door exclusie.
Individualisme: dit is gebaseerd op onafhankelijke en uniekheid van elk individu. Het neemt
aan dat elk persoon autonoom is en vrij moet zijn in denken (idocentrics)
Collectivisme: dit zet de doelen en belangen van de groep voorop (allocentrics)
,Sociale relaties: de relaties tussen groepsleden zijn sterker en meer gewaardeerd door
collectivisten dan door individualisten
- Communale relaties: interafhankelijke relaties waarbij het gaat o de behoeften en
interesses van anderen tegemoet te komen in één geheel (vaak bij collectivisten), bv.
een ouder-kind relatie
- Exchange relatie: individuen beheren hoeveel input ze in de groep geven en
proberen hun persoonlijke beloning maximaal eruit te halen (tegenovergestelde van
communale relaties)
- Norm van reciprociteit: de sociale standaard dat een lid/individu de anderen moet
geven wat hij ook zou krijgen van hen (niet vaak bij collectivisme)
Ultimatum game: er wordt een situatie gecreëerd waarbij een individu, de allocator, een
bron (bv. geld) moet delen met andere leden. Dit experiment wordt gebruikt om het verschil
tussen communale en exchange relaties te onderzoeken
Sociale doelen:
- Billijkheidsnorm (equity norms): sociale standaard die beweert dat groepsleden
outputs moeten ontvangen die in proportie staan met hun input
- Gelijkheidsnorm (equality norms): sociale standaard die beweert dat alle
beloningen en bronnen eerlijk moeten worden verdeeld over alle leden
Sociale verplichtingen:
- Groepscultuur: de manier waarop groepsleden hun ervaringen, gedeelde kennis,
overtuigingen, rituelen, kleding, regels, gebruiken, normen en taal naar buiten
brengen
- Collectivistische groepen: hier wordt verwacht dat men zich aanpast aan de norm.
Het gaat om het delen van bronnen
- Individualistische groepen: deze hebben een structuur waarbij het belang van
individuele doelen behalen voorop staat. Het gaat om een uitwisseling van bronnen
Sociale zelf:
- Self/zelf: een persoonsperceptie van iemands kwaliteiten en karakteristieken. Het is
gebaseerd op persoonlijke en interpersoonlijke kwaliteiten
- Persoonlijke identiteit: alle unieke kwaliteiten, overtuigingen, kenmerken en
vaardigheden waar iemand over beschikt, die hen onderscheidt van anderen (ik)
- Sociale identiteit: alle kwaliteiten die ontstaan door connectie en similariteit met
anderen en groepen (wij)
Collectivisten focussen zich op de ingroup waardoor ze buitenstaanders minder vertrouwen.
Ze hebben hier ook minder interacties mee. Het is niet zo dat collectivisten eerder tot een
groep behoren, maar ze waarderen hun lidmaatschap wel meer. Na het lezen van een tekst
waar veel ‘ik’ is vermeld, neemt men een meer individualistisch perspectief (en andersom).
Collectivisme en individualisme is niet het tegenovergestelde, het is een continuüm.
Optimal distinctiveness theorie (Brewer): conceptuele analyse die beweert dat individuen
streven naar een balans tussen drie behoeften:
- De behoefte om een connectie te hebben met vrienden en geliefden
- De behoefte om opgenomen te worden in een groep
- De behoefte om autonoom en verschillend te zijn
Sociale identiteitstheorie: dit geeft een weergave van de oorzaken van conflicten bij
mensen, die tot verschillende groepen behoren. Het is een analyse van groepsprocessen en
intergroepsrelaties, waarbij groepen de zelfconcepten en eigenwaarde van leden
beïnvloeden. Dit gebeurt vooral bij leden die zich identificeren met de groep. Mensen die
, veel gemeen hebben en goed met elkaar om kunnen gaan, worden bv. ineens vijanden
wanneer ze bij verschillende groepen horen
Minimale intergroep situatie: onderzoeksprocedure die wordt gebruikt in onderzoeken naar
intergroepsconflicten. De onderzoekers creëren groepen die geen geschiedenis of toekomst
met elkaar hebben. Hieruit blijkt dat ondanks dat men in zo’n groep niet aan elkaar
gerelateerd was, de leden toch vaak de ingroup boven de outgroup kozen. Dit zijn puur
cognitieve groepen. Het proces waarbij een individu bij zo’n groep toch de ingroup
vooropstelt, wordt veroorzaakt door twee cognitieve processen:
- Categorisatie
- Identificatie
Door deze processen wordt het groepslid omgevormd tot een groepsidentiteit
Sociale categorisatie: het perceptueel classificeren van mensen, waaronder jezelf, in
categorieën o.b.v. bv. leeftijd, uiterlijk of nationaliteit. Zodra je iemand in een bepaalde groep
classificeert denk je dat diegenen de stereotypegedragingen toont van die categorie
Stereotypen: sociaal gedeelde cognitieve generalisaties over kwaliteiten en karakteristieken
van een typisch lid of een speciale groep van een sociale categorie
Zelf-stereotyperen: het accepteren van gedeelde generalisaties over de prototypische
eigenschappen van leden van je groep als een accurate beschrijving van jezelf
Alleen wanneer iemand zich sociaal identificeert met een groep en de groep accepteert als
een weergave van zichzelf, dat beïnvloedt het de sociale identiteit. De identificatie met een
groep kan zo groot worden, dat iemand eerst aan zichzelf denkt als groepslid en daarna pas
aan zichzelf als individu. De belangrijkste trigger voor collectieve zelfrepresentatie is het
bestaan van mensen buiten de groep (dat jullie Augustijnen zijn komt pas naar boven als er
Minervanen binnen komen)
Twee motieven die sociale categorisatie en identificatie beïnvloeden (Hogg):
- Individuen denken vaak positief over zichzelf en aangezien een groep een significant
deel van zichzelf is, wordt hun eigenwaarde groter door het positief denken over de
groep
- Het begrijpen van jezelf is erg belangrijk. Groepen zorgen vaak voor het ontstaan van
dit begrip
Collectieve eigenwaarde: iemands totale beoordeling van dat deel van zijn of haar
zelfconcept dat is gebaseerd op zijn of haar relaties met anderen en
groepslidmaatschappen. Individuen beschermen hun collectieve eigenwaarde evenals hun
persoonlijke eigenwaarde
Basking in reflected glory: het zoeken van een directe of indirecte associatie met
succesvolle groepen of individuen, ook als ze zelf weinig hebben bijgedragen aan het succes
Cutting of reflected failure: afstand nemen van een groep die slecht presteert bv. bij
voetbal. Diehard fans kunnen dit niet, zij zullen het verlies eerder verklaren door externe
factoren, of denken terug aan eerder succes
Ingroup-outgroup bias: de neiging om mensen van de ingroup, de leden en de producten
meer positief te waarderen dan andere groepen, hun leden en hun producten. Het
favoriseren van de ingroup komt vaker voor dan het afwijzen van de outgroup