Hygiëne en infectiepreventie 1
Vitale functies 4
Zuurstof toedienen 5
Bewegingsondersteuning 8
Persoonlijke verzorging 9
Medicatie toedienen 11
Wonden 14
ACT zwachtelen 16
Themalessen 18
Hygiëne en infectiepreventie
Doel van hygiëne: voorkomen van infecties en de verspreiding van ziekteverwekkers,
zowel in zorginstellingen als in andere omgevingen.
Handhygiëne: Handen wassen en desinfecteren is de belangrijkste maatregel. Het advies
is om handen te wassen:
- Voor en na contact met een patiënt of besmette oppervlakken
- Na het uitdoen van handschoenen
- Na contact met lichaamsvloeistoffen
Handen wassen vs. desinfecteren: Handen wassen met water en zeep verwijdert
zichtbaar vuil, terwijl handdesinfectie (alcohol-based) de meeste micro-organismen doodt.
● Wanneer handen wassen?
○ Na gebruik van het toilet.
○ Na contact met zichtbaar vuil of stof.
○ Voor het eten en het bereiden van voedsel.
○ Na contact met dieren of afval.
○ Na hoesten, niezen, of snuiten van je neus.
○ Bij het starten van je werkdag of bij thuiskomst (om ziektekiemen van buitenaf
te verwijderen).
● Wanneer handen desinfecteren?
○ Voor en na direct contact met patiënten (bijvoorbeeld in zorginstellingen).
○ Voor en na het aanraken van wondjes of medische apparatuur.
○ Na het verwijderen van handschoenen.
○ Tussen verschillende behandelingen door (om kruisbesmetting te
voorkomen).
○ Na contact met lichaamsvloeistoffen, als er geen zichtbaar vuil is.
,2.Soorten Infecties en Verspreiding
Verschillende soorten infecties: Bacteriële, virale(door een virus), schimmel- en
parasitaire infecties.
· Manieren van verspreiding:
Direct contact: Bijvoorbeeld via huid-op-huidcontact.
Indirect contact: Via besmette oppervlakken of instrumenten.
Luchtwegen: verspreiding via druppeltjes in de lucht, zoals bij hoesten en niezen (bijv. griep
of COVID-19).
Via lichaamsvloeistoffen: bloed, speeksel, of urine.
Besmettingscyclus: Pathogeen → Reservoir → Porte d’entrée (ingang) → Overdracht →
Gastheer.
Ziekteverwekker (Pathogeen)
● Wat is het?: De infectie begint met een ziekteverwekker, zoals een bacterie, virus,
schimmel of parasiet.
Reservoir (Bron)
● Wat is het?: Dit is de plek waar de ziekteverwekker kan overleven en groeien
voordat hij een gastheer infecteert. Dit kan een levend wezen zijn (mens, dier) of een
object (medische apparatuur, oppervlakken).
● Voorbeelden: Mensen met infecties, dieren, vervuild water, besmet voedsel, en
medische apparatuur.
Uitgangsport (Exit)
● Wat is het?: De route waarmee de ziekteverwekker het reservoir verlaat om naar
een nieuwe gastheer te gaan.
● Voorbeelden van uitgangspoorten:
○ Ademhalingswegen (bijv. hoesten, niezen)
○ Lichaamsvloeistoffen zoals bloed, urine, speeksel
○ Wonden of beschadigde huid
● Preventie: Bedekking van hoesten en niezen, gebruik van handschoenen en
mondkapjes om blootstelling te beperken.
Overdrachtsroute (Transmissie)
, ● Wat is het?: De manier waarop de ziekteverwekker zich van de bron naar de
gastheer verplaatst.
● Preventie: Handhygiëne, beschermende kleding, en desinfectie van oppervlakken
zijn cruciaal om overdracht te beperken.
Ingangsport (Porte d’Entrée)
● Wat is het?: De route waarlangs de ziekteverwekker een nieuwe gastheer
binnendringt.
● Voorbeelden:
○ Via ademhalingswegen (inademen van ziektekiemen)
○ Via de huid (bij wondjes, injecties)
○ Via slijmvliezen (mond, ogen, neus)
○ Spijsverteringskanaal (bij ingestie van besmet voedsel)
● Preventie: Het dragen van handschoenen, maskers en oogbescherming, vooral bij
medische procedures.
Gevoelige Gastheer
● Wat is het?: De persoon die de ziekteverwekker ontvangt en vatbaar is voor infectie.
● Kenmerken van vatbare personen: Mensen met een verzwakt immuunsysteem
(zoals ouderen, kinderen, chronisch zieken) zijn vaak vatbaarder voor infecties.
● Preventie: goede persoonlijke hygiëne, vaccinaties, en het versterken van de
algemene gezondheid kunnen de kans op infectie verkleinen.
3. Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM)
Regels voor gebruik van PBM’s:
Handschoenen: Draag deze bij contact met lichaamsvloeistoffen, maar vervang ze na elk
gebruik en was daarna je handen.
Maskers: Nodig bij kans op luchtweginfecties of blootstelling aan spatten.
Schorten en brillen: Bij procedures waar lichaamsvloeistoffen kunnen spatten.
4. Reiniging, Desinfectie, en Sterilisatie
Reiniging: Verwijdert zichtbaar vuil en vermindert aantal micro-organismen.
→Dagelijks bij oppervlakken en niet-kritische voorwerpen.
Desinfectie: Doodt de meeste pathogenen (niet altijd alle sporen); meestal met chemische
middelen.
→ Voor semi-kritische voorwerpen (contact met slijmvliezen).