HC Burgerlijk 2
HC 1: bronnen van verbintenissen, positief en negatief contractsbelang, herkennen overeenkomst,
kwalificatie en samenloop, samenloop contract/delict, vrijheid en gebondenheid, contractdwang,
precontractuele verhoudingen: onrechtmatig op verkeerde been zetten; alvast het werk doen;
onderhandelingen( drie fasen Plas/Valburg), gebondenheid buiten contract.
HC 2, 3 en 4: totstandkomingsgebreken; wilsgebrekenrente, dwaling, dwaling vernietigingsgronden,
rechtsgevolgen vernietiging, schadevergoeding en wilsgebrek, aanpassen in plaats van vernietigen,
afwikkelen na vernietiging (ook: verzuim), samenloop wilsgebrek en OD, OD of aanpassing,
vormvereisten rechtshandelingen, drie varianten strijd met de wet, nietigheid, partiële nietigheid,
onverschuldigde betaling bij nietigheid, wilsvertrouwensleer, wie is de wederpartij: kwestie van uitleg,
wilsvertrouwensleer en algemene voorwaarden, uitleg contra proferentem, misverstand, Haviltex,
HC 5: rode draad vertrouwen, vertegenwoordiging; lastgeving en volmacht, wie is de wederpartij,
lasthebber op eigen naam en complicaties, lasthebber op naam lastgever (volmacht), geen of een
ontoereikende volmacht, ruime toerekeningsvragen (binnen en buiten bevoegdheid getreden)
HC 6: nakoming, nakoming afdwingen, nakoming niet meer mogelijk, duurverbintenis, nakoming
mogelijk of onmogelijk, nakoming niet afdwingbaar, crediteursverzuim, betaling geldschulden,
verrekening, buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente (schadevergoeding bij te laat betalen)
HC 7 en 8: schadevergoeding wegens tekortkoming, toerekenbaarheid tekortkoming, inzet
hulppersonen/zaken, grenzen toerekenbaarheid, schadevergoeding, verzuim, aanvullende en
vervangende schadevergoeding, vertragingsschade, verzuim bij vervangende schadevergoeding,
schadevergoeding bij overmacht, ontbinding, voortdurende prestaties, schadevergoeding bij
ontbinding, opschorting, zuiveren verzuim, contractuele bepalingen over tekortkomingen.
HC 9: beoordeling rechter innerlijke waarde ovk, beperkende werking redelijkheid en billijkheid,
problemen bij av, toepassing afd. av, uitwerking stappen, zwarte en grijze lijst, reflexwerking.
HC 10: richtlijn, oneerlijke bedingen, arresten oneerlijke bedingen, ambtshalve toepassing
consumentenbescherming, privaatrecht als handhavingswijze.
HC 11: koop, B2B en handelskoop, conformiteit en remedies, samenloop remedies,
consumentenkoop, regres verkoper, regres bij niet koop, koop zaken met digitale elementen, levering
digitale inhoud, borgtocht, opdracht en lastgeving.
HC 12: interne verhouding, verbintenissen uit de wet, ongerechtvaardigde verrijking, actie tegen ov
(arresten), onverschuldigde betaling, betaling aan verkeerde/door een derde.
HC 13 en 14: onrechtmatige daad, relativiteit, gevaarzetting, arresten OD, voorzienbaarheid, gebod en
verbod na OD, anticipatie- en onderzoeksplicht, fouten ondergeschikten, in- en uitleen,
aansprakelijkheid arbeidsongevallen en beroepsziekte.
HC 15 en 16: risicoaansprakelijkheid, fout niet-ondergeschikte, gebrekkige opstallen,
gebrekkigheidscriterium, Wilnisser dijkdoorbraak-criterium, sluipende schade, aansprakelijkheid
,roerende zaken, medebezit, uitoefening bedrijf, subrogatie schadeverzekeraar, OD en producent,
product, verjaring en verval, gebrekkig product, regres.
HC 17 en 18 – Schadevergoeding
2
,HC 1 – Inleiding
Bronnen van verbintenissen:
Verschillende bronnen van verbintenissen:
- Contracten: je moet doen wat je belooft vgl. art. 3:296. Doe je dat niet en de rechter
veroordeelt je tot schadevergoeding, dan moet die vergoeding de wederpartij brengen in de
toestand waarin die financieel zou hebben verkeerd als je netjes had gedaan wat je had
beloofd (positief contractsbelang). Dit staat centraal bij vordering tot schadevergoeding.
- Onrechtmatige daad ex art. 6:162. Je mag je niet onbetamelijk gedragen. Doe je dat niet en
de rechter veroordeelt je tot schadevergoeding, dan moet die vergoeding de benadeelde
brengen in de toestand waarin die financieel zou hebben verkeerd als jij je niet onbetamelijk
had gedragen (negatief belang).
- Ongerechtvaardigde verrijking ex art. 6:212. Het geval wanneer jij verrijkt wordt ten koste van
een ander zonder dat je iets fout hebt gedaan.
- Onverschuldigde betaling ex art. 6:203. Het geval wanneer je iets hebt ontvangen zonder dat
er een goede reden voor was. Je moet het dan teruggeven.
NB Positief contractsbelang sluit negatief contractsbelang uit. Veronderstelt wordt dat negatief
contractsbelang bij positief contractsbelang ‘in zit’. Niet letterlijk, maar bij positief ga je er vanuit dat er
gecontracteerd zou zijn en haal je die gemaakte kosten daar weer uit.
Art. 6:1 bepaalt dat verbintenissen enkel kunnen ontstaan indien dit uit de wet voortvloeit, maar vgl.
HR Quint/Te Poel 1959: kan ook betekenen dat het er niet letterlijk staat, maar dat het wel in het
systeem van de wet kan passen.
Onderscheid verbintenissen door gerichte wilsverklaring of gerechtvaardigd vertrouwen en
verbintenissen die ontstaan omdat de wet het bepaalt.
Art. 6:74. Primaire verbintenis is wat je belooft te doen, secundaire verbintenis is als je wanprestatie
pleegt: de verplichting die daaruit voortvloeit.
Herkennen van een overeenkomst:
Vgl. art. 6:217 komt een overeenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding. Aanbod en
aanvaarding zijn rechtshandelingen, dus: wilsvertrouwensleer ex art. 3:33 en 3:35 toepassen (zie p.
17 e.v.). Vgl. art. 6:227 moeten de verbintenissen bepaalbaar zijn. de context en uitleg bepalen
uiteindelijk of iets ‘aanbod’ en ‘aanvaarding’ kan worden genoemd.
Dus: een aanbod herken je als door aanvaarding van dat aanbod een ovk tot stand komt. Er is
consensus en voor partijen is voldoende bepaalbaar wat ze moeten doen: dan is er een contract.
Kwalificatie en samenloop:
Stel je stelt vast dat er een contract is. Je moet je dan eerst afvragen wat voor soort contract het is. In
boek 7 BW staan de benoemde contracten, dus altijd eerst daar kijken. Kan zijn dat er daar bijzondere
regels staan die niet in boek 3 of 6 staan.
3
, In het arrest HR Inscharing 2019 zijn regels genoemd over hoe je een contract moet kwalificeren. Er
zijn twee stappen die je moet onderscheiden vgl. dit arrest:
1. Wat zijn de wederzijdse rechten en plichten die partijen op zich hebben genomen? (uitleg van
het contract)
2. Voldoen die kenmerken aan een of meer overeenkomsten geregeld in boek 7 BW (benoemde
contracten)? (kwalificatie)
Niet relevant is of partijen daadwerkelijk de bedoeling hadden om die wettelijke regels toepasselijk te
laten zijn. Als het voldoet aan de kwalificatie in de wet, valt het onder de regels van die wet.
Wat als het voldoet aan meerdere contractsvormen uit boek 7? Art. 6:215 bevat een samenloopregel.
Je moet dan alle regels naast elkaar toepassen, beide zijn van toepassing. De eisende partij kan
kiezen op welke regels deze een beroep doet (keuzevrijheid).
- Maar uitzondering: als de wet bepaalt dat er een keuze moet worden gemaakt (keuzeplicht) of
het recht wijst een regel aan die altijd voorgaat boven andere regels (exclusiviteit).
Samenloop contract/delict:
Samenloop tussen contractuele en delictuele (buitencontractueel) regels.
Het delictuele aansprakelijkheidsrecht (art. 6:162 t/m 6:196c) is in beginsel regelend recht. Een
contract en een buitencontractuele risicoaansprakelijkheid (art. 6:179) kunnen naast elkaar bestaan
(HR Dierenarts, r.o. 3.5 ), tenzij de wetgever exclusiviteit heeft gewild (Althuisius’ ladder).
Dat betekent dat in een contract tussen partijen de werking van het aansprakelijkheidsrecht kan
worden uitgesloten (exoneratie), tenzij
1. De wet anders bepaalt, of
2. de uitsluiting (exoneratie) als algemene voorwaarde onredelijk bezwarend is of het beroep
erop in concreto naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
HR Althuisius’ ladder 1996: het gebruik van een ladder is een ovk tot bruikleen. Het is een benoemd
contract, in boek 7A:1790. Bruikleenregels stellen strengere regels dan buitencontracuele regels. Er is
namelijk subjectieve kennis vereist voor de contractuele aansprakelijkheid van de bruikleengever. Dat
wil zeggen dat daadwerkelijke kennis van het gebrek is vereist. Kan geen aansprakelijkheid uit art.
6:162, want daar is objectieve kennis voldoende. Ook kan geen beroep worden gedaan op art. 6:173.
Zie rechtspraak verkort p.85.
Hoofdregel is samenloop: je kan kiezen uit de gunstigste voor jou. Uitzondering is als de wet
exclusiviteit wilt. Kan dan zijn dat het niet de gunstigste voor jou is.
In de zaak HR Dierenarts 2001 is een samenloop van een behandelingsovk en art. 6:179. In de zaak
wordt de dierenarts tijdens zijn werk geschopt. De vraag is of de eigenaar aansprakelijk kan worden
gesteld. Er is niet uitdrukkelijk of stilzwijgend afwijking van art. 6:179 overeengekomen. Uit de aard en
de strekking van de behandelingsovk volgt niet dat de risicoaansprakelijkheid niet geldt. HR zegt dat
het enkele feit dat je een behandelingsovk met de dierenarts sluit, niet wil zeggen dat de dierenarts
alle schade op zich moet nemen; art. 6:179 geldt gewoon. De behandelingsovk en art. 6:179 kunnen
in beginsel gewoon naast elkaar van toepassing zijn (r.o. 3.5). Er is meer nodig om dit buiten werking
te stellen. In r.o. 3.8.3 zegt de HR dat eigen schuld ex art. 6:101 lid 1 ook voor toepassing in
aanmerking komt indien sprake is van omstandigheden die in zijn risicosfeer liggen, maar vgl. de HR
is dat in deze zaak niet het geval.
HR Paardrijles 2002. Rechtspraakbundel p. 86
- Het onberekenbare gedrag van een dier komt in beginsel voor rekening van de eigenaar (art.
6:179).
- R.o. 3.4: enkele feit van berijden op grond van overeenkomst is niet voldoende om te
concluderen dat art. 6:179 BW geheel opzij is geschoven.
- R.o. 3.5: bij rijles blijft schade deels voor rekening cursist (6:101 BW); inhoud overeenkomst
en overige omstandigheden bepalen in hoeverre de schade voor eigen rekening blijft.
4