Hoofdstuk 1
Marketing involves:
1. Focussen op wensen en behoeften van de klant (customer needs and wants)
2. De beste methode identificeren om deze behoefte te voldaan (satisfy need and
wants)
3. Het bedrijf orienteren naar het proces to provide this satisfaction
4. Meeting organisational objectives
Different levels of international marketing
- Domestic / Exporting company: een bedrijf dat bijv in Nederland zit en exporteert,
maar dus niet in het buitenland zit (auping)
- International marketing: zit ook echt in andere landen (KLM)
- Global player: ziet de wereld als 1 markt. Sommige zijn van nature global players:
Uber, Instagram, booking.com
Theories of internationalization
• Economic model: motivated by transactional costs (Volvo)
• Behavioral model: motivated by culture, religions, geography (Dobbermayer, dit is
een skilift. Dit bedrijf is motivated door geography)
• Network or relationship mode: motivated by long term relationships
• Born global model: motivated by global customers (AIRBNB)
Factors influencing international markets (SLEPTS)
Social: aanpassen naar cultuur, religie. Bijvoorbeeld de maat van flessen, in sommige
koelkasten passen grote flessen niet. Ook de uitspraak zoals een slogan kan in een ander
land een andere betekenis hebben.)
Legal:
1. Domestic laws in home country: limited of export.
2. Local domestic law: different in every country
3. International law: laws voor meerdere regio’s zoals patents: NAFTA, EU
Economic:
- Developed country’s: EU, Japan, North America
- Emerging country’s: Brazil, India, Russia. Er is een kloof tussen arm en rijk
- Underdeveloped country’s: weinig infrastructuur, big mac indext: mensen in deze
landen moeten langer werken om er 1 te kunnen kopen omdat hun loon laag ligt.
Political: Politieke factoren kunnen risico's veroorzaken als gevolg van "plotselinge of
geleidelijke verandering in een lokale politiek” dit is nadelig voor buitenlandse bedrijven.
o Operational restrictions: employment policies or exchange controls
o Discrimination restrictions: taxes of tarieven op producten van bepaalde landen.
o Physical actions: oorlog > bijvoorbeeld, bijna alle bedrijven zijn uit Rusland gestapt
Technologic: impact: ability om data van markten te krijgen. Toegang tot het world wide
web: dit geeft weer toegang tot online shopping. Technologie is erg belangrijk.
Sustainable:
Differences between international and domestic marketing
Culture: divers en multicultureel, markets, Data: expensive, politics, governments,
economies, finance, stakeholders, business, control
Failure arises from: inability to find the right market niches, unwilling to adapt and update
products to local needs, picking the wrong partners, no unique products, etc.
When going international, a company must
1. Have a clear international competitive focus
2. Develop effective relationship strategies
3. Be committed to providing quality products and services worldwide
4. Have a well-managed organization with a culture for learning
,Hoofdstuk 2
The reasons country’s trade
- Product life cycle: op het moment dat het gaat dalen, zit er geen groei meer in het
product in eigen land. Een goede oplossing is om ‘abroad’ te gaan.
- Comparative advantage: Als je in staat bent om goedkoper te produceren dan
concurrenten of anderen, bijvoorbeeld door lagere loonkosten, of als de regering
meer geld geeft aan de bedrijven die bijvoorbeeld een product maken: subsidies. En
building expertise in certain key areas.
Risicofactoren: economische factoren, politieke factoren, natuurlijke factoren en externe
factoren. Dit maakt impact op de handel wereldwijd.
Trade deficit, ook wel handelsoverschot: dit is wanneer ene land meer importeert dan
exporteert. Bijvoorbeeld Nederland. Ze exporteren het gas naar andere landen en importeren
het gas van Rusland. Wat is het effect hiervan? Dit kan een negatief effect hebben. Je bent
afhankelijker van andere landen voor essentiële bijvoorbeeld gas. Je maakt voor bepaalde
producten meer kosten dan dat je zelf verdiend. Dit heeft een negatief effect op je eigen
geldvoorraad.
Wat zijn de drie ‘main market entry barriers’ (traid barriers)
1. Tarrifs: tarieven zoals belasting (taxes) op bepaalde producten.
2. Quantitative: Aantallen koppelen: je max maximaal zoveel producten van product X
exporteren. (Non-tarrif barrier)
3. Restrictive practices: Het mag gewoon niet geëxporteerd worden. Dit kan via de wet,
afspraken via de overheid.
Barriers to worldtrade:
Þ Ad volorem: bijvoorbeeld 20% op de importprijs
Þ Specific: % veranderd per productsoort
Þ Compound: alleen op goederen uit bepaalde landen (Discrimination restrictions)
Waarom doet een land dit? Om eigen productie van een land te beschermen.
Organisaties die zich bezighouden met handel:
- World bank: doel om armoede te bestijden. Veel handel is minder kans op oorlog
- IMF: leent geld uit aan landen die het nodig hebben. Zij willen koersen stabiel houden
- WTO: wilt handel makkelijker maken en dus ook zorgen voor minder tarieven en
kwantitatieve hoeveelheden.
World trading groups
NAFTA: free trade area, US, Canada, Mexico and is the world’s richest single market
MERCOCUR: Customs union: Brazil, Paraguay, Uruguay, Venezuela, and Argentina
APEC:
ASEAN: free trade area (AFTA) to complete Asian Economic Region by 2020).
, Hoofdstuk 3
Cultuur: een deel wat je ziet, en wat je niet ziet. Het is geloof, waarden en gewoonten.
o Beliefs: koopjesjagen
o Waarden: 3 zoenen geven
o Customs: verjaardag in een kring zitten
Hall culture
High context: bijvoorbeeld Aziatische en Arabische landen. De groep gaat boven het individu
en de cultuur en taal zijn gericht op intermenselijke relaties. Woorden hebben een
onderliggende betekenis. Zeggen veel woorden maar ook weinig.
Low context: bijvoorbeeld Nederland. Direct, Woorden die gesproken of geschreven zijn, zijn
belangrijk. Zoals een afspraak of planning.
Hofstede cultural demensions: als je een nieuw product gaat introduceren is het handig om
te weten welke cultuur een land heeft. Je kan je hier namelijk op aanpassen.
1. Individualism: het ene land is collectivist, vind groepen belangrijk (China) en het
andere land is individueel (Nederland)
2. Power distance: verschil tussen mensen. Autoriteit en hiërarchie. In sommige landen
wordt het echt gezien dat er lagen zijn in de samenleving.
3. Uncertainly avoidance: “de tolerantie van een samenleving voor ambiguïteit”, waarin
mensen een gebeurtenis van iets omarmen of afwenden. Nederland vindt
onzekerheid niet erg, Belgen wel.
4. Masculinity: dat mannen mannen dingen doen en vrouwen vrouwen dingen doen.
5. Long term orientation Vs short term orientation: als een maatschappij gericht is op
lange of korte termijn. Bijvoorbeeld met geld uitgeven, China is lang termijn, ze
denken aan sparen voor de toekomst.
6. Indulgence vs restraint: measure of happiness, hoe ga je om met genot of doe je dit
niet.
Communication typologies
- Direct vs indirect
- Elaborative vs succinct: uitgebreid vs beknopt
- Personal vs contextual: the role of speaker and relationships
- Instrumental vs affective
Social and cultural influences in the B2B market
In nederland is het zo dat we snel tot de kern komen. In andere landen is het zo dat je eerst
echt een relatie opbouwt en hierna pas tot de kern komt.
Belangrijke dingen om te doen
Adaption: aanpassen naar de cultuur
Interpreters: er zijn vertalers nodig om elkaar te begrijpen
Cultural blocks: niet alles kan je vertalen.
Stereotype: belangrijk om te vermijden
Inter-cultural preperation: zorg voor een goede voorbereiding