Hoorcolleges
Week 1.1
Oude kaart Oostelijke kant van de Middellandse Zee
● Begin literatuur: In het oude Nabije Oosten, specifiek Mesopotamië.
○ Assyrisch en Babylonisch: Verhalen vastgelegd in spijkerschrift, vaak op kleine
kleitabletten.
● Verdwijnen van kennis: Mesopotamische literatuur bleef in gebruik tot de 1e eeuw na
Christus. Daarna raakten schrift en inhoud in vergetelheid. Pas in de 19e eeuw herontdekt
door opgravingen.
● Klassieke literatuur (Grieks en Latijn):
○ Nooit verloren gegaan en fungeert als standaard en inspiratiebron.
○ Vormde een gemeenschappelijke gespreksstof voor intellectuelen die het schrift
beheersten.
Wat is literatuur?
● Kloosterperspectief:
○ Literatuur is communicatie door middel van teksten die stabiel, coherent en van
substantiële omvang zijn.
○ Niet vluchtig: het moet herhaaldelijk gelezen kunnen worden door meerdere
generaties en mag niet constant veranderen van vorm.
● Definitie volgens Cuddon:
○ Literatuur verwijst naar werken uit belangrijke genres (epiek, drama, lyriek, roman,
novelle, ode).
○ Literatuur heeft een kwalitatieve connotatie, implicerend dat het werk uitzonderlijke
artistieke waarde heeft.
○ Genres:
■ Epiek: Heldenverhalen, vaak over hun verhouding tot goden en het lot.
■ Drama: Uitbeelding van handelingen op toneel.
■ Lyriek: Korte, persoonlijke en emotionele gedichten.
■ Roman/novelle: Fictie, vaak over personages en hun relaties of avonturen.
■ Ode: Lofdicht.
● Van Dale: Literatuur omvat alle schriftelijke overleveringen van een volk of tijdperk,
inclusief alledaagse teksten.
Ontstaan van literatuur
● Mondelinge traditie: Literatuur begon als een orale overlevering (bijv. Gilgamesh).
● Overgang naar schrift:
○ Het schrift maakte overdracht aan anderen eenvoudiger, zoals bij educatie of
herinnering.
○ Belangrijkste schriftdragers:
, ■ Kleitabletten (spijkerschrift).
■ Papyrus (kwetsbaar).
■ Perkament (duurzaam, gladgemaakt leer).
■ Papier (vanaf latere tijd).
Classificaties binnen literatuur
1. Poëzie:
○ Gestileerde taal in verzen met een vaste vorm en structuur.
2. Proza:
○ Vrijer qua vorm. Behoudt grammaticale regels, maar is minder gebonden aan
stilistische beperkingen.
3. Genres:
○ Griekse genres:
■ Epiek: Heldendichten.
■ Lyriek: Persoonlijke en emotionele poëzie.
■ Filosofie: Over de plaats van de mens in de wereld.
■ Historiografie: Beschrijving van historische gebeurtenissen.
■ Retorica: Kunst van overtuigend spreken.
■ Drama: Tragedies en komedies.
■ Biografie: Geschiedenis van een persoon.
■ Epistulografie: Brieven, vaak met publicatiedoel.
○ Latijnse genres:
■ Alle Griekse genres + satire (humoristische beschrijving van alledaagse
gebeurtenissen) en epigrafiek (inscripties met een praktisch doel, vaak op
monumenten).
Antieke ideeën over literatuur
● Aristoteles:
○ Introduceert het concept van mimèsis: de nabootsing van de werkelijkheid.
○ Literatuur kan zowel beschrijven wat gebeurd is (historiografie) als wat mogelijk zou
kunnen gebeuren (poëzie).
● Quintilianus: Onderscheidt drie soorten verhalen:
○ Historia: Feiten.
○ Argumentum: Verhalen die waarschijnlijk waar zijn.
○ Mythos: Pure fictie.
Functies van literatuur
● Abrams:
○ Literatuur is een spiegel van de werkelijkheid, herkenbaar voor de lezer.
○ Tegelijkertijd functioneert het als een lamp, dat nieuwe ideeën of perspectieven kan
belichten.
● Boileau vs Perrault:
○ Classicisme vs modernisme:
■ Classicisten wilden klassieke literatuur imiteren.
■ Modernisten experimenteerden met nieuwe vormen.
● Dilthey:
, ○ In de geesteswetenschappen staat de menselijke ervaring centraal, waardoor een
scheiding tussen object en subject (zoals in natuurwetenschappen) niet mogelijk is.
Waarom antieke literaire kritiek belangrijk is
● Begrip van literatuur:
○ Literatuur als verschijnsel werd al in de oudheid onderzocht en gecategoriseerd (bijv.
genres).
○ Klassieke voorschriften vormen nog steeds een referentiepunt voor schrijvers en
theoretici.
● Verschillende benaderingen:
○ Grammatica, poetica, retorica en filosofie hebben allemaal invloed gehad op de
literaire traditie.
Plato en Aristoteles
● Plato:
○ Dichters misleiden het publiek met nabootsingen (mimesis) en spreken lagere emoties
aan in plaats van de rede.
○ Literatuur moet verbannen worden uit de staat tenzij het nuttig is voor educatie of
moraal.
● Aristoteles:
○ Literatuur heeft waarde door zijn structuur en functie.
○ In Poetica beschrijft hij tragedie als een middel tot catharsis:
■ Het zuiveren van emoties door inleving en herkenning.
Eerste eeuw voor Christus
● Cicero:
○ Vertaalde Griekse werken naar het Latijn.
○ Schreef over retorica (Brutus, De Oratore) en stijlverschillen (Azianisme vs
Athesisme).
● Horatius:
○ Ars Poetica: Een leidraad voor poëzie en de functie ervan.
● Ovidius: Poetische beschouwingen, vooral over thema’s als liefde en mythologie.
Grieken in Rome
● Invloed van Grieken: De Romeinen namen veel over van Griekse literatuur, vooral uit
Athene en Sparta.
● Belangrijke figuren:
○ Dionysius van Halicarnassus: Schreef over woordvolgorde en zinsbouw.
○ Pseudo-Longinus: Beschreef verhevenheid in stijl.
● Declamatie (showredevoeringen):
○ Populair na Cicero, waarbij retorische technieken werden gebruikt voor publiek
vermaak.
○ Quintilianus: Schreef een leerboek over retorica en benadrukte dat een redenaar niet
alleen technisch vaardig, maar ook moreel goed moest zijn.
, Week 1.2
De epische wereld
Het oude Nabije Oosten
● Epiek begon in Mesopotamië, het gebied dat al rond 3000 v.Chr. in cultuur werd gebracht
met landbouw en stedelijke ontwikkeling.
● Schrift werd hier gebruikt voor praktische zaken zoals:
○ Pachtcontracten
○ Religieuze teksten
○ Wetstabletten
○ Registraties van landbouwproducten
○ Epische verhalen, zoals het Gilgamesj-epos.
● Tabletten met spijkerschrift:
○ Verhalen, zoals het Gilgamesj-epos, werden op kleitabletten geschreven.
○ In 19e eeuw herontdekt en ontcijferd.
Oraal-formulaire theorie
● Overdracht van epische verhalen gebeurde aanvankelijk mondeling, door beroepszangers.
○ Later opgeschreven → traditie versteend, standaardteksten vastgelegd.
● Milman Parry: Onderzoek naar mondelinge kenmerken in epische werken (zoals die van
Homeros).
○ Formules:
■ "De snelvoetige Achilles"
■ "De uilogende Athene"
■ "De luidblaffende honden"
○ Deze formules maken metrisch correcte verzen mogelijk en duiden op een orale
traditie.
● Epen als raamvertellingen:
○ Overkoepelend thema, met kleinere verhalen die samen een geheel vormen.
○ Zowel te zien bij het Gilgamesj-epos als bij Griekse epen zoals die van Homeros.
Gilgamesj-epos
Geschiedenis en overlevering
● Direct overgeleverd op kleitabletten in spijkerschrift.
● Oudste versies dateren uit 2100 v.Chr. (opgeschreven in Soemerisch spijkerschrift).
● Sin-leqi-unnini: auteur van de standaardversie.
● Laatste schriftelijke versies uit 130 v.Chr.
● Het epos was populair in verschillende regio's en talen, van Israël tot Centraal-Anatolië.
● Inhoud:
○ 12 tabletten, rond 3000 regels.
○ Beschrijft de avonturen van Gilgamesj, koning van Uruk (2/3 god, 1/3 mens).
Samenvatting van het verhaal
1. Introductie:
○ Gilgamesj, koning van Uruk, wordt neergezet als arrogant en machtig.
○ De goden scheppen Enkidu, een primitieve man, om Gilgamesj te temmen.