Samenvatting Engels in het basisonderwijs hoofdstuk 1,2,3
Hoofdstuk 1
In het Europese talenbeleid streven ze naar de stimulatie van 2 vreemde talen: M + 2. Een
van deze talen is een gemeenschapstaal of lingua franca. Hier wordt vaak het Engels voor
gekozen.
In Nederland werden hiervoor bijv. kerndoelen vastgesteld en werd Engels een vak op de
Pabo.
Door migratie is er een grote verspreiding van een taal.
Het doel van Engels is vooral dat je kunt communiceren (hoeft niet foutloos) en een
positievere houding hebt tegenover het ontwikkelen van vreemde talen. Kenmerken
communicatieve aanpak:
1. kwalitatief goed taalaanbod: onderwerpen betekenisvol (sluiten aan bij leeftijd/
belevingswereld).
2. gebruikmaking voorkennis: iedereen krijgt dezelfde stof, maar vat het anders op. Dit komt
door het verschil aan voorkennis. Je moet ruimte bieden voor individuele variaties in kennis
en kunde.
3. situationeel Engels: geen rijtjes uit het hoofd leren maar communiceren met elkaar.
4. realistisch taalgebruik: je introduceert nieuwe stof in realistische dialogen d.m.v.
luisterfragmenten.
5. vaardigheden: alle 5 vaardigheden (luisteren, kijken, spreken, lezen, schrijven) komen aan
bod.
6. ondersteuning: stimuleren Engels te spreken en succeservaringen bieden. Variatie in
activiteiten en feedback geven.
Voor taalzwakke en dyslectische leerlingen is het belangrijk veel situationeel aanbod te
geven (direct toepasbare zinnen). Zo begint iedereen gelijk.
Bij weinig voorkennis laat je kinderen veel luisteren naar luisterfragmenten en liedjes,
zonder dat ze zelf praten (stille periode). Kinderen met veel voorkennis kunnen dan echte
opdrachten maken.
Kerndoelen Engels:
1. Informatie halen uit gesproken of geschreven Engels.
2. Informatie (durven) vragen of geven.
3. Schrijfwijze leren van enkele alledaagse woorden.
4. Woordbetekenissen en schrijfwijzen opzoeken in een woordenboek.
Er zijn geen vakdocenten Engels op de basisschool. Dit heeft als nadeel dat er minder
vakdidactische kennis is op dat gebied, maar dat is overal zo. Voordelen zijn dat je alles weet
over een pedagogische en didactische aanpak, je er op een ander moment op terug kan
komen en je Engels kan betrekken bij andere vakken.
Engels is voor Nederlanders vaak niet moeilijk te leren omdat het lijkt op het Engels en
omdat je er via tv, YouTube, reclames, etc. veel in aanraking mee komt. Nederlanders vinden
, zichzelf dan vaak ook goed in Engels. Toch blijft het een lastige taal en blijven veel mensen
steken op het basisniveau (jezelf verstaanbaar kunnen maken).
Via het ERK kun je aangeven welk niveau van vreemde taal je bezit. A1, A2 (basisgebruiker),
B1, B2 (onafhankelijke gebruiker), C1 of C2 (vaardige gebruiker).
Vanuit Nederland en Engeland zijn lespakketten (hoef je niet precies te volgen) ontwikkeld
en aanvullend lesmateriaal (picture dictionary).
Ontwikkelingen van de laatste jaren: voorkennis is toegenomen, meer kinderen groeien op
in meertalige situaties, de kerndoelen worden regelmatig vernieuwd en er is meer
multimedia.
Ondanks veranderingen door de jaren heen is het resultaat niet omhoog gegaan.
Verbeterpunten zijn dat leerkrachten moeten worden (na)geschoold in vakdidactiek en
voldoende taalvaardig moeten zijn, en dat alle leerlingen een voldoende moeten kunnen
halen.
Bij vvto leren kinderen al vanaf groep 1 spelenderwijs Engels. Er komen steeds meer scholen
met vvto onderwijs. Dit komt omdat het tto een succes is (vo) en omdat ouders steeds meer
kiezen voor een school met vvto. Scholen geven als argument het te doen: ze leren
spelenderwijs, de uispraak word beter en ze leren makkelijker taal.
Het is het best om te starten in groep 1, omdat groep 2 geen zin heeft, groep ¾ ze net gaan
lezen en schrijven, en groep 5/6 alweer aan de late kant is.
Het beste zou zijn dat een goed voorbereide Engels leraar in alle jaargroepen op een
interactieve manier een aantal vaste uren per week Engels geeft.
Vvto is geschikt voor alle scholen omdat er spelenderwijs word geleerd (het word een
uitdaging), het voor taalzwakke (metalinguïstisch bewustzijn), en meertalige, (ook voor de
Nederlands ontwikkeling), dyslectische (juist jong beginnen) en hoogbegaafde (uitdaging)
kinderen juist goed is.
Uit onderzoek is gebleken dat vvto veel positieve effecten oplevert, en geen negatieve.
CLIL (content and language integrated learning) is een vervolg op vvto. Deze sluiten, in
tegenstelling tot de normale lessen, aan bij het niveau van het kind. Voordelen:
- Er zijn geen aparte vak lessen meer (tijdsbesparing) en ze leren efficiënter.
- Het vergroot het taalaanbod voor de leraar, en de motivatie van kind en dus leraar.
- CLIL bied mogelijkheid tot integratie van vakken.
- Enthousiaste ouders.
Nadelen:
- leerlingen zijn onzeker (je moet ze in de beginfase goed begeleiden).
- leraren moeten goed Engels kunnen (nascholing).
- gaat ten koste van de vakinhoud (blijkt uit onderzoek van niet).
- invoering kost tijd, energie en geld (subsidies).