Barbara Buijten : methodisch werken in het sociale domein
H3.1
Methodisch werken wil zeggen dat je werkt vanuit een bepaalde visie en in stappen of fasen om een veranderingsbehoefte te
realiseren of een doel te bereiken.
In het methodisch werken kom je probleemfactoren tegen;
• Persoonlijke factoren, zowel van de client als van jezelf.
Methodisch werken betekent dat je op een bewuste manier en volgens een vaste werkwijze samen met de client een
hulpverleningsproces doorloopt.
Onderzoek en analyse: Methodisch werken begint met een gedegen onderzoek naar de situatie en naar de persoon in de situatie.
Hiervoor is het belangrijk om een onderzoekende houding te ontwikkelen. Een onderzoekende houding begint met een gezonde
nieuwsgierigheid en vormt een essentieel element voor het begrijpen van gedrag, mechanismes en patronen. Denk aan de invloed van
nature (biologische factoren) en nurture (de omgevingsfactoren waarin iemand is opgegroeid). Een goede onderzoekende houding
betekent dat je als sociaal professional openstaat voor sociale en psychologische factoren, zowel bij jezelf als bij de ander. Het
onderzoeken begint met een hulpvraag die voortkomt uit een aangedragen probleem.
Kritisch onderzoekend zijn betekent dat je geen genoegen neemt met het begint van inzicht, maar dat je doorvraagt. Kritische
onderzoekers zijn vriendelijk en alert en blijven geïnteresseerd. Ze staan open voor bijzondere antwoorden en voor verschijnselen die
vervolgens weer om een kritische reflectie vragen.
Doelgericht
Het verlenen van hulp is gericht op het behalen van een bepaald resultaat. Het doel kan zijn een oplossing zoeken voor een
vastgesteld probleem, een antwoord geven op een vraagstuk, het meehelpen vervullen van een bepaalde behoefte en daarbij niet
onbelangrijk- het zoveel mogelijk vergroten van het zelfoplossend vermogen van de client.
Planmatig
Planmatig werken houdt in dat je via een afgesproken wijze, namelijk via een planning van activiteiten, taken uitvoert. Je spreekt
samen met de client af welke taken zullen worden gedaan en wie deze taken voor zijn rekening neemt. In het planmatig werken is een
goede communicatieve uitwisseling erg belangrijk. Je brengt elkaar op de hoogte en je zoekt afstemming in de activiteiten die je
uitvoert.
Procesmatig
Methodisch werken is eigenlijk een vorm van proces besturing. Het betekent dat je de hulpverlening op een beheerste,
gestructureerde en gecontroleerde wijze laat verlopen. Procesmatig werken gaat ook over het 'hoe'. Op welke wijze werk je samen aan
de genoemde punten en problemen en hoe ga je die samen oplossen. Het procesmatige houdt rekening met het effect dat de ene stap
op de andere heeft en bekijkt kritisch wat er in deze stappen precies nodig is.
Systematiek
Als sociaal professioneel werk je op een geordende en samenhangende wijze om samen met de client het gestelde doel of doelen te
bereiken. Wanneer je samenwerkt aan het oplossen van een probleem, dan werk je op twee manieren systematisch: zowel in de
samenwerking met de client als in de wijze waarop gewerkt wordt aan het oplossen van het probleem. Beide kanten zijn met elkaar
verbonden en beïnvloeden elkaar. Jij, als sociaal professional, bent je hier bewust van. Systematisch werken wil tevens zeggen dat je
een bepaalde kijk hebt op het ontstaan en de aanpak van problemen of moeilijkheden.
Evidence-based
Evidence-based werken betekent dat de manier waarop jij het werk doet, gebaseerd is op bewijsbare en wetenschappelijke inzichten
en op de meest actuele informatie binnen het vakgebied. Het gaat om de best beschikbare informatie waarmee je zo doelgericht
mogelijk aan het werk gaat.
Voordelen methodisch werken
Er zijn veel voordelen bij een methodische wijze van werken. Zo neemt de kans op fouten af, omdat je meer zicht krijgt op wat er
gebeurt en je vanuit een breder perspectief naar situaties kijkt. Ook verwachtingen worden met methodisch werken beter gemanaged:
zowel een ander als jijzelf weet wat er verwacht mag worden van elkaar.
,H3.2
Fasen in het methodisch werken:
Startfase
In de startfase leer je elkaar kennen en hoor je de motivatie (of gebrek aan motivatie) van de client om de stap naar hulpverlening te
zetten. Dit kan een intrinsieke of een extrinsieke motivatie zijn. De intrinsieke motivatie gaat over het handelen uit eigen interesse, uit
eigen overtuiging, omdat iets goed voelt om te doen, of de wil om iets te veranderen aan de eigen situatie. Deze vorm van motivatie
staat los van de beloning van buitenaf. Bij extrinsieke motivatie doe of leer je iets omdat er een beloning of straf tegenover staat of
omdat iemand anders jou heeft gestimuleerd om hulp te zoeken.
Afspraken maken
Later in de startfase is het goed om afspraken te maken over verschillende verantwoordelijkheden. Wanneer afspraken ontbreken-
bijvoorbeeld over wie de volgende afspraak maakt, over wat je in de tussentijd gaat doen, over wanneer jullie elkaar weer zien, over de
taken die jullie hebben genoemd- zullen er snel onduidelijkheden en misverstanden ontstaan. Doe aan verwachtings management. Dat
houdt in dat je duidelijkheid vraagt over wat je client zou willen.
Relatieopbouw
Uit onderzoek komt naar voren dat een effectieve sociaal professional over een aantal belangrijke vaardigheden beschikt, zoals goede
verbale vaardigheden en op de juiste wijze kunnen afstemmen op de client. Maar ook gedachten en gevoelens kunnen benoemen en
verhelderen, en affectie aan de patiënt kunnen laten zien zoals warmte, acceptatie en empathie, horen hierbij. Belangrijk is dat je
gericht bent op de ander en daarin mee kunt bewegen.
Binnen het hulpverleningsproces wordt er veel van cliënten gevraagd. Ze voelen zich kwetsbaar en afhankelijk of vinden het moei
lijk om hulp te vragen. Hiervoor is begrip en geduld nodig.
De schaalvragen:
Bij een schaalvraag wordt er een lijn getekend met de cijfers 1 tot 10. De sociaal professional vraagt niet alleen hoe het gaat met de
client, maar ook of de client een cijfer kan geven tussen de 1 en de 10. Het cijfer wordt zo een metafoor om het vraagstuk of de
clientensituatie te kunnen duiden.
De wondervraag:
Bij de wondervraag vraagt de sociaal professional eerst toestemming aan de client om een gekke vraag te mogen stellen. Vervolgens
leidt de sociaal werker de vraag in door te zeggen: stel je gaat straks naar huis, je gaat eten, je brengt de avond door en gaat slapen.
En dan, terwijl je slaapt gebeurt er ineens een wonder. Je merkt dat het wonder heeft plaats gevonden. Hoe ziet jouw volgende
morgen er dan uit? Wat merk je dat er veranderd is?
, Hoofdstuk 7
Stapsgewijze aanpak
Richt je aandacht op de vragen:
• Wat zijn de problemen, wat zijn de vraagstukken, waar liggen de behoeften?
• Hoe zien deze problemen en vraagstukken er precies uit?
• Wat zijn de achterliggende oorzaken en redenen?
• Wat moet er precies gebeuren om tot verandering of misschien tot acceptatie van de situatie te komen?
• Wat moet er gebeuren om problemen op te lossen en vraagstukken aan te kunnen pakken?
Je verzamelt informatie, brengt de behoefte van de client in kaart, je gaat onderzoeken en plannen, samen acties bedenken en
uitvoeren, en je kijkt hoe je dit gaat monitoren en rapporteren. Met deze onderdelen werk je doelgericht en werk je samen toe naar een
beoogd resultaat.
Fasen methodisch werken:
Startfase:
• Kennismaken en contact
• Vertrouwen en veiligheid bieden
• Erkennen en herkennen van de persoon
• Verzamelen van informatie
• Behoefte in kaart brengen en prioriteiten stellen
• Motivatie
Onderzoeksfase en planning:
• Onderzoeken en analyseren van het probleem
• Vaststellen probleem, hulpvraag in kaart brengen en doelen opstellen
• Acties formuleren
• Een planning maken
Actiefase:
• Aanpakken en acties uitvoeren
• Nieuw gedrag aanleren
• Omgaan met weerzin en weerstand
Afrondingsfase:
• Evalueren
• Rapporteren
• Reflectie op de hulpverlening
Hoofdstuk 8
In het contact met de ander ben je continu aan het afstemmen en aansluiten. Wanneer jij als sociaal professional contact maakt met de
client, is het belangrijk dat jij jezelf als eerste zo eerlijk en authentiek mogelijk aan de ander presenteert. Dit doe je door aan de ene
kant jezelf te laten zien zoals je bent. Probeer niet te veel in de rol van sociaal professional te kruipen.
Autisme en contact
Voor mensen met een autismespectrumstoornis is de communicatie en het contact met de ander vaak onduidelijk, onoverzichtelijk en
vol met ondoorgrondelijke sociale regels. Autisme is een aandoening waarbij iemand de wereld op een andere manier ervaart dan een
gemiddeld mens. Dat komt omdat de manier waarop de hersenen informatie verwerken anders verloopt dan bij mensen zonder
autisme. Door autisme is het lastig om losse informatie te ordenen en te verwerken tot een groot samenhangend geheel.
Verschillende soorten empathie:
• Cognitieve empathie: dit betreft het empathisch vermogen om een zienswijze en de gedachtegang van een ander goed te
begrijpen. Je kunt je bijvoorbeeld goed identificeren met fictieve personages in films of boeken.
• Affectieve empathie: dit is het empathisch vermogen om de gevoelens van andere te voelen en deze gevoelens kenbaar te maken.