Hoorcollege 1 – Inleiding
Er zijn twee processen in het kader van het ontwikkelen van theorieën:
1. Het lenen en vertalen van theorieën en methoden van gerelateerde academische
wetenschappen (voornamelijk mens en sociale wetenschappen, ook filosofie)
2. Het ontwikkelen van originele theorieën en methoden op basis van stukken en empirisch
onderzoek van historici.
Het centrale doel is het ontwikkelen van een gevoeligheid voor de voor- en nadelen van beide
processen en de gevolgen voor resultaten van historici. Een variëteit aan perspectieven leidt tot
verschillende posities, verschillende nadrukken en verschillende debatten. Hoe moeten we
geschiedenis bestuderen? Objectief en onbevooroordeeld? Historici lijken feiten te presenteren,
maar er is geen objectieve waarheid. Perspectieven hebben invloed op de objectieve waarheid.
Inleiding in het perspectief van het geheugen
Er zijn verschillende manieren waarop je het geheugen van mensen kunt beïnvloeden/construeren:
Via (officiële) afbeeldingen, zoals postzegels en flyers
Via rituelen, zoals publieke feestdagen en parades
Films, kranten, beelden
NB: dezelfde beelden etc. kunnen na afloop van een gebeurtenis in de context van een
museum een heel andere invloed op de herinnering hebben
Het geheugen blijft gecompliceerd, want er is nooit één gezamenlijk geheugen. Deze verschillende
gezamenlijke herinneringen kunnen met elkaar in strijd zijn, er zijn vaak verschillende narratieven.
Inleiding in het geografische perspectief
In dit perspectief gebruiken we drie geografische concepten: de wereld, de aarde en de planeet.
Transnationaal sociaal veld =
1. Grensoverschrijdende mobiliteit: geschiedenis is gegrond in verschillende landen, mensen en
ontwikkelingen zijn niet gebonden aan slechts één land of gebied
2. Mondiale publieke sfeer: sinds de 19e eeuw is er steeds meer sprake van een mondiale
publieke sfeer inzake bv. ideeën over revolutie en acties t.a.v. revolutie, denk ook aan
internationale instituties betreffende communisme, of juist vrede
Inleiding in het perspectief van de sociale wetenschappen
De kern is gedrag van mensen en groepen binnen de maatschappij
Individuele beslissingen zijn minder relevant
Positivisme (empirisch, data, systematisch, controleerbaar) vs. interpretivisme (afhankelijk
van interpretatie van een bepaalde historicus) sociale wetenschappen zijn gericht op het
systematisch analyseren van patronen in politieke, economische en sociale fenomenen
Belangrijke vragen voor het perspectief van de sociale wetenschappen zijn:
1. Wat kunnen we leren van de geschiedenis van sociaal gedrag?
2. Wat kunnen inzichten in sociaal gedrag ons leren over de geschiedenis?
Inleiding in het hermeneutische perspectief
Hermeneutiek draait om interpretatie, hetgeen gerelateerd is aan feiten, objectiviteit en
subjectiviteit, en relativisme. Er zijn twee lagen ten aanzien van hermeneutiek:
Algemeen begrip: de ‘handeling’ van het interpreteren (methode)
Filosofisch begrip: de ‘reflectie’ op het interpreteren, wat gebeurt er bij interpretatie?
,Het probleem met geschiedenis is dat de historicus zelf
onderdeel is van de geschiedenis. Historici construeren verhalen
op basis van bronnen, maar het constructieproces wordt
beïnvloed door de interpretatie van de historicus. De vraag is of
dit dus überhaupt objectief kan.
Feiten zijn beschrijvingen van de stand van zaken in het
verleden. Feiten bestaan dus uit ‘taal’ en zijn afhankelijk van
conceptuele kaders en gebonden aan de context. Feitelijke
claims zijn dus interpretaties van de stand van zaken in het
verleden.
Interpretaties veranderen door de tijd heen, omdat door de tijd heen de historische context
verandert, je point of view verandert, de gestelde vragen veranderen en de relevante bronnen
veranderen. Historici vinden dus geen koude, harde feiten en presenteren ze niet als de
waarheid, ze interpreteren en construeren een verhaal.
Omdat iedereen ‘zijn eigen waarheid’ heeft, kan je je afvragen of er geen sprake is van
relativisme. Is er wel een waarheid en is objectiviteit wel mogelijk? De relevante vraag voor
hermeneutiek is dan ook of de echte uitdaging van geschiedenis objectiviteit is, dan wel omgaan
met de consequenties van het (ethisch) relativisme.
,Perspectief van de herinneringen/geheugen
Hoorcollege 2 – Herinneringen en geschiedenis
Herinneringen = het verleden zoals dit wordt herinnerd
Geschiedenis = het verleden zoals dit wordt bestudeerd
deze twee hebben met elkaar te maken, ze kunnen beide invloed op elkaar hebben
Hoe werken herinneringen?
Er zijn drie typen herinneringen:
1. Episodisch: herinneringen ten aanzien van gebeurtenissen voor historici meest relevant
2. Semantisch: herinneringen en het interpreteren van kennis
3. Als gewoonte: je hoeft er niet meer over na te denken, procedureel (bv. fietsen)
Er zijn vervolgens verschillende wijzen waarop herinneringen werken:
Middels vertellingen (mondeling of schriftelijk, kan ook (deels) fictie zijn)
Het betekenis geven aan het heden en het voorspellen van de toekomst
Het geheugen als ‘beoefening’: het herinneren (mentale handeling), maar ook de herinnering
(de praktijk van het herinneren creëert een herinnering, zoals herdenkingen)
Geheugen is niet statisch/gefixeerd, maar is een manier om verleden te vertalen naar heden.
Het heden verandert constant, dus de manier van vertalen van het verleden ook
(presentisme).
Zijn herinneringen individueel of collectief?
Individuele herinneringen en identiteit
o Memoires zijn een belangrijk voorbeeld van de manier waarop individuen hun identiteit
construeren middels hun eigen herinneringen
o Individuele herinneringen zijn vaak ingebed in de sociale context van het heden
Individuele herinneringen en collectieve herinneringen
o Een herinnering kan ook collectief worden: het gaat dan om een herinnering van de
groep die zich bewust is van een gedeeld verleden.
o Individuen kunnen hun herinneringen slechts plaatsen in de context van de gedeelde
herinneringen en de sociale, collectieve gebruiken.
o NB: maatschappijen zijn divers, dus je kunt onderdeel zijn van verschillende groepen en
dus van verschillende collectieve herinneringen.
Collectieve herinnering en de vorming van collectieve identiteit
o Een collectieve herinnering kan een collectieve identiteit laten ontstaan. De collectieve
herinnering is in die zin constitutief voor de collectieve identiteit / het collectief
Het doorgeven van herinneringen
o Mondeling, directe communicatie (Halbwachs)
o Mensen geven betekenis aan zaken door visuele herinneringen. Zo kan je bv. via kaarten
of postzegels over een lange tijd heen zien welke beelden belangrijk zijn. Dit is een
andere vorm van collectieve herinneringen, namelijk visuele herinneringen. De visuele
herinneringen ontstaan eigenlijk door culturele objecten.
Er zijn verschillende concepten van collectieve herinneringen, vanaf de jaren ’20 gaat het dan vooral
om collectieve herinneringen zoals hierboven omschreven (Halbwachs) en visuele herinneringen
(Warburg, maar ook mondeling). In de jaren ’80 was er herleefde interesse in herinneringen. Het stel
Assmann combineerde mondelinge en visuele herinneringen. Herinneringen kan je verdelen in 2:
, 1. Communicatieve herinneringen = ontstaan door alledaagse interacties en bestaan niet langer
dan vier generaties (80 tot 100 jaar)
2. Culturele herinneringen = staan op afstand van het alledaagse (verheft zich ervan) en gaan
over belangrijke gebeurtenissen die vaststaan door teksten, rites en monumenten. Dit zorgt
voor een stabiele basis voor een groepsidentiteit. Is een vorm van het reconstrueren van het
verleden in het heden. De gebeurtenis is dus onderdeel van je herinnering, zonder dat je op
wat voor manier dan ook in de buurt moet zijn van de gebeurtenis (i.p.v. 80-100 jaar).
Iedereen is constant onderdeel van de recreatie van de collectieve herinnering (bv.
jodendom, maar ook koningsdag en het stemmen bij de verkiezingen).
Volgens Hirsch is er sprake van ‘postherinnering’ (1992). Herinneringen van eerdere generaties o.b.v.
trauma’s wordt doorgegeven aan latere generaties. Dit zit tussen individuele herinneringen en
collectieve herinneringen in, omdat het trauma in eerste instantie op het individuele niveau wordt
beleefd (het naziverleden bv.). Deze trauma’s vormen herinneringen van een latere generatie.
Herinneringen en het vergeten
Ricoeur schreef over de theorie van herinneringen en het vergeten. Vergeten is de andere
kant van herinneren.
Vergeten kan komen in geforceerde vorm of met opzet (bv. via amnestie, politieke
beslissingen, het vernietigen van symbolen van het verleden). Dit kan dus een sociaal doel
dienen.
Het recht om te vergeten = het scheiden van dader en daad, en dus het onthouden van het
kwade maar niet het onthouden van de dader. Dit zorgt voor verzoening en vergeving.
Hoe staan herinneringen in verband met geschiedenis? integraal
Het bestuderen van nationale mythen: geschiedkundige gebeurtenissen kunnen op een
bepaalde manier beleefd worden en daarmee invloed hebben op de collectieve identiteit. De
nationale mythen worden via gebruiken herinnerd (zoals herdenkingsdagen), zie hieronder.
Het onderzoeken van de gebruiken van gezamenlijke herdenking en het gezamenlijk vergeten:
bv. museums, monumenten. Interessant hoe de eerste wereldoorlog herdacht wordt in de
verschillende landen. Een voorbeeld van het gezamenlijk vergeten van een historische
gebeurtenis is de genocide die Duitsland pleegde in Afrika.
Het onderzoeken van de ‘inmenging’ van politiek in herinneringen: politiek kan ervoor zorgen
dat een gebeurtenis positief of juist negatief wordt herdacht, een nationale feestdag wordt
etc. Er is wat dat betreft een verband tussen identiteit en herinneren, maar hebben ook
invloed op de vraag wie de rechtmatige eigenaar is van bepaalde delen van landen
(historische claims).
Het gebruiken van herinneringen om de geschiedenis te bestuderen: bv. mondelinge
geschiedenis of documenten in een archief. combineren is het beste
o Archieven zijn niet altijd even objectief, omdat je beeld gelimiteerd wordt door
hetgeen aanwezig is in de collectie, omdat het bestuur bepaalde stukken
onwelgevallig vindt. Daarnaast kunnen intrinsieke ideeën beïnvloeden wat belangrijk
is en wat niet. Ook wordt je hierbij gelimiteerd tot schriftelijke stukken, en niet
iedereen kan schrijven en niet alles kan opgeschreven worden.
o Mondelinge geschiedenis is daarom een belangrijke aanvulling. Oral history heeft een
emancipatoir karakter, het gaat om het vertellen van verhalen en het horen van
stemmen die je niet vindt in archieven, gebaseerd op hun eigen herinneringen. Het
bestuderen van trauma (bv. holocaust) lukt vaak ook beter via mondelinge
getuigenissen. De grenzen aan mondelinge geschiedenis bestaan uit het veranderen
van de betekenis van bepaalde woorden, bepalend is de interviewer dan wel degene
die vertelt dan wel de tijd die je hebt voor het interview. De informatie die je verkrijgt
is afhankelijk an de structuur van het interview. Daarnaast geldt dat het vertellen van