2024
Beweegvaardigheid
onder kinderen
Wat is de beweegvaardigheid van schoolgaande kinderen?
Onderzoeker: Renske Wakkerman
Opdrachtgever: Welzijn West Betuwe
,INLEIDING
Sporten is gezond, dat weet iedereen. Sport kent allerlei positieve effecten op fysieke en mentale
gezondheid (NOC*NSF, z.d.). Daarbij werkt het ook nog eens positief op leerprocessen, zeker bij kinderen.
Denk hierbij aan sociale contacten leggen en het leren omgaan met emoties. Sport heeft een positieve
invloed op conditie, spierkracht, gezonde levensstijl, nachtrust, concentratie, zelfvertrouwen, cognitie,
gezondheidszorg, etc. Zo valt het lijstje met nog allerlei aspecten aan te vullen (NOC*NSF, z.d.).
Vanwege alle positieve effecten van sport is het belangrijk om op jonge leeftijd te sporten en bewegen.
“Al op jonge leeftijd wordt de basis gelegd voor een leven lang sport- en beweegplezier. Het heeft
namelijk een positief effect op de sport- en beweegparticipatie als iemand op jonge leeftijd kennismaakt
met sport en sportief bewegen” (NOC*NSF, 2022). Niet alleen kennismaken is belangrijk. Ook
beweegvaardigheid speelt een rol bij het leven lang sporten en bewegen. Zo schrijft NOC*NSF (2022) het
volgende: “Een goede beweegvaardigheid zorgt voor meer sportplezier”, en “wie op jonge leeftijd plezier
ervaart in sporten en bewegen, ontwikkelt dikwijls een actieve leefstijl op latere leeftijd” (Nederlandse
Sportraad et al., 2018).
Toch daalt de beweegvaardigheid onder kinderen. Verschillende factoren zorgen ervoor dat kinderen
steeds minder vaak bewegen. In 2018 speelde bijvoorbeeld 8% van de kinderen nooit buiten, en dit is
opgelopen naar 17% in 2022. Dat blijkt uit het onderzoek van Kaal (2022) over het buiten speelgedrag van
kinderen. Dit komt onder andere door de afname van buiten speelmogelijkheden. Ook Rijksoverheid (z.d.)
bevestigt dat er te weinig (veilige) speelplekken zijn voor kinderen. Dit is niet de enige trend die ervoor
zorgt dat kinderen minder beweegvaardig zijn. Denk aan de tijd die kinderen tegenwoordig spenderen
achter een scherm. Ook prestatiedruk speelt hierin een rol (Kaal, 2022). Digitalisering, verstedelijking
(Rijksoverheid, z.d.) en focus op prestaties (Singh et al., 2023) zorgen voor minder beweging en meer
zitgedrag onder kinderen.
Kinderen besteden dus minder tijd aan sporten en bewegen en er is een achteruitgang te zien in de
motorische vaardigheden van kinderen, maar het draagt wel bij aan de sport- en beweegparticipatie
wanneer kinderen motorisch vaardig zijn (Singh et al., 2023). Het monitoren van deze vaardigheden geeft
de mogelijkheid om in te spelen op de resultaten daarvan, en dus in te spelen op de beweegvaardigheid.
Deze kennis over beweegvaardigheid onder de jeugd is interessant voor organisaties en haar
medewerkers die beleid vormen en uitvoeren, zoals gemeenten, verenigingen, buurtsportcoaches,
beweegmakelaars, welzijnsorganisaties en commerciële sportaanbieders. Zij kunnen inspelen op deze
kennis en dat kan bijdragen aan de sport- en beweegparticipatie en daarmee een gezonde leefstijl.
Om in te kunnen spelen op het beweegniveau onder kinderen is het belangrijk om zicht te hebben op het
huidige beweegniveau. Als er data is over de motorische vaardigheden onder kinderen is dat terug te
brengen tot op allerlei niveaus: individueel, per school, per kern (dorpen/steden) en gemeentelijk. Al deze
data geeft inzicht in de huidige beweegorganisatie. Vanuit daar kunnen er interventies plaatsvinden op de
eerder genoemde niveaus.
Het doel van het onderzoek is daarom als volgt: het inzichtelijk maken van het beweegniveau van
schoolgaande kinderen van de basisschoolleeftijd in de gemeente West Betuwe.
1
, THEORETISCH KADER
Steeds meer Nederlandse lokale sportakkoorden spreken over een brede motorische ontwikkeling (BMO)
(Hoofwijk et al., 2020). Clark en Metcalfe (2002) geven betekenis aan de motorische ontwikkeling en de
vaardigheden die daarbij komen kijken door middel van de ‘Mountain of motor development’ (figuur 1).
Volgens Clark en Metcalfe (2002) komen kinderen tijdens het beklimmen van deze berg in het tweede
levensjaar aan bij ‘Fundamental Motor Patterns’. Deze periode staat in het teken van de ontwikkeling van
fundamentele vaardigheden. Deze vaardigheden vormen de bouwstenen voor de ontwikkeling van latere
context-specifieke motorische vaardigheden. Deze periode duurt ongeveer tot een leeftijd van zeven jaar
oud. Vooruitgang op de berg in deze periode wordt steeds specifieker waarbij verschillen tussen
individuen zullen leiden tot verschillen in de ontwikkeling (de verschillende pieken van de berg).
Figuur 1: Mountain of motor development (Clark & Metcalfe, 2002).
In de context-specifieke periode worden fundamentele vaardigheden toegepast in verschillende situaties
(Clark & Metcalfe, 2002). Kinderen hebben fundamentele vaardigheden nodig om zich verder te kunnen
ontwikkelen (in een specifieke sport). Er bestaan te veel context-specifieke vaardigheden om deze periode
af te kunnen sluiten. Wanneer iemand iets nieuws wil leren, zal hij met de basis van fundamentele
vaardigheden moeten beginnen aan een nieuwe piek op de berg (Clark & Metcalfe, 2002).
Een brede motorische ontwikkeling (BMO) speelt een steeds grotere rol in Nederland bij de motorische
ontwikkeling van het kind (Hoofwijk et al., 2020). Wormhoudt et al. (2017) en Whitehead (1993)
beschrijven hoe BMO op verschillende manieren bijdraagt, maar het belangrijkste: een langere
betrokkenheid in sportparticipatie. Ook Côte et al. (2009) stellen dat het beoefenen van verschillende
sporten van jongs af aan (met de focus op speelse activiteiten), wat bijdraagt aan de BMO, verband houdt
met een langere betrokkenheid in sportparticipatie. Dit komt onder andere door de positieve invloed van
BMO op de intrinsieke motivatie om deel te nemen aan sport en de motorische, cognitieve én sociaal-
emotionele ontwikkeling van het kind, waar het later ook weer profijt van heeft binnen en buiten de
sport- en beweegcontext (Côte et al., 2009). Die brede motorische basis is breed toepasbaar in allerlei
vormen van bewegen (Barnett et al., 2016). Deze bestaat volgens Clark en Metcalfe (2002) uit drie
categorieën: verplaatsingsvaardigheden, objectbeheersing en balansvaardigheden. Ook Newell (2020),
Hoofwijk et al. (2020) en Barnett et al. (2016) bevestigen deze categorisering van de verschillende
vaardigheden. De brede motorische basis van objectbeheersing en verplaatsings- en balansvaardigheden
worden gezien als die fundamentele beweegvaardigheden (Newell, 2020). Hoofwijk et al. (2020) hanteren
de volgende definitie van een brede motorische ontwikkeling: “Het verwerven van fundamentele
2