De stof voor de voortgangstoets blok 4:
- Boek School en didactiek: hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7 (6.6 en 7.4 niet)
- Boek Activiteiten bij leren: Hoofdstuk 3.5 t/m Hoofdstuk 8
- Alle bijlagen bij de lesopdrachten
Hoofdstuk 6 Toezicht houden buiten de lessen
Als onderwijsassistent begeleid je leerlingen niet alleen in de les, maar ook buiten het klaslokaal
heb je een begeleidingstaak. Je houdt toezicht bij allerlei niet-lesgebonden activiteiten. Dat kan
een kamp zijn. maar ook buiten spelen op het schoolplein, een excursie of een stage bijvoorbeeld.
Als deze activiteiten zich buiten het schoolterrein afspelen, spreek je van buitenschoolse
activiteiten.
Bij die begeleiding wordt van jou verwacht dat je interesse toont in de leerlingen en in de activiteit
en dat je handel optreedt wanneer leerlingen afwijken of dreigen af te wijken van de gemaakte
afspraken of geldende regels en protocollen. In zo’n geval neem je praktische en pedagogische
beslissing om de situatie te regelen. Je let buiten de lessen extra goed op de veiligheid van
leerlingen. Mocht er iets gebeuren, dan weet je wat je moet doen en doe je dat ook.
Regels
Vrijwel alle scholen hebben regels opgesteld die ze gebruiken bij buitenschoolse activiteiten. Als je
die regels vastlegt in een methodische leidraad, spreek je van een protocol. Zo heb je op veel
scholen een protocol buitenschoolse activiteiten. Ouders die hun kind aan school toevertrouwen,
moeten ervan uit kunnen gaan dat buitenschoolse activiteiten op een goede en verantwoorde
manier plaatsvinden. Leerkrachten en onderwijsassistenten moeten weten wat hun taak is en
leerlingen moeten weten welke regels en afspraken gelden bij buitenschoolse activiteiten. Het
protocol geeft dus duidelijkheid en zorgt daarmee voor veiligheid.
Het protocol buitenschoolse activiteiten bevat bijvoorbeeld de volgende onderwerpen:
• Informeren van ouders.
• Toestemming voor deelname
• Voorbereiden leerlingen
• Verzekering
• Vervoer
• Calamiteiten
Informeren van ouders
Bij de meeste scholen gaan ouders automatisch akkoord met de deelname aan buitenschoolse
activiteiten als ze hun kind inschrijven voor de school. In de schoolgids staat meestal om welke
buitenschoolse activiteiten het gaat. Afhankelijk van de activiteit zelf vindt er van tevoren ook
informatieoverdracht plaats. Soms regelt de individuele docent dat. Denk aan een gymles buiten
het schoolterrein. Voor andere activiteiten krijgen (ouders van) leerlingen vooraf informatie via een
brief of mail.
Ouders/verzorgers moeten ruim op tijd weten wanneer de buitenschoolse activiteit plaats vindt, wat
deze kost, wat er van hen verwacht wordt, wat de leerlingen moeten meenemen enzov. Ouders
van minderjarigen moeten in principe toestemming verlenen voor deelname. Op veel scholen
gebeurt dat automatisch door het betalen van de vrijwillige ouderbijdrage (waar de kosten voor
buitenschoolse activiteiten in verrekend zijn). Leerlingen van ouders die geen toestemming
verlenen, krijgen tijdens de activiteit meestal een alternatief schoolprogramma.
Toestemming voor deelname
,De school verwacht dat leerlingen deelnemen aan de buitenschoolse activiteiten. Er kunnen echter
situaties zijn waarin ouders geen toestemming geven, bijvoorbeeld in verband met de
gezondheidstoestand van hun kind. Meestal geeft het protocol duidelijk aan dat ouders dit van
tevoren moeten melden. Vrijwel altijd krijgt deze leerling dan een alternatief programma op school
aangeboden. Het protocol kan ook aangeven dat de school het recht heeft om leerlingen niet deel
te laten nemen aan een buitenschoolse activiteit.
Voorbereiding met leerlingen
Bij buitenschoolse activiteiten kun je ook leerlingen inzetten bij de voorbereiding. Soms gaat dat
om de de daadwerkelijke organisatie, maar veel vaker gaat het om opdrachten die ervoor moeten
zorgen dat de leerlingen weten waar ze naartoe gaan en wat er te zien of te doen is. Ze bekijken
de site, lezen een tekst, breiden vragen voor enzov.
Verzekering
De risico’s van ongevallen zijn bij een buitenschoolse activiteit groter dan bij het verblijf op school.
Scholen zijn daarom ook wettelijk verplicht een ongevallenverzekering en
aansprakelijkheidsverzekering te hebben. Deze verzekering geldt voor alle personeelsleden,
leerlingen, stagiaires, ouders en vrijwilligers die betrokken zijn bij de activiteit.
Vervoer
Ook bij het vervoer en naar de buitenschoolse activiteit zijn er allerlei risico’s. Daarom spreek je in
het protocol af waar je op let bij verschillende vormen van vervoer.
Wandelen
Bij het wandelen naar de buitenschoolse locatie zou je de volgende afspraken kunnen
tegenkomen:
• Vooraf spreken we de afspraken en route door met de begeleiders
• Vooraf vertellen we de leerlingen de regels
• Alle leerlingen dragen een hesje in een opvallende kleur.
• We wachten op elkaar
• We lopen in tweetallen in een rij
• De leerkracht loopt vooraan, een tweede begeleider loopt altijd achteraan.
• Bij het oversteken geeft de leerkracht een stopteken aan het verkeer.
• Na het oversteken wachten we op elkaar.
Fietsen
Bij het fietsen naar een buitenschoolse activiteit zou je de volgende afspraken kunnen
tegenkomen.
• Vooraf spreken we de afspraken en route door met begeleiders.
• Vooraf vertellen we de leerlingen de regels.
• Iedere leerling moet beschikken over een veilige fiets
• 1 leerling per fiets
• Leerlingen en begeleiders dragen een hesje in een opvallende kleur
• We fietsen twee aan twee in een rij.
• Er fiets een begeleider vooraan met een leerling naast zich
• Er fiets een begeleider achteraan met een leerling naast zich
• Bij het oversteken geeft de voorste begeleider een stopteken aan het verkeer
• Na het oversteken wachten we op elkaar.
Openbaar vervoer
Bij buitenschoolse activiteiten waar de leerlingen met het openbaar vervoer naar toe gaan, zou je
de volgende afspraken kunnen tegenkomen.
• Vooraf spreken we de afspraken en route door met de begeleiders
• Vooraf vertellen we de leerlingen de regels
• Vooraf is duidelijk of we reizen met eigen ov-chipkaarten of met een groepskaart
• In het geval van eigen ov-chipkaarten leveren leerlingen deze van tevoren in bij de leerkracht
,• De leerkracht zorgt dat ze waar nodig worden uitgedeeld en daarna weer ingenomen
• In het geval van een groepskaart betalen alle leerlingen vooraf een bedrag voor de reiskosten
• Begeleiders zorgen voor een klein EHBO-tas
• Begeleiders zorgen voor de groepslijst met telefoonnummers
• Op school is een aanspreekpunt dat telefonisch bereikbaar blijft.
• Leerlingen blijven bij hun begeleider en luisteren naar de begeleider.
Touringcar
Bij buitenschoolse activiteiten waar de leerlingen met een touringcar naar toe gaan, zou je de
volgende afspraken kunnen tegenkomen:
• Iedereen moet de gordel om hebben. Een gordel mag niet worden gedeeld.
• De leerkracht neemt de klassenlijst met alle telefoonnummers en noodnummers van de
leerlingen mee.
• Er wordt een EHBO-koffer meegenomen naar elke bestemming
• Er wordt ter plaatse een centraal punt afgesproken waar altijd een begeleider met een telefoon
en een EHBO-koffer aanwezig is
• Iedere leerling draagt een t-shirt of een kaartje met de naam van de school.
• Er rijdt een personenauto achter de bus aan, zodat in geval van nood een vervoermiddel
beschikbaar is
• Er wordt een begeleider per groep aangewezen die beschikbaar is, indien zich noodsituaties of
calamiteiten voordoen.
• Er wordt van tevoren afgesproken wie op school de contactpersoon is. Deze blijft telefonisch
bereikbaar.
Met de leerlingen worden de volgende regels afgesproken
• Eerst gaat de gehele groep naar de verzamelplaats (het centrale punt)
• Daar wordt afgesproken hoe laat iedereen weer bij de verzamelplaats terug moet zijn
• Zorg dat je altijd met z’n tweeën bent
• Je luistert naar de begeleider
• We lopen gezamenlijk weer terug naar de bus (in de rij of met de begeleider)
• We zitten in de bus.
Personenauto’s
Bij buitenschoolse activiteiten waar de leerlingen met personenauto’s naartoe gaan, gelden
dezelfde regels als bij het openbaar vervoer. Deze buitenschoolse activiteiten moet je wel
minimaal een week van tevoren aankondigen aan de ouders en daarbij een oproep doe voor
vrijwilligers.
Bij het vervoeren van kinderen krijg je ook met wettelijke regels te maken.
• Bij kinderen kleiner dan 1,35 meter is een goedgekeurd autozitje verplicht.
• Bij kinderen groter dan 1,35 meter mag het kind de autogordel gebruiken, eventueel met een
stoelverhoger.
• Het aantal passagiers mag niet groter zijn dan het aantal autogordels
• Iedereen moet de gordel om hebben. Een gordel mag niet worden gedeeld.
• Het is verplicht om autogordels en kinderzitjes te gebruiken op de juiste manier.
Calamiteiten
Een calamiteit is een ramp. Het is een gebeurtenis waardoor de buitenschoolse activiteit
onderbroken moet worden of helemaal niet meer door kan gaan. Dat kan gaan om zware
calamiteiten, zoals een bommelding of een ongeluk. Het zou ook kunnen dat er een calamiteit in
de huissituatie is, bijvoorbeeld het overlijden van een familielid, waardoor een individuele leerling
de activiteit moet afbreken. Het kan ook gaan om kleinere zaken, zoals heimwee of ziekte van een
leerling. Ook over een leerling die zich ernstig misdraagt neem je regels op in het protocol. Bij
calamiteiten is het voor ouders/verzorgers en eventueel voor externe hulpverleners belangrijk dat
er een aanspreekpunt is en dat men over de juiste informatie beschikt. De school moet dus altijd
beschikken voer de juiste verblijfsinformatie en de school moet goed bereikbaar zijn voor ouders.
, Toezicht op het schoolplein
Voor kinderen op de basisschool is buiten spelen op het schoolplein belangrijk, zowel voor de
lichamelijke als voor de sociale ontwikkeling. Niet alleen op de basisschool krijg je te maken met
leerlingen die op het schoolplein zijn. Dat kom je in het voorgezet onderwijs en zelf op mbo’s ook
tegen. Bijna altijd hebben medewerkers van` de school dan de taak om daar toezicht op te
houden.
De inrichting van het schoolplein
Zeker voor vierjarige is het plein erg groot en moeilijk te overzien. Het is daarom belangrijk dat het
plein zodanig is ingericht dat een kind zich er niet verloren voelt. Er moeten herkenbare plekken
zijn. Dat kunnen natuurlijke plekken zijn, zoals een grote boom. Ook een paar bankjes bieden
kinderen een herkenbare plek. Een te groot plein kun je terugbrengen tot een duidelijk afgebakend
gedeelte. Zo’n afgebakende plek is bijvoorbeeld de zandbak. Vaak staat er een bankje bij waar de
toezichthouders zitten. Daar kan een klein kind veilig spelen zonder dat hij gestoord wordt door de
oudere kinderen die luidruchtig over het plein rennen.
Lichamelijke veiligheid
Met al die spelende kinderen is het belangrijk om de lichamelijke veiligheid te waarborgen. Wie
bedoelen dan het voorkomen van ziektes en ongelukken. De overheid heeft regels opgesteld over:
• De grootte van een schoolplein
• De eisen aan speeltoestellen
• Het bodemmateriaal.
Ook de omheining (het hek bijvoorbeeld) kan gevaar opleveren. Daar zijn geen wettelijke regels
voor, maar wel richtlijnen.
Sociale veiligheid
Het schoolplein wordt gebruikt door leerlingen van alle leeftijden die daar verschillende activiteiten
ondernemen. Dat kan een gevoel van onveiligheid geven, als die kinderen door elkaar. We hebben
het hier over sociale veiligheid. Hoe veilig voelt een leerling zich in de groep? Uit onderzoek blijkt
dat hoe verder een leerling van het klaslokaal verwijderd is, hoe groter het gevoel van onveiligheid
is. Die sociale veiligheid kun je vergroten door afspraken te maken. Aan de ene kant gaan die
afspraken over gedragsregels. Aan de andere kant over de inrichting. Bij het naleven van de regels
heb jij een rol. Bij het inrichten van de buitenruimte met de school er op letten dat alle plekken op
het schoolplein zichtbar zijn voor de toezichthouders. Denk bijvoorbeeld aan het snoeien van
bosjes of het verplaatsen van vuilcontainers.
Buiten spelen
Bij kleuters spreek je van buiten spelen. ALs het weer het maar even toelaat, gaan de kinderen uit
de eerste twee groepen van de basisschool s’morgens en ’s middags een keer naar buiten. Ze
hebben dan de ruimte om zich uit te leven en daar hebben kleuters veel behoefte aan. Ze rennen
elkaar achterna, fietsen, steppen, voetballen, klimmen, hutten maken of spelen in de zandbak.
Deze kleuters spelen meestal niet op hetzelfde moment of op dezelfde plek als de kinderen van
groep 3 t/m 8.
Speelkwartier