Module 4 Voeding bij ziekte en gezondheid
Les 37 Voeding in verschillende levensfase
Fysiologische, psychologisch en sociale ontwikkelingen bepalen de voeding van mensen in
verschillende leeftijdsfasen.
§37.2 Aanbevolen dagelijkse hoeveelheden voor de verschillende doelgroepen
Voor het opstellen hiervan is uitgegaan van het gemiddelde Nederlandse voedingspatroon
en de hoeveelheden worden vastgesteld met het voedselconsumptiepatroon (VCP). De
groepen zijn 1-3 jaar, 4-8 jaar, 9-18 jaar, 19-69 jaar en 70+.
§37.3 De voeding bij kinderen
Hoe ouder kinderen worden, hoe minder zicht ouders krijgen op wat zij eten. Kinderen
tussen de 4 en 6 jaar groeien gemiddeld 6cm per jaar. Na het 9 e jaar krijgen kinderen vaak
een groeispurt en veranderen de hormonen in het lichaam.
Ook voor schoolgaande kinderen wordt er bij het voedingsadvies uitgegaan van de
dagelijkse hoeveelheden gebaseerd op de Schijf van Vijf. Tussen de 10 en 12 jaar moet er
een fysiologisch onderscheid gemaakt worden in de behoefte van jongens en meisjes. De
groeispurt zorgt voor een grotere behoefte aan eiwitten, calcium en ijzer. De energiebehoefte
verschilt per kind. Voor een goede verhouding van het gewicht en de lengte wordt ook
gekeken naar het BMI. De waarden liggen echter wel anders dan bij volwassenen. Meisjes
hebben gemiddeld een wat hoger BMI. Ook voor hen geldt dat het ontbijt belangrijk is, omdat
het snaaien op latere momenten voorkomt. In principe gelden dezelfde voedingsadviezen
voor kinderen als voor volwassenen. De hoeveelheden verschillen wel. Kinderen hebben 2 à
3 bekertjes (300ml) zuivel per dag nodig. Het advies is om kinderen 2 à 3 keer per week
snoep te geven en vooral goede hoofdmaaltijden te verzorgen. Tussendoortjes (gezonde)
worden ook aangeraden; vooral fruit, groenten of brood. Door te variëren kan een kind
smaak ontwikkelen. Het wordt afgeraden kinderen te veel leverworst te geven, omdat er veel
vitamine A in zit wat zich kan opstapelen en gezondheidsklachten kan opleveren. Kinderen
hebben met een gezond voedingspatroon alleen extra fluoride en vitamine D nodig.
Overgewicht bij kinderen neemt steeds meer toe, omdat ze niet zo zeer meer, maar
ongezonder gaan eten. Het zit hierbij vooral in de tussendoortjes. Kinderen met overgewicht
hebben een groter risico om op latere leeftijd ook overgewicht te hebben. Kinderen behoren
niet te lijnen, maar een gezond voedingspatroon aan te leren en hiermee het voorbeeld van
de ouders te krijgen. Voor kinderen die moeten afvallen geldt: zorg dat ze op gewicht blijven
zolang ze in de groei zijn (lengtegroei zorgt voor betere gewichtsverhouding). Het
beweegadvies voor kinderen is minimaal 1 uur per dag matig intensief bewegen waarbij
minimaal twee keer in de week beweging gericht op het handhaven of verbeteren van de
lichamelijke fitheid. Het geven van sportdranken is hierbij niet nodig!
§37.4 Voeding van pubers en adolescenten
Dit gaat over de groep mensen tussen de 12 en 20 jaar. Er is sprake van een snelle en
onregelmatige groei en een groeispurt. De lengte van een kind wordt bepaald door erfelijke
factoren, voeding en de gezondheid van een kind. Door de groei is er meer behoefte aan
energie, eiwitten, vitaminen en mineralen. Groepsgedrag beïnvloedt op deze leeftijd het eet-
en drinkgedrag van kinderen.
Meisjes zijn rond het 13e levensjaar al uitgegroeid. Hierdoor ontstaat een risico op
overvoeding waardoor overgewicht kan ontstaan. Het schoonheidsbeeld speelt op deze
leeftijd ook een grote rol en ook eetstoornissen worden in deze categorie veel ontwikkeld.
Het is op deze leeftijd voor ouders van groot belang te communiceren over gezonde voeding.
In deze leeftijdscategorie verwerft het lichaam 15% van zijn definitieve omvang en 50% van
het gewicht! Dit vraagt dus om veel energie en voedingsstoffen. Het BM ligt hoog door de
groei. Bij jongens ligt dit hoger doordat zij meer spiermassa hebben.
Calcium is in dit stadium van groot belang, omdat het skelet zich erg ontwikkelt. Tijdens de
pubertijd wordt 40 – 45% van het skelet opgebouwd. De piek-botmassa ligt rond de 20 – 25
,jaar. Hoe lager de inname van calcium in deze periode, hoe minder goed de mineralisatie
van de botmassa zal zijn en hoe groter de kans op vroege botontkalking. Vitamine D is dan
ook van groot belang! Ook de behoefte aan ijzer neemt toe, omdat het bloedvolume
toeneemt, de spiermassa groeit en de menstruatie begin. Tevens is er een grotere behoefte
aan foliumzuur.
Extra bewegen zorgt voor de verdere ontwikkeling van spiermassa en een goed evenwicht
tussen de vetvrije massa, vetmassa en beenderen.
BOFT-factoren: Buitenspelen, Ontbijten, Frisdranken en TV kijken; adviezen die hierop zijn
gebaseerd zorgden na drie jaar voor minder overgewicht bij kinderen.
§37.5 De voeding van volwassenen
Tussen de 19e en 59ste verandert de voedingsbehoefte niet veel. Afhankelijk van de leeftijd,
het geslacht en de fysieke activiteiten verschilt de lichaamssamenstelling en energiebehoefte
wel sterk.
Zwangere vrouwen hebben extra voedingsstoffen nodig om tekorten te voorkomen. Daarom
wordt zwangere vrouwen geadviseerd 100 kcal per dag extra te eten (er is 300 nodig voor de
groei van de foetus, maar de lichaamsactiviteit neemt af, dus is 100 voldoende), minder
keukenzout te gebruiken, meer eiwitten te nemen (glas melk extra) en bij misselijkheid meer
kleinere maaltijden te nemen in plaats van drie grote maaltijden. Ze mogen niet meer dan
3000 microgram vitamine A per dag die afkomstig zijn uit dierlijke producten, omdat dit kan
leiden tot schade bij het ongeboren kind. Ook wordt extra vitamine D aangeraden.
Veel mensen zitten beroepsmatig veel op de weg (in de auto) en bewegen dus weinig
(chauffeurs). Vaak maken zij ook ongezonde voedingskeuzes. Zij dienen dus extra goed op
de voedingsadviezen te letten om overgewicht te voorkomen.
De menopauze bij de vrouw is een natuurlijk proces waarbij de oestrogeenproductie
vermindert en er lichamelijke veranderingen optreden. Zo ontstaat er een grotere kans op
osteoporose. De toename van het aantal mensen met deze aandoening komt door de
vergrijzing in combinatie met te weinig beweging en verkeerde voedingsgewoonten.
Preventie hiertegen begint al op jonge leeftijd. Vrouwelijke geslachtshormonen bieden een
bescherming tegen hart- en vaatziekten. Dit vervalt na de menopauze waardoor de kans
hierop zowel bij mannen als bij vrouwen toeneemt. Ook stapelt men hierdoor meer vet op
rond de buik wat de kans op hart- en vaatziekten en diabetes ook vergroot. Ook de
energiebehoefte neemt af, evenals de mate van activiteit. Er dient dus nog meer aandacht te
worden gegeven aan de kwaliteit van voeding om gezond te blijven.
§37.6 De voeding van ouderen (69 jaar en ouder)
Door de vergrijzing wordt deze groep steeds groter. Bij de voedingstoestand van ouderen is
sprake van een zeer heterogene groep. Er wordt een onderscheid gemaakt in zieke en
gezonde ouderen, thuiswonende ouderen en ouderen in een verpleeg- of verzorgingshuis en
de leeftijdscategorie 69-80 en 80+. Onderzoek wijst uit dat voeding invloed heeft op het
verouderingsproces. Gezonde voeding en voldoende beweging is een voorwaarde om
gezond ouder te kunnen worden. Doordat de energiebehoefte lager wordt en men minder
gaat eten, neemt men ook minder essentiële voedingsstoffen op. De behoefte aan vitamine
D en B12 ligt in deze categorie hoger; vitamine D voor de botmassa en B12 voor cognitieve
functies (voorkomen van vergeetachtigheid). Supplementen kunnen helpen tekorten te
voorkomen.
Minder gezonde voedingspatronen bij ouderen komen meer voor, omdat zij minder mobiel
worden en vaak niet veel geld hebben om aan boodschappen uit te geven door de AOW.
Men gaat dus bezuinigen op gezonde voeding. Ook eenzaamheid en depressie komen veel
voor bij ouderen. Deze factoren hebben invloed op de eetlust en mate van zelfzorg waardoor
de voedingstoestand verslechtert. Sociaal-economische en lichamelijke problemen spelen bij
ouderen dus een belangrijke rol in de voedingstoestand, evenals het verminderde
reukvermogen. Het creëren van een prettige omgeving om te eten kan ervoor zorgen dat de
eetlust toeneemt.
,Tevens zorgen de achteruitgang van cognitieve functies en fysiologische factoren een rol.
De stofwisseling wordt lager; de energiebehoefte neemt af, maar de behoefte aan vitamine
en mineralen niet. Door 1700 calorieën per dag te eten zou men kunnen voorzien in deze
behoefte. Bij minder dan 1400 calorieën per dag is dit erg lastig waardoor tekorten kunnen
optreden. Ouderen hebben meer vocht nodig, omdat de nierfuncties achteruit gaan. Het
dorstgevoel neemt echter af waardoor een vochttekort kan ontstaan wat leidt tot sufheid en
een toename van giftige stoffen in het bloed. Tevens zorgen het vochttekort, de verminderde
vezel-inname en gebrek aan lichaamsbeweging vaak voor obstipatie. Om
aderverkalking/arteriosclerose te voorkomen wordt aangeraden zo min mogelijk verzadigd
vet te eten.
Naast een afname van de botmassa treedt er ook een afname van de spiermassa op.
Uiteindelijk leidt dit tot spieratrofie. 1/3 van de spiermassa gaat verloren. Het proces begint
na het 40ste levensjaar. Op latere leeftijd versnelt dit proces (zowel bij mannen als bij
vrouwen). Goede voeding, voldoende beweging en voldoende slaap vertragen het proces!
Les 38 Voedingsgewoonten
§38.2 Wat is een voedingspatroon?
Voeding verloopt over het algemeen volgens een vast patroon. Een voedingspatroon omvat
de specifieke gedragskenmerken van een groep mensen rondom het kiezen, het bereiden,
het bewaren en het nuttigen van voedsel: wat, hoe, waar, wanneer en hoeveel? Binnen een
voedingspatroon heeft iedereen eigen voedingsgedrag. Dit wordt afgeleid aan het patroon
van de groep waartoe iemand behoort. Voedingsgedrag wordt afgestemd op het geldende
voedingspatroon. Bij een voedingspatroon voedt een grote groep zich op een bepaalde
manier en omdat dit patroon een dagelijkse gewoonte is noemt men het voedingsgewoonten.
Iedere individu ontwikkelt wel zijn/haar eigen voorkeuren en afkeuren.
§38.3 Voedingspatroon van subgroepen (gezin)
Het voedingspatroon van een gezin ontstaat uit gewoonten en smaakvoorkeuren die ouders
vanuit het ouderlijk huis meebrengen. Welvaart, de zin om nieuwe producten uit te proberen
en sociale prestige spelen hierbij ook een rol. ‘Jong geleerd is oud gedaan’.
§38.4 Voedingspatroon van individuen
Het persoonlijke voedingspatroon wordt sterk bepaald door wat gebruikelijk is in een land
waar iemand vandaan komt, het gezin, etc. en ook de mate waarin iemand gevoelig is voor
bepaalde prikkels (geur, smaak, etc.) en de gevoeligheid voor de consistentie van voedsel.
De mate waarin iemand bereid is ander voedsel te eten of het anders te bereiden wordt
beïnvloed door de psychische instelling die men heeft tegenover voedsel. Bij het eerste
gebruik zijn nieuwe producten vaak niet lekker. Dit verandert echter als men er aan gewend
raakt.
§38.5 Factoren die de voedingsgewoonte bepalen
Er zijn hoofdgroepen van factoren die bepalen of voedsel wel of niet gegeten wordt:
- Omgevingsfactoren: klimaat bepaalt de mate waarin voedsel beschikbaar is en wat er
wordt gegeten. Het voedselaanbod is toegenomen door technologische
ontwikkelingen en economische en politieke factoren bepalen of voedsel veilig en
betaalbaar is. Ook welvaart is van invloed op het voedingsgedrag. Reclame is ook
een omgevingsfactor die inspeelt op de behoefte van een bepaalde doelgroep en
wakkert vaak ongewenste voedingsgewoonten aan. Een toename van buitenlands
voedsel in NL heeft gezorgd voor een verandering van de voedingsgewoonten.
- Sociaal-culturele omgeving: gewoonten worden beïnvloed door de sociale groep
waarin men leeft. Het heeft een sociaal element, maar dient ook als machtsmiddel (bij
kinderen). Wat er wordt gegeten wordt bepaald door de cultuur.
- Persoonlijke factoren: voeding bevredigt zowel fysiologische als psychische
behoeften. Men heeft een aangeboren voorkeur voor bepaalde smaken (vaak zoet)
, en deze ontwikkelt zich verder in de kindertijd. Tevens legt men bepaalde associaties
met voedsel. Zo kan voedsel zorgen voor veiligheid en troost (vooral in situaties die
een bedreiging vormen). Persoonlijke ervaringen zorgen voor een positieve of
negatieve associatie met (bepaald) voedsel.
§38.6 Andere voedingsgewoonten
Er zijn mensen die er weloverwogen een ander voedingspatroon om nahouden, zoals
vegetariërs.
§38.7 Historische ontwikkeling van voedingsgewoonten
Door technologische ontwikkelingen en globalisering is er meer en ander voedsel
beschikbaar dan voorheen waardoor het voedingspatroon is veranderd. Het voedingspatroon
verandert steeds en past zich aan bij een veranderend cultuurpatroon. Economische
ontwikkelingen en emancipatie hebben ertoe geleid dat men steeds meer tijd besteed aan de
bereiding van voedsel.
§38.8 Voedselconsumptiepeiling
Het RIVM verzamelt in opdracht van het Ministerie van VWS gegevens over de
voedselconsumptie. Hiermee kan de verschuiving van het voedingspatroon in kaart worden
gebracht. De peilingen geven inzicht in de consumptie van voedingsmiddelen en de daaruit
berekende inname van energie en voedingsstoffen voor de totale bevolking en verschillende
bevolkingsgroepen. Zo is gebleken dat men minder vitamine A, B1, C en E, magnesium,
kalium en zink binnenkrijgt dat aanbevolen en dat adviezen lang niet altijd worden
opgevolgd.
§38.9 Voedingsgewoonten en sociale klassen
Er is een relatie tussen de gezondheidstoestand van mensen en de sociaal-economische
omstandigheden waarin zij leven. Mensen uit een lagere sociaal-economische klasse
hebben een hogere kans op ziekte en vroege sterfte dan mensen uit hogere sociaal-
economische klassen. Het verschil in leefgewoonten (en dus ook voedingsgewoonten) is een
oorzaak hiervan. Sociale klassen worden ingedeeld op basis van het opleidingsniveau, het
beroep, het inkomensniveau en andere parameters voor welvaart of armoede. P.13;
onderzoeken nog lezen.
Les 39 Andere voedingsvisies en eetpatronen uit andere culturen
Sommige mensen hebben om milieuredenen, gezondheidsredenen of levensbeschouwelijke
redenen een ander voedingspatroon.
§39.2 Het vegetarisme
Dit betekent het niet eten van delen van het dode dier. Men heeft verschillende redenen om
vegetarisch te eten. Over het algemeen geldt dat mensen die vegetarisch eten, gezonder
eten en wel eten volgens die Richtlijnen Gezonde Voeding, minder kans hebben op hart- en
vaatziekten en een beter lichaamsgewicht hebben. Er zijn twee vormen van het vegetarisme:
vegetariërs en veganisten. Veganisten gebruiken geen enkel product van een dier, maar
alleen plantaardige producten.
Voedingskundige aspecten: tegen een vegetarische leefwijze zijn geen bewaren. Een goed
samengestelde vegetarische voeding levert de dagelijks benodigde hoeveelheid van alle
noodzakelijke voedingsstoffen. Wel moet er extra aandacht zijn voor eiwitten, vitamine B12
en ijzer. B12 zit alleen in dierlijke producten. De totale eiwit-inname bij vegetariërs is vaak
wat hoger dan ‘normaal’. Dit is goed, omdat de biologische waarde van de eiwitten van de
gegeten voedingsmiddelen lager is. Door voldoende vervangende producten te eten kan er
wel in de behoefte ijzer voorzien worden. De ijzer-inname dient ook hoger te zijn dan bij een
standaard voedingspatroon, omdat de voedingsmiddelen van vegetariërs vooral non-
haemijzer bevat. Dit wordt moeilijker opgenomen in het bloed dan haem-ijzer.