Samenvatting rapport Eerder stoppen met werken voor zware beroepen
Quick scan - Stichting Economisch Instituut voor de Bouw - M. Koning & B. Meuwese
Samenvatting uit het rapport
Afbouw- en natuursteenbranche; kenmerk = een branche waar veel fysiek zwaar werk wordt
verricht. De kans op voortijdige uitval door arbeidsongeschiktheid ligt in deze branche
dan ook veel hoger dan gemiddeld in andere branches. De algemene verhoging van
de pensioneringsleeftijd maakt het voor werknemers in zware beroepen nog moeilijker om
niet door gezondheidsproblemen voortijdig uit te vallen.
● Dit is ook de reden dat het Technisch Bureau Afbouw (TBA) het Economisch Instituut
voor de Bouw (EIB) gevraagd heeft om een quick scan uit te voeren naar de
mogelijkheden voor een vervroegd pensioen voor zware beroepen. > Onderzoek is
gericht op de afbouw- en natuursteenbranche, maar de resultaten bieden ook
aangrijpingspunten voor andere sectoren met zware beroepen.
Historische uitval goede maatstaf voor zwaar beroep
Belangrijke uitdaging > het begrip zwaar beroep afbakenen tot een bruikbare definitie voor
een regeling. De historische uitval door arbeidsongeschiktheid - gemeten door het UWV -
is een objectieve maatstaf voor de mate waarin werknemers voortijdig de branche moeten
verlaten. Branches met overwegend veel zware beroepen laten dan ook een
bovenmatige vroegtijdige uitval door arbeidsongeschiktheid zien. Het voordeel van het
hanteren van historische uitvalcijfers is dat een stabiele basis wordt gelegd onder een
regeling. Desgewenst kan een dergelijke regeling wel iedere vijf of tien jaar worden herijkt.
Als alle UWV-sectoren met een meer dan 2x gemiddelde uitval door arbeidsongeschiktheid
(gemeten over de periode 2011-2014) tot de sectoren met zware beroepen worden
gerekend, dan gaat het in totaal om 2% van de werkenden in NL.
● Een regeling voor vervroegd pensioen is dus relatief beperkt > gaat om een kleine
groep. Volgens de gehanteerde definitie komen zeven UWV-sectoren in aanmerking
voor een regeling voor een vervroegd pensioen voor zware beroepen. Deze sectoren
zijn, naast de afbouw- en natuursteenbranche, de schilders, dakdekkers, reiniging,
visserij en taxi- en ambulancevervoer.
Arbeidsongeschiktheidskans: robuuste samenhang met andere relevante factoren
Werknemers in zware beroepen, gedefinieerd op basis van een hoge
arbeidsongeschiktheidskans: gekenmerkt door een laag scholingsniveau (meer dan de
helft van werkenden is laag opgeleid). Gaat vaak samen met een lang arbeidsverleden en
een korte levensverwachting.
● Een afbouwer begint gemiddeld 2½ jaar eerder met werken dan de gemiddelde
Nederlander terwijl deze drie jaar korter leeft. Dit kan een reden zijn om deze groep
wat eerder te laten stoppen met werken.
● De extra betaalde AOW-premie in de eerste 2½ jaar en de minder ontvangen AOW-
uitkering in de laatste drie jaar levert een netto contante waarde op van rond €
60.000 op het tijdstip van pensionering, waaruit vijf jaar extra AOW uitgekeerd kan
worden. > Laag opleidingsniveau hangt ook samen met een laag inkomen >
waardoor een werknemer met een zwaar beroep ten opzichte van de gemiddelde
werknemer minder middelen heeft om een vervroegd pensioen zelf te financieren.
,Niet iedereen met een laag opleidingsniveau en/of laag inkomen heeft een zwaar beroep.
● Een definitie op basis van dit criterium zou een omvangrijk deel van de werkenden
treffen. Binnen andere UWV-sectoren kunnen ook beroepen worden
onderscheiden met hoge uitval, maar die niet apart door het UWV in de
statistieken worden onderscheiden.
● Zo zijn er binnen de UWV-sector Bouwbedrijf ook fysiek zware beroepen te
onderscheiden. Uit de periodieke gezondheidsonderzoeken onder
bouwplaatspersoneel komt naar voren dat ook gevel isoleerders, metselaars,
stelleurs en betonstaalvlechters een meer dan twee maal hogere kans op
arbeidsongeschiktheid hebben. Om de regeling ook voor deze beroepen toe te
kunnen passen is wel een beroepsspecifieke registratie van de
arbeidsongeschiktheid uitval noodzakelijk.
Indien deze beroepen bij de zware beroepen populatie worden meegeteld, dan neemt het
aandeel werknemers in zware beroepen toe van 2% naar 2,1%.
● Dit kan ook om andere sectoren dan de bouw gaan. Het is wel duidelijk dat het om
een klein deel van de werkenden gaat, wat belangrijk is voor de kosten van de
regeling.
Veel Europese landen kennen al regelingen voor zware beroepen
Een regeling voor een vervroegd pensioen voor zware beroepen is in de praktijk goed te
operationaliseren. > Blijkt uit een literatuurstudie naar wettelijke regelingen voor zware
beroepen in achttien Europese lidstaten. > Hieruit komt naar voren dat in deze landen
dergelijke regelingen al bestaan en dat deze bovendien slechts voor een beperkt deel van
de totale beroepsbevolking van toepassing zijn (tussen de ½% en 4% van de
beroepsbevolking).
De afbakening vindt plaats aan de hand van beroepenlijsten (oude pensioenregimes) of
objectieve criteria (recent ingevoerde pensioenregimes). Dertien landen voorzien in een
vervroegd pensioen voor zware beroepen.
● De regeling bestaat veelal uit een minimum leeftijd en vereisten rond de totale
loopbaanduur en het aantal jaren dat men werkzaam was in een zwaar beroep.
● De situatie in verschillende landen geeft in ieder geval aan dat een praktische
operationalisering goed mogelijk is.
Kosten bestaan uit extra pensioenuitkeringen
De kosten en besparingen van een regeling voor een vervroegd pensioen voor zware
beroepen in de afbouw- en natuursteenbranche zijn globaal in beeld gebracht.
● Uitgangspunt is dat de regeling alleen geldt voor alle bouwplaatswerknemers in de
afbouw- en natuursteenbranche en dat zij verplicht eerder met pensioen gaan
en ter compensatie een inkomen ontvangen ter hoogte van 75% van het
middelloon. Bij een zwaar beroep gaat het om de effecten van een langdurige
uitoefening van een beroep of functie die tot blijvende fysieke gezondheidsschade
van de werknemers kan leiden. Dit kan worden geoperationaliseerd door aan de
regeling de voorwaarde te verbinden dat iemand tenminste 15 jaar in één van
de zware sectoren werkzaam moet zijn geweest.
Bij de berekeningen zijn we uitgegaan van twee varianten, namelijk drie en vijf jaar eerder
, kunnen uittreden in vergelijking met de algemene pensioenleeftijd.
● Bij drie jaar eerder gaat het in totaal om bijna € 13 miljoen aan pensioeninkomen dat
op jaarbasis moet worden uitgekeerd.
● Bij vijf jaar gaat het om ruim € 21 miljoen (zie tabel 1).
Als conform de huidige systematiek een deel door een AOW-uitkering wordt bekostigd, dan
draagt het Rijk circa 40% van de pensioenbekostiging. Het resterend deel zal op een andere
manier moeten worden bekostigd.
Groot deel kosten wordt gecompenseerd door minder
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen
● Tegenover een stijging van de pensioenuitgaven staan besparingen op
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Deze besparingen zijn bijna 80% van de
kosten voor extra pensioenuitgaven.
● Bij drie jaar eerder pensioen gaat het om bijna € 10 miljoen en bij vijf jaar eerder om
€ 15 miljoen. Uitkeringen tot 10 jaar worden vooral door de bedrijven binnen de
sector betaald. Uitkeringen met een langere looptijd worden uit algemene premies
door alle sectoren bekostigd. Naast de besparingen op
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen liggen voordelen op het vlak van verzuim
en ander productiviteitsverlies.
Netto kosten geconcentreerd bij kleine groep werkenden
Voor de mensen die op het moment dat zij eerder met pensioen gaan nog werken leidt de
regeling wel tot hogere kosten omdat hun arbeidscapaciteit niet langer productief wordt
ingezet en wordt beloond. Er is wel enige besparing, WANT: inzet ouderen leidt vaak tot
meer verzuim en is er sprake van productiviteitsverlies. Daarnaast zou een deel van de
nog werkenden bij een hogere pensioenleeftijd arbeidsongeschikt zijn geraakt.
● De regeling voor deze categorie kost bij drie jaar eerder pensioen op jaarbasis ruim €
2 miljoen en bij vijf jaar eerder ruim € 4 miljoen. Toepassing van de regeling voor de
zeven UWV-sectoren zal respectievelijk € 125 miljoen bij drie jaar eerder pensioen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper hhsgebruiker. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.