Samenvatting sociologie geschiedenis
Motieven om iets te doen:
- Godsdienstig motief: Gaat om een goddelijke opdracht. Het gaat niet om iets wat je
vrijblijvend kunt doen of laten. Het gaat om een plicht.
- Humanitaire waarden en deugden: Wordt uitgedrukt met de begrippen philantropia
(menslievendheid) en humanitas (menselijkheid). Onder menslievendheid worden onder
meer de volgende deugden verstaan: welwillendheid, zachtmoedigheid, gemeenschapszin,
dienstvaardigheid en gastvrijheid. Menselijkheid betekende onder andere: mildheid,
billijkheid, gastvrijheid, vrijgevigheid, onbaatzuchtigheid, beleefdheid en
opofferingsgezondheid tegenover een vriend.
- Uit eigen belang en voor de openbare orde: Bij dit motief staat het belang van de
gemeenschap voorop: het belang van ordelijk bestuur, openbare orde en veiligheid voor de
burgers. Kort samengevat: hoe minder armoede er heerst, des te minder criminaliteit zal er
zijn.
- Sociale angst: De angst voor opstand en revolutie kon tot gevolg hebben dat men bereid was
sociale steun of wetgeving versneld in te voeren.
- Arbeidsplicht: De plicht dat je moet gaan werken.
- Schuldgevoel en verontwaardiging: Personen uit de hogere-inkomensgroepen voelden zich
soms schuldig over de grote verschillen tussen rijk en arm. De ontdekking dat zo veel mensen
in armoede leefden, met lange werkdagen, lage lonen, afschuwelijke woonomstandigheden,
een slechte gezondheidstoestand en het ontbreken van elementaire voorzieningen als
schoon water, stemde niet alleen verdrietig, maar wekte ook schuldgevoelens of
verontwaardiging op.
- Emancipatie en ontplooiing van vrouwen: Dat vrouwen nu ook net als mannen mogen
studeren en niet alleen thuis moeten blijven.
- Professionalisering: Onder professionalisering verstaan we:
o Tot beroep worden van een bezigheid die oorspronkelijk slechts als hobby werd
uitgeoefend.
o Versterking van de beroepsactiviteit. Professionalisering is het proces waarin 1 een
beroep tot volle dagtaak wordt, 2 het beroep een monopolypositie verwerft tot het
verlenen van een bepaalde dienst, 3 de toegankelijkheid tot het beroep beperkt
wordt door opleiding, 4 er beroepsverenigingen komen ter behartiging van de
belangen van de beroepsgroep, 5 de overheid overgaat tot erkenning van
gediplomeerde beroepsbeoefenaars en 6 de beroepskring zichzelf een bindende
gedragscode oplegt.
,Middeleeuwen: (godsdienstig motief)
Sociale stratificatie:
- Standensamenleving. (De standensamenleving of standenmaatschappij is een samenleving
waarin de bevolking in verschillende groepen of standen is opgedeeld die elk hun eigen
rechten en plichten hebben.)
Religie:
- Memento mori; gedenk te sterven: doe alles zodat je naar de hemel gaat.
Politiek:
- Voornamelijk monarchie, geen macht voor het volk.
West-Europa in de Middeleeuwen:
- Christendom (rooms-katholiek) is alomtegenwoordig erg belangrijk.
- Hulp en zorg zijn geïnspireerd door: de zeven werken van barmhartigheid.
- Het doen van deze werken is een opdracht van Jezus aan zijn volgelingen.
De 7 werken van barmhartigheid:
1. De hongeren voeden.
2. Wie dorst heeft te drinken geven.
3. De vreemdeling onderdak geven.
4. Wie geen kleren heeft, kleding geven.
5. Wie ziek is, verzorgen en bezoeken.
6. Wie in de gevangenis zit, bezoeken.
7. De doden begraven.
Gasthuizen: Vanaf 1000 worden er in Nederland en Vlaanderen honderden gasthuizen opgericht
door sociaal ingestelde burgers (en dus niet altijd door de kerk):
- Logies voor pelgrims en reizigers.
- Verzorging van zieken.
- Pest- en lepralijders naar aparte huizen.
- Huisvestiging ouderen.
- Logies voor daklozen; max 3 nachten.
- Opvang van weeskinderen en vondelingen.
- Dolhuizen; voor idioten en onnozele.
Vanaf 1500: humanisme: (humanitaire waarden en deugden)
Sociale stratificatie:
- Standensamenleving.
- Kooplieden en handelaren worden belangrijker.
Religie:
- Carpe diem; pluk de dag, je mag ook genieten van het leven op aarde.
- Kritiek op geloof; splitsing tussen protestant en katholiek.
Vanaf 1500:
De invloed van de renaissance vanuit Italië:
- Aandacht voor de individuele mens.
- Ontdekking van ontplooiingsmogelijkheden, door opvoeding en scholing.
- Er gaat een kritische geest waaien.
- Mensen zijn zelf verantwoordelijk.
- Begin van ontdekkingen-tijdperk.
- Nieuw opvoedingsidealen.
, Gevolgen voor sociaal werk:
- Zorg wordt individueler.
- Zorg wordt strenger.
- Groot deel van Nederland wordt gereformeerd, katholieken blijven maar worden wel
gediscrimineerd.
Vanaf 1600:
Bloei van Nederlandse armenzorg. Uniek in Europa.
Vier verklaringen:
- Middeleeuwse liefdadige erfenis.
- Meer en gevarieerde instellingen als gevolg van religieuze verdeeldheid
(joden/protestanten/katholieken); ook concurreerde men met elkaar.
- Kleinschaligheid: vooral stedelijke instellingen, korte lijnen, goed toezicht.
- Bloei van de liefdadigheid mogelijk door economische bloei van de republiek.
Vanaf 1750: verlichting: (humanitaire waarden en deugden, openbare orde en
emancipatie)
Sociale stratificatie:
- Standensamenleving bestaat nog, maar er komt kritiek op want ieder mens is gelijk.
Religie:
- God heeft de wereld gemaakt, maar mensen moeten het verder zelf regelen.
Politiek:
- Voornamelijk monarchie, geen macht voor het volk, maar daar komt kritiek op.
Nieuw sociaal besef:
- Gelijkheid: alle mensen zijn gelijk geschapen.
- Elk mens heeft recht op ‘life, liberty, and the pursuit of happiness’.
- Verklaring van de rechten van de mens en burger worden afgekondigd.
- Onderwijs wordt heel belangrijk.
Maatschappij tot nut van het algemeen:
Vader Jan en zoon stichten in Edam; maatschappij tot nut van het algemeen. Eerste niet-kerkelijke
nationale organisatie met als doel: volksgeluk door volksopvoeding.
Doelstelling: Verheffing van de gewone man en vrouw uit armoede, onwetendheid en ziekte door
het verspreiden van deugd en kennis onder het volk.
Methodes:
- Prijsvragen.
- Basisscholen stichten.
- Bibliotheken.
- Spaarbanken.
- Gezondheidsvoorlichting.
- Verbetering gevangeniswezen.
- Reclassering.
Maatschappij tot nu van het algemeen:
- Liberaal, maar ook vrijzinnig christelijk.
- Verlichtingsoptimisme d.w.z. positief denkend over de aard van de mens: de mens is niet
slecht, maar onwetend.
- Opvoeding als medicijn tegen armoede, drankverslaving, ontbrekende huiselijkheid.