Samenvatting Beroepsethiek
Hoofdstuk 1 Moraal en ethiek
‘Niet alleen de dingen goed doen maar ook de goede dingen doen.’
Technisch-instrumentele professionaliteit
Sociaal werkers die beschikken over de juiste kennis, kunde en professionele vaardigheden.
Deze zijn effectief in het bereiken van hun doelen.
-> maar hierbij afvragen; draagt je werk bij aan de centrale waarden van het beroep?
Normatieve professionaliteit
Als je nadenkt over de waarden in je werk en als die waarden de leidraad vormen in je
handelen.
-> Respect voor de ander staat centraal.
-> Bewust zijn van de morele vragen die je in je werk tegenkomt.
-> Daarna; hoe ga je met deze vragen om? Kennis vd eigen moraal en van anderen en
ethiek noodzakelijk.
Waarden en normen op drie niveaus in sociaal werk
1. Wetgeving en contractuele afspraken van organisaties
2. Deskundigheidsnormen
- je moet beschikken over kennis, kunde en vaardigheden.
3. Waarden en normen die binnen de cultuur zijn verankerd
- belang van persoonlijke ontwikkeling of integriteit
Waarden: helpen, zorgen, steunen of begeleiden.
Deugden: moed, eerlijkheid en medelijden.
1.1 Moraal
Morele vragen
Gaan over goed en kwaad, over de manier waarop mensen zouden moeten leven.
Voorwaarde: de vrijheid hebben om te kiezen en dus verantwoordelijk voor de keuze kunnen
zijn.
- Latijnse woord ‘mos’ (mv. Mores) = zede of gewoonte.
- Waarden en normen, opvattingen over wat waardevol is in het leven (idealen over hoe het
leven zou moeten zijn, zouden moeten doen).
,Morele opvattingen
Antwoord op de vraag hoe men zich als mens goed en verantwoordelijk kan gedragen.
Verschillende achtergronden van morele keuzes, 4 intuïtieve moralen:
Filosoof Verplaetse
1. De hechtingsmoraal:
- Hoe we omgaan met mensen met wie we verbonden zijn.
- Hechting en empathie.
- Als iemand ’n vriend helpt zonder dat je daar zelf beter van wordt, komt dit voort uit
de hechtingsmoraal.
2. De geweldmoraal:
- Moreel systeem dat regelt hoe we met bedreigende situaties omgaan.
- Als mensen het gevoel hebben dat hun eigen groep bedreigd wordt, kunnen ze het
gerechtvaardigd vinden om zich, soms met geweld, te verdedigen.
- Geweld wordt gezien als immoreel.
3. De reinigingsmoraal:
- Mensen koppelen reinheid aan het goede en besmetting aan het kwaad.
- Mensen verweren zich van vreemde stoffen, door reinigingsrituelen proberen ze hun
omgeving hiervan te ontdoen.
- Bijv. buurtbewoners die het huis v pedofiel bestormen om hem weg te jagen uit het
dorp.
4. De samenwerkingsmoraal:
- De manier waarop mensen met elkaar samenwerken en omgaan met mensen die
de samenwerking bedreigen.
- Vertrouwen is hierbij belangrijk, anders verandert dit in wantrouwen (online
shoppen).
Deze moralen zijn instinctief: ze bepalen ons gedrag en opvattingen over goed en kwaad,
maar geven ons geen argumenten.
Ethiek doet dat wel: als mensen op een systematische manier naar redelijke argumenten
zoeken om te onderbouwen waarom een handeling goed of fout is.
Moraal is niet statisch
,Morele opvattingen kunnen variëren afhankelijk van tijd en plaats (bijv. druk maken over
dierenrechten).
Morele kwesties op niveaus
- Microniveau:
Morele vragen gaan over de manier waarop je van mens tot mens met elkaar zou moeten
omgaan (in alle menselijke relaties).
- Mesoniveau:
Organisaties maken morele keuzes die onder meer hun neerslag vinden in de visie vd
instelling (opvattingen over de missie en hoe ze daaraan willen werken).
- Macroniveau:
Morele opvattingen over de manier waarop de samenleving wordt ingericht (politieke
keuzes). Bijv. de vraag of we kiezen voor een verzorgingsstaat of participatiesamenleving?
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens verwijst naar waarden die wereldwijd
gedragen worden en waar soms heftige meningsverschillen over zijn.
Als je zegt dat vrijheid van meningsuiting een belangrijke waarde is -> dit is waardevol en
maakt deel uit van een goed leven, dit nastreven.
De UVRM stelt dat dit een ‘recht’ is -> het is niet alleen iets nastrevenswaardigs, mensen
kunnen zich ook beroepen op dit recht.
1.1.1 Waarden en normen
Waarden
(Abstracte) begrippen die omschrijven wat mensen waardevol vinden en waarnaar zij
streven.
Bijv. (sociale) rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid, integriteit, respect, deskundigheid,
zelfbeschikking, participatie, vrijheid, autonomie, gezondheid, solidariteit, compassie,
vertrouwelijkheid en betrouwbaarheid.
Normen
Handelingsvoorschriften, die laten zien hoe je moet handelen.
Morele norm: een richtlijn die aangeeft hoe iemand zou moeten handelen of die gebruikt kan
worden als maatstaf om gedrag te beoordelen.
, Bijv. waarde ‘naastenliefde’ norm: zieke vader dagelijks bezoeken, zorg dragen voor
deskundige hulp. Waarde ‘trouw’ norm: je blijft bij elkaar wat er ook gebeurt, geen andere
intieme contacten in een relatie.
Keuzes worden mede bepaald door je culturele achtergrond en de normen hieruit.
Niet alle omgangsnormen zijn morele normen.
Fatsoennormen
Binnen verschillende groepen zijn er soms andere gedragsregels.
Voor Nederlanders bijv niet gepast om vlak voor het eten bij iemand langs te gaan, veel
immigranten vinden het juist onbeleefd als je geen extra eten hebt voor spontane bezoekers.
Of bijv op tijd komen voor afspraken of kledingvoorschriften.
- Het zijn conventies, ‘goede manieren’, die vastleggen wat wel en niet hoort. Ookwel kleine
ethiek of etiquette.
Verschil tussen overtreden van een fatsoensnorm:
A. Jan steekt zijn vinger niet op in de klas alf hij iets wil vragen.
B. Jan steekt zijn vinger in het oog van Klaas als hij het antwoord niet weet.
- Ernst: een morele normovertreding (B) is ernstiger.
- Straf: de straf voor een morele normovertreding (B) is zwaarder.
- Regelcontingentie: morele normen zijn niet/minder afhankelijk van ‘toevallige’ regels.
Als de school het gedrag in situatie B toestaat, dan blijft het volgens de kinderen onjuiste
handeling.
- Autoriteit: morele normen zijn niet/minder afhankelijk van de goedkeuring door een
autoriteit.
Als de juf het gedrag in situatie B toestaat, blijven de kinderen van mening dat het niet mag.
Met deze criteria maken mensen dus een duidelijk verschil tussen fatsoensnormen en
morele normen.
Juridische normen
Juridische regels sluiten meestal aan op opvattingen over wat een goede maatschappij is en
op morele regels die veel mensen delen.
Bijv. je mag niet doden, ook vastgelegd in de wet.
Sociaal werker; het is wettelijk vastgelegd dat cliënten hun dossier mogen inzien.