WERKGROEP 3: RECHTSBESCHERMING TEGEN BESTUURSHANDELINGEN
Literatuur:
R.J.N. Schlössels en S.E. Zijlstra, Bestuursrecht in de Sociale Rechtsstaat, deel 1 (2017):
Hoofdstuk 6: nrs. 214 – 222 en nrs. 224 – 228,
Hoofdstuk 17: nr. 546.
R.J.N. Schlössels, R.J.B. Schutgens S.E. Zijlstra, Bestuursrecht in de Sociale Rechtsstaat,
deel 2 (2019):
Hoofdstuk 23: nrs. 783 – 792,
Hoofdstuk 24: nrs. 815 – 819,
Hoofdstuk 26: nrs. 971 – 975, nr. 977, nrs. 985 – 988 en nrs. 990 – 995.
NB: De voorgeschreven nummers voor deel 2 (2019) vindt u op Canvas!
Leerdoelen:
Na het bestuderen van de stof, het volgen van het hoorcollege en de werkgroep in week 3,
- Kunt u uitleggen tegen welke bestuurshandelingen beroep openstaat bij de
bestuursrechter, welke hiervan zijn uitgezonderd en waarom;
- Weet u welke dicta een bestuursorgaan respectievelijk de bestuursrechter en van de
burgerlijke rechter ter beschikking staan als het gaat om hun competentie tot het
bieden van rechtsbescherming (ontvankelijkheid van appellant en bevoegdheid van
de rechter) en kunt u deze toepassen;
- Kunt u met behulp van uw wettenbundel aangeven of tegen een uitspraak van een
bestuursrechter hoger beroep open staat en zo ja, bij welke instantie;
- Kunt u uitleggen hoe in Nederland de taakverdeling tussen de bestuursrechter en de
burgerlijke rechter is geregeld als het gaat om rechtsbescherming tegen
bestuurshandelingen en waarom dit zo is;
- Kent u de leerstukken van de formele rechtskracht en de voorrangsregel;
- Kent u de rol van de formele rechtskracht in het kader van de vrijwarende werking
van vergunningen.
1
,Schlössels en Zijlstra
Het begrip bestuursrechter
De definitie van het begrip ‘bestuursrechter’ is te vinden in art. 1:4 Awb. Onder het begrip
bestuursrechter in deze zin van de Awb vallen twee categorieën overheidsinstanties te
onderscheiden:
- Onafhankelijke bij de wet ingestelde organen die met bestuursrechtspraak zijn
belast. Dit zijn gerechtelijke instanties die niet behoren tot de rechterlijke macht als
bedoeld in art. 112 lid 2 GW.
o ABRvS, CRvB, Cbb
- Gerechten die wel behoren tot de rechterlijke macht, voor zover van toepassing is
hoofdstuk 9 Awb of Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
o Kantonrechter rechtbank, hof Arnhem-Leeuwarden
De rechtsingang bij de bestuursrechter in hoofdlijnen
Een belanghebbende kan tegen een zogenaamd appellabel besluit beroep bij de rechtbank in
stellen (art. 8:1 Jo. 8:6 lid 1 Awb). De belanghebbende moet alvorens beroep in te stellen,
eerst tegen het besluit een bezwaarschrift indienen (art. 7:1 lid 1 Awb). Tegen de uitspraak
van de rechtbank staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan in beginsel hoger
beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS, art. 8:105
Awb).
In art. 6:2 en 8:2 Awb zijn uitbreidingen te vinden voor de gelijkstelling aan een besluit. In
art. 8:3 Awb staan besluiten waartegen geen beroep open staat.
Rechtsbescherming door de burgerlijke rechter
De rechtsmacht van de bestuursrechter is beperkt. Niet al het handelen en nalaten van het
bestuur wordt gedekt door de wet. De burgerlijke rechter moet binnen het Nederlandse
stelsel van het bestuursrechtelijke rechtsbescherming daarom aanvullende
rechtsbescherming bieden.
Sinds het arrest Guldemond/Noordwijkerhout werd in zaken tegen de overheid voor de
bevoegdheid van de burgerlijke rechter definitief bepalend het karakter van de eis, werd niet
meer gekeken naar de aard van de rechtsverhouding (objectum litis-leer ). Heeft de eis
betrekking op een gestelde schending van een burgerlijk recht of een schuldvordering in de
zin van art. 112 GW, dan is daarmee de bevoegdheid van de burgerlijke rechter gegeven.
Als iemand rechtsbescherming zoekt bij de burgerlijke rechter (terwijl beroep bij de
bestuursrechter openstaat of stond) tegen een appellabel besluit, dan geldt het volgende.
De eiser is in zijn vordering bij de burgerlijke rechter niet-ontvankelijkheid als hij nog
bezwaar of beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Dit wordt ook wel de voorrangsregel
genoemd.
De eiser is eveneens niet-ontvankelijk in zijn vordering wanneer hij hiermee een resultaat
nastreeft dat ook bij de bestuursrechter had kunnen worden bewerkstelligd. Wat volgt uit
het arrest van Heesch-van den Akker is dat de burgerlijke rechter in beginsel uitgaat van de
rechtmatigheid van het besluit als de eiser de bestuursrechtelijke rechtsgang onbenut heeft
gelaten, betrokken besluit is onaantastbaar. Wordt ook wel formele rechtskracht genoemd.
2
,Ook conformeert de burgerlijke rechter zich aan het oordeel van de bestuursrechter, bijv.
vernietiging werkt dan dubbel door, oneigenlijke formele rechtskracht genoemd. Dit laatste
komt onder andere voort uit arresten St. Oedenrode/Driessen en Van Gog/Nederweert.
Handelen krachtens vergunning: vrijwarende werking
Uitzonderingen dat handelen overeenstemming met een vergunning betekent dat het
rechtmatig is. Volgens Ludlage/van Paradijs arrest zijn de volgende punten daarvoor van
belang:
- De aard van de vergunning, strekt de vergunning ook daadwerkelijk tot het
verschaffen van het recht aan de vergunninghouder om die handeling te plegen
waarvan de gelaedeerde meent dat die schade bij hem oplevert?
- Het belang dat de regeling beoogt te beschermen, diende bij vergunningverlening het
gestelde belang te worden meegewogen?
- De overige omstandigheden van het geval, bijv. maatschappelijke plicht tot
zorgvuldigheid.
3
,Vraag 1 – Stappenplan
a. Maak aan de hand van de Awb een stappenplan waarmee je in een individuele casus
kunt vaststellen hoe een belanghebbende tegen bestuurshandeling kan opkomen.
Stappenplan Awb opkomen belanghebbende tegen bestuurshandeling
Stap 1. Regelt de bijzondere wet iets?
Kijken wat er in de bijzondere wet is geregeld qua rechtsbescherming. De bijzondere wet
kan afwijken van het hoofdsysteem. Te denken valt aan: uitbreiding appellabele handelen,
uitbreiding van degene die beroep kunnen instellen, iets zeggen over administratief beroep
en andere uitzonderingen.
Stap 2. Beroep bij de bestuursrechter
Hoofdregel art. 8:1 Awb voor algemeen beroepsrecht, een belanghebbende kan beroep
instellen bij de bestuursrechter tegen een besluit.
Vereisten hiervoor zijn:
- Sprake van een belanghebbende in de zin van art. 1:2 Awb?
o Zie stappenplan week 1.
- Is er sprake van een 1) besluit, dat 2) appellabel is?
1. Sprake van een besluit (art. 1:3 lid 1 Awb) of een gelijkstelling daarmee
(zie bijzondere wet, Awb art. 6:2, 8:2 of jurisprudentie).
2. Geen sprake van een uitgezonderd besluit (art. 6:3 en 8:3 - 8:5 Awb),
besluit moet appellabel zijn.
Welk instantie beroep instellen?
- Hoofdregel art. 8:6 lid 1 Awb beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij
een andere bestuursrechter bevoegd is ingevolge een bijzondere wet.
o Uitzondering: Bijlage 2, Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, hs 2.
Stap 3. Voorprocedure
Hoofdregel art. 7:1 Awb alvorens beroep dient belanghebbende bezwaar te maken, tenzij
sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in art. 7:1 lid 1, art. 7:1a Awb of
Bijlage 1 Regeling rechtstreeks beroep).
Waar bezwaar instellen?
- Zie 1:5 lid 1 Awb, 6:4 lid 1 Awb bezwaar kan worden ingediend bij het
bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
Stap 4. Hoger beroep
Hoofdregel art. 8:104 Awb voor hoger beroepsrecht, instellen tegen bepaalde besluiten die
niet uitgesloten zijn.
Welke instantie hoger beroep instellen?
- Hoofdregel art. 8:105 Awb, voor hoger beroep is bevoegd de ABRvS, tenzij een
andere hogerberoepsrechter bevoegd is Bijlage 2 Bevoegdheidsregeling
bestuursrechtspraak, hs 4.
Stap 5. Geen beroep bij de bestuursrechter?
Dan is een actie bij de burgerlijke rechter mogelijk.
4
, b. De Barneveldse pluimveehouder Haantjes verkoopt zijn kuikens sinds jaar en dag aan
een pluimveehouderij in Duitsland. Op grond van artikel 77, tweede lid, van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is daarvoor vereist dat de dieren vergezeld
gaan van bepaalde bewijsstukken waaruit onder meer blijkt waar de dieren vandaan
komen en dat zij gezond zijn. De pluimveehouderij vindt dit te veel administratieve
rompslomp en transporteert de kuikens zonder de benodigde bewijsstukken naar
Duitsland. Een concurrerende pluimveehouderij krijgt hier lucht van en meldt de
overtreding. De minister van Economische Zaken en Klimaat besluit wegens die
overtreding aan Haantjes een bestuurlijke boete op te leggen op grond van artikel 120b,
eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Haantjes is het met dit besluit niet eens. Beschrijf de volledige rechtsgang die hij kan
doorlopen om tegen dit besluit op te komen. NB: u hoeft voor uw antwoord verder niet
in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren te kijken.
Stap 1: Regelt de bijzondere wet iets?
Nee, blijkt niet uit de casus.
Stap 2: Beroep bij de bestuursrechter
Hoofdregel art. 8:1 Awb:
- Belanghebbende: Haantjes is geadresseerde van de bestuurlijke boete en daarmee
automatisch belanghebbende (art. 1:2 lid 1 Awb)
- Besluit in de zin van artikel 1:3 Awb: Sprake van een beschikking,
bestuursrechtelijke handeling gericht op een individueel persoon. Eventuele
gelijkstellingen zijn hier niet aan de orde, uitzonderingen die in de weg kunnen
staan zijn hier ook niet aan orde.
Hoofdregel art. 8:6 lid 1 Awb gaat hierop, beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank.
- Wees bij deze casus alert op de wettelijke artikelen die gebruikt worden voor het
maken van een besluit.
- Uitzondering genoemd in Bijlage 2, art. 4, echter gaat hier niet op omdat het gaat
om art. 120 b eerste lid Gezondheids- en welzijnswet. Anders beroep bij College van
Beroep voor het Bedrijfsleven.
Stap 3: Voorprocedure
Hoofdregel is eerst bezwaar maken (art. 7:1 lid 1 Awb), tenzij sprake is van een
uitzondering (art. 7:1, art. 7:1a + Bijlage 1 RRB).
- Uitzonderingen zijn hier niet aan de orde.
Bezwaar bij hetzelfde orgaan dat het besluit heeft genomen (art. 1:5 lid 1, 6:4 Awb).
- Bij Minister van EZK bezwaar maken, hij heeft immers het besluit genomen.
5