Onderzoek bij schoolgaande kinderen.
HC1 van Vloeiendheidsstoornissen 2.
Overzicht onderwijs vloeiendheid.
Jaar 1 – Stotteren bij jonge kinderen tot 6,5 jaar.
- Theorie
o Oorzakelijke-, uitlokkende- & in stand houdende factoren.
o Verschillende modellen; Ad Bertens, emmer, ICF, verwachtingen en mogelijkheden
model.
- Stadia.
o Normale onvloeiendheid.
o Borderline stotteren.
o Beginnend stotteren.
- Onderzoek.
o SLS (screeningsinstrument, aantal vragen aan de ouders. Moet je wel of niet iets
gaan doen?)
o Ouder-kind interactie, basis voor de therapie DSM.
o SSI-4, van jong tot oud. Dit brengt de hoorbare en zichtbare kenmerken van
stotteren in kaart.
o Observatielijsten.
o …
- Behandeling.
o RESTART-DCM, Het in balans brengen van de mogelijkheden van het kind en de
verwachtingen.
o Lidcombe Programma,
gedragstherapeutisch programma.
Dit is tot 6,5 jaar. Beloonsysteem.
Van beide programma’s is de
effectiviteit bewezen.
Werkmodel van Ad Bertens.
Zo kun je stotteren het beste uitleggen.
Stotteren heeft te maken met de in aanleg
aanwezige stoornis in de timing van de spraak. De
aanleg wordt getriggerd door; spanning (ruzies,
sinterklaas), snelheid (hoog leeftempo,
articulatiesnelheid) en andere belemmeringen
(vertraagde spraak-taalontwikkeling, ADHD,
Autisme, fonologische problemen, vermoeidheid.)
Deze factoren leiden tot: herhalingen of
verlengingen.
Vroeg of laat gaat een kind zoeken naar
oplossingen; sociale vergelijking ik wil niet
stotteren.
Hierdoor krijg je negatieve gevoelens en daardoor
vecht, vlucht of bevries gedrag.
Vluchtgedrag: wegkijken, andere woorden,
spreeksituaties vermijden.
Bevriesgedrag: lange blokkades en doet niets om
daar uit te komen
, Opiniestuk Ad Bertens: De essentie van stotteren.
In Nederlands tijdschrift voor Logopedie: Ad Bertens gaat in zijn stuk in op de hypothese van Van
Riper en doet een aanvulling.
Hij is van mening dat het een neuromusculaire stoornis is in de timing van de spraak. Ad Bertens pleit
hiermee voor acceptatie van stotteraars. Stotterende mensen die ge
- Hypothese: stotteren is een al dan niet erfelijke neuromusculaire timingsstoornis.
o Nog niet onderbouwd met onderzoek. Maar gaat uit van ‘biologie’ en ‘psychologie’.
- Aanvulling: De uiteindelijke ernst van stotteren wordt vooral bepaald door de ernst van de
onveranderlijke onderliggende timingsstoornis. Mensen die genezen hebben een lichte
stoornis. De ernst van de onderliggende stoornis moet altijd worden meegenomen.
o De zichtbare ernst wordt bepaald door een optelsom van biologische aanleg en
aangeleerd verzet tegen ontspannen haperingen.
Een weder reactie hierop is:
- Oorzaak van stotteren is nog steeds niet helemaal bekend.
- Alternatieve hypothese: Stotteren is een gevolg van verminderde spraak motorische
controle.
Overzicht onderwijs vloeiendheid.
Jaar 2 – Ontwikkelingsstotteren bij oudere kinderen, adolescenten en volwassenen.
- Theorie.
o Verdere stadia van het ontwikkelingsstotteren.
o Verschillende aspecten die een rol spelen bij stotteren.
- Onderzoek.
o SSI-4
o Behavior Assessment Battery; BAB; Vlaamse test die de gedragingen van het
stotteren en de impact van het stotteren op het dagelijks leven weer geeft.
o Intakevragen.
- Behandeling bij deze doelgroep.
o Betrekken van de omgeving
o Stottermodificatie; makkelijker maken van de stotters.
o Spraakverandering.
o Commerciële therapieën.
Intermediate stotteren.
- Meestal tussen 6 en 13 jaar spreken we van Intermediate stotteren; overgangsstotteren.
Het verschil met beginnend stotteren: de angst voor het stotteren begint te komen. De angst
kan gerelateerd zijn aan klanken, woorden of op spreeksituaties. Hierdoor kan je
vermijdingsgedrag zien.
- Kerngedragingen.
o Nog steeds herhalingen en verleningen.
o Meest opvallen: Blokkades.
- Secundair gedrag.
o Ontsnappingsgedrag. Het gedrag wordt complexer.
o Vermijdingsgedrag; situaties, woorden.
Ontsnappingsgedrag en vermijdingsgedrag gaat uiteindelijk vaak onbewust. Dan heb je het
niet eens in de gaten.
- Gevoelens en attitudes.
o Angst, schaamte, frustratie begint te komen.