Verpleegkunde en methodiek 3
Leertaak 1
Gezondheidsvoorlichting volgens het WHO: Combinatie van leerervaringen ontwikkeld en
ontworpen om mensen en gemeenschappen (communities) te helpen om hun gezondheid te
bevorderen.
Gezondheidsvoorlichting is een onderdeel van gezondheidsbevordering: een combinatie van
voorlichting en omgevingsveranderingen die gezond gedrag en gezonde leefomstandigheden
stimuleert.
Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding = GVO.
De rol van gezondheidsbevorderaar (CANMEDS):
1. Je kunt met kennis van epidemiologie, preventie en gezondheidsvoorlichting interventies
uitvoeren op het vlak van individuele en collectieve preventie en gezondheidsvoorlichting;
2. Je kunt met kennis van de beginselen van zelfmanagement, leefstijlen en
gedragsbeïnvloeding gezond gedrag en een gezonde leefstijl van zorgvragers stimuleren, en
zorgvragers medeverantwoordelijk maken voor hun gezondheid, zo nodig door middel van
outreachende zorg en bemoeizorg;
3. Je kunt voorstellen doen voor programma’s om gezond gedrag te stimuleren;
4. Je bent in staat in een brede context relevante gegevens te verzamelen met het oog op
vroegsignalering en risicobeoordeling;
5. Je kunt zorg verlenen met respect voor de (cultuurgebonden) opvattingen van groepen
mensen, zorgvragers en hun naasten over gezondheid en bij het verlenen van zorg rekening
houden met hun persoonlijke eigenschappen en behoeften. Je bent in staat het sociale
netwerk rond een zorgvrager te versterken.
Planmatige gezondheidsvoorlichting is één van de belangrijkste instrumenten voor
gezondheidsbevordering. Het is een multidisciplinair vakgebied: voor planmatige
gezondheidsvoorlichting is het nodig belangrijke maatschappelijke en gezondheidsproblemen te
identificeren en begrijpen (epidemiologie, biomedische wetenschappen), gezond en ongezond
gedrag verklaren en te voorspellen (sociologie, sociale en gezondheidspsychologie), gedrag door
middel van voorlichting te beïnvloeden (communicatiewetenschappen, voorlichtingskunde,
psychologie, marketing), en dergelijke voorlichtingsinterventies te evalueren
(onderzoeksmethodologie, statistiek, epidemiologie).
Doelen gezondheidsbevordering:
In preventie van ziekten zijn er 3 aanknopingspunten waar bevordering van gezond gedrag belangrijk
is:
1. Primaire preventie
Voorkomen van een gezondheidsprobleem of categorie aandoeningen.
Preventie hart- en vaatziekten door stoppen met roken maatregelen of HIV door het stimuleren van
veilige seks.
2. Secundaire preventie (vroege opsporing)
Proberen mensen met een voorstadium of vroeg stadium van een aandoening te identificeren zodat
gerichte vroeg behandeling, mogelijk is, om erger te voorkomen.
Screening borstkanker, onderzoeken baby’s (consultatie).
3. Tertiaire preventie
Richt zich op mensen met een ziekte of handicap, begint dus na de diagnose. Doel is om zo goed
mogelijk te leven en het beheersen van ziekte of handicap.
Bevorderen therapietrouw, hulp bij zelfmanagement.
Populatiebenadering:
,Hele bevolking of grote deelgroep. (publiekscampagnes) Gemiddelde relatieve risico is laag, maar er
zijn veel mensen met een beperkt verhoogd risico.
Hoogrisico benadering:
Als het relatieve risico op het probleem waar de interventie op gericht is hoog is, maar er weinig
mensen zijn bij wie het risico sterk verhoogd is.
Universele preventie:
Totale bevolking of grote groepen daarbinnen, geen speciaal verhoogd risico. Doel is om bij alle
mensen de gezondheid te verbeteren en kans op ziekte te verminderen. Primaire preventie en
populatiebenadering.
Selectieve preventie:
Bevolkingsgroepen met een verhoogd risico. Doel is de gezondheid te verbeteren. Secundaire
preventie en hoogrisico benadering.
Geïndiceerde preventie:
Individuen die nog geen diagnose hebben, maar wel beginnende klachten of symptomen. Doel is
ontstaan van ziekte of verdere gezondheidsschade te voorkomen. Secundaire preventie en
hoogrisico benadering.
Zorg gerelateerde preventie:
Individuen met een ziekte. Doel is ziektelast te reduceren en complicaties/co morbiditeit te
voorkomen. Tertiaire preventie.
Middelen om gezondheidsbevordering te bereiken:
1. Voorlichting
2. Voorzieningen
3. Regelgeving, controle en sancties
,Model Intervention Mapping (IM)
Model voor planmatige
gezondheidsvoorlichting en
gedragsverandering (PGG).
1. Analyse van gezondheidsproblemen
Gezondheidsproblemen, kwaliteit van leven,
veiligheid, discriminatie, armoede.
2. Analyse van gedrag
Gedragsoorzaken, belang van gedrag en
oplossingen.
3. Analyse van determinanten van gedrag
(factoren die bijdragen aan het tot
standkomen of in stand blijven van
bepaald gedrag)
Persoonlijke determinanten: kennis, risicoperceptie, attitude en eigen-effectiviteitsverwachtingen.
Omgevingsdeterminanten: beschikbaarheid en bereikbaarheid van gezonde keuzes, sociale steun of
druk, onvoorzienbare barrières.
4. Interventieontwikkeling
Op basis van inzichten van voorgaande stappen -->
interventies ontwikkelen om de determinanten van
gedrag en het gedrag zelf te veranderen. Doel is
verbetering van gezondheid en kwaliteit vam
leven.
Intervention mapping staat centraal en voor een
goede toepassing is een analyse van theorieën en
methodieken voor gedragsverandering die bij
gezondheidsvoorlichting kunnen worden
toegepast, van groot belang is.
5. Interventie-implementatie en -disseminatie
Implementatie (uitvoering zoals bedoeld) en
disseminatie (planmatige verspreiding of
invoering).
Houdt rekening met wensen van de degenen
waarvan wordt verwacht dat ze de interventie
gaan uitvoeren en gebruiken. Een manier om van
meet af aan adequaat te anticiperen op
implementatie problemen is het vormen van een
verbindingsgroep (linkage groep), een groep
waarin zowel de ontwikkelaars als uitvoerders,
vertegenwoordigd zijn. Goed inzicht hebben in de
determinanten van implementatie gedrag van
potentiele gebruikers.
6. Evaluatie
Effectevaluatie: Of de interventies gewenste
resultaten hebben.
Procesevaluatie: Of de interventies zijn uitgevoerd
volgens plan.
Eerst wordt geprobeerd de interventie kleinschalig
en onder gecontroleerde omstandigheden wordt
, getoetst, daarna op grotere schaal getest, en waarbij ook de eventuele implementatie en
disseminatie wordt onderzocht.
Valkuilen:
1. Een niet bestaand probleem
2. Het verkeerde gedrag
3. De verkeerde gedragsdeterminanten
4. De verkeerde interventie
5. De verkeerde implementatie
6. Evaluatie: onjuist kiezen van het evaluatieniveau
Planmatige voorlichting is een systematische activiteit, het helpt om in die planning de juiste
stappen te nemen. Voor het ontwikkelen van de interventie hebben we voldoende gegevens nodig
over het gezondheidsprobleem, over gezond en ongezond gedrag, over de persoonlijke en
omgevings-determinanten van gedrag en over de mogelijkheden voor implementatie en evaluatie.
Pas daarna kan de gezondheidsbevorderaar op professionele wijze een interventie ontwikkelen,
daarbij maken ze gebruik van literatuur, theorieën over gedrag en gedragsverandering en aanvullend
onderzoek.
1. Definieer zorgvuldig de vraagstelling
2. Inventariseer de direct beschikbare kennis: brainstorm over mogelijke voorlopige
antwoorden
3. Desk research: literatuur, statistieken, of andere documentatie die direct of indirect de vraag
kan beantwoorden
4. Zoek empirisch ondersteunende theorieën die direct of indirect de vraag kan beantwoorden
5. Aanvullend onderzoek
6. Leid antwoorden af en pas deze toe
Het is goed om na te denken over wat wel en niet kan in gezondheidsvoorlichting. Het kan een
aantal onbedoelde negatieve ‘neven’effecten hebben.
Guttman en Salmon noemen gevoelens van schuld en angst, stigmatisering, en het vergroten van
gezondheidsverschillen.
Leertaak 2
Zelfmanagement is een gegeven, onlosmakelijk verbonden met het hebben van een chronische
ziekte. Het gaat om de inspanningen die een persoon met een chronische ziekte doet om een zo
goed mogelijk compromis te vinden tussen de eisen van de ziekte en de eisen van het leven. Mensen
hebben hierbij zelf de regie - voor zover ze dat willen en kunnen. Het leven staat centraal, niet de
ziekte. De context waarin dat leven zich afspeelt en (de steun van) de naasten van de chronische
zieke spelen een belangrijke rol bij zelfmanagement en eigen regie. De drie aandachtsgebieden van
zelfmanagement zijn:
1. Leven met de ziekte
2. Eigen aandeel in de zorg
3. Organiseren zorg- en hulpbronnen.
Zelfmanagementondersteuning gaat uit van het principe dat mensen zoveel mogelijk voor zichzelf
zorgen met als uitgangspunt de ‘kracht’ in plaats van de ‘klacht’. Met aandacht voor het
zelfvertrouwen en de kwetsbaarheden van de patiënt en zijn naasten. De zorgverlener is
behandelaar én coach, de patiënt is medebehandelaar én regisseur. Het ondersteunen van
zelfmanagement is essentieel voor goede zorgverlening, het komt niet bovenop de huidige zorg