Basis tot homeostase
Blokgerelateerde leerdoelen
1. Je benoemt de belangrijkste vitale parameters die gecontroleerd worden
(homeostase) door de drie orgaansystemen. Je beschrijft het mechanisme van
negatieve terugkoppeling en kent de belangrijkste fysiologische feedback loops
waarbij de vitale organen betrokken zijn.
2. Je onderscheidt de belangrijkste fysische en chemische grootheden die fysiologische
processen karakteriseren. Je kent de belangrijkste wetmatigheden die de relaties
tussen deze grootheden en hun afhankelijkheid van stofeigenschappen beschrijven.
Je past deze kennis toe in berekeningen die betrekking hebben op de fysiologie van
vitale orgaansystemen.
3. Je geeft de definities van een zuur, een base en een buffer en noemt de belangrijkste
voorbeelden hiervan in de lichaamsvloeistoffen. Je legt uit wat respiratoire en
metabole zuur- base verstoringen zijn en voert berekeningen uit die betrekking
hebben op deze onderwerpen.
4. Je beschrijft de microscopische en macroscopische bouw en structuur van de drie
vitale orgaansystemen en relateert deze aan de specifieke functie.
5. Je verklaart de belangrijkste functies van de orgaansystemen op basis van de
onderliggende moleculaire mechanismen.
6. Je beschrijft de rol van het zenuwstelsel en het endocrien systeem bij de regulatie
van de vitale orgaansystemen en onderscheidt daarbij de belangrijkste
signaalstoffen, receptoren en hun specifieke effecten.
7. Je benoemt de veranderingen in de functie van de drie orgaansystemen en hun
interacties die optreden bij normale dagelijkse activiteiten (liggen, staan, rust,
inspanning) en verklaart de aanpassingen (regulatie) die hierbij optreden om de
homeostase te handhaven.
8. Je voorspelt het effect op de orgaansystemen van een aantal (veel voorkomende)
omstandigheden die de homeostase verstoren (zoals bloed- en vochtverlies) en
verklaart de (interactieve) reacties die optreden om de homeostase te herstellen.
9. Je beschrijft een aantal (veel voorkomende) afwijkingen in de normale bouw,
structuur en/of functie van (onderdelen van) de vitale orgaansystemen en verklaart
de (compensatoire) veranderingen die optreden om in die omstandigheden
homeostase te (trachten te) bereiken.
10. Je beschrijft de belangrijkste methoden die zorgverleners gebruiken om de functie
van de vitale orgaansystemen te beoordelen en interpreteert de hiermee gemeten
parameters als normaal of abnormaal.
Aan competenties gerelateerde leerdoelen
11. Je doet een beknopt literatuuronderzoek naar interventies gericht op preventie van
roken of stoppen met roken. Je beschrijft deze interventies gebruikmakend van het
model van Lalonde (zie blok ‘Van start tot arts’) en bediscussieert in het verslag de te
verwachten effectiviteit (competentie Gezondheidsbevorderaar).
12. Je formuleert een vraagstelling gebaseerd op kennis opgedaan in het blok en je
toetst deze met behulp van meetgegevens verkregen tijdens de practica. Je voert een
, statistische analyse uit en interpreteert de resultaten. Je beschrijft dit onderzoek in
de vorm van een gestructureerd abstract (competentie Academicus, lijn AWV).
13. Je beschrijft de organisatie van zorg, zoals door middel van zorgpaden, illustreert dit
met een voorbeeld en bespreekt voor- en nadelen vanuit het standpunt van de
ziekenhuisorganisatie, de zorgverlener of de patiënt (competentie Organisator).
Hoorcollege 1 introductie overzicht blok
Om de homeostase van een organisme te handhaven bij veranderingen in activiteit en onder
wisselende externe omstandigheden zijn voortdurend aanpassingen in de functie van
orgaansystemen nodig. Bij de mens verloopt deze regulatie voor een belangrijk deel via het
zenuwstelsel en circulerende hormonen en wordt gecontroleerd door een groot aantal
regelsystemen.
In de eerste week van het blok worden de belangrijkste vitale parameters bij de mens kort
besproken en, in algemene zin, de principes van regelsystemen en de functie van de ‘vitale’
orgaansystemen. Deze onderwerpen komen later in het blok uitgebreid terug.
Homeostase: het handhaven van bepaalde parameters binnen bepaalde grenzen/op een
niveau dat op dat moment optimaal is.
- Temperatuur
- Bloeddruk
Onderwerpen
• Homeostase en fysiologische concepten
• Cardiovasculair systeem
• Ademhalingssysteem
• Nieren
• Interacties tussen orgaansystemen
• Verstoring homeostase (ziektes)
• Samenwerking tussen disciplines
Hoorcollege Einthoven Science Project
Voor de werkgroep AWV alvast een opzet hebben van je abstract (in tweetallen)
ESP in database en vragenlijst
Hoorcollege 2 homeostase en vitale orgaansystemen
Homeostase is de controle van vitale parameters. Dit zijn parameters die betrekking hebben
op het hele lichaam, zoals arteriële bloeddruk, hartminuutvolume en effectief circulerend
volume, maar ook intracellulaire concentraties van ionen zoals K+ en Ca++. Het begrip
homeostase en de globale rol van de vitale orgaansystemen bij de handhaving van
homeostase bij de mens worden besproken in dit hoorcollege.
,Factoren
Waarom blijft tijdens continue inspanning de hartfrequentie blijft toch toenemen?
- Minder efficiënt lopen dus meer energie nodig om dezelfde performance te leveren
- Thermoregulatie, je warmt op en hebt dus meer energie nodig om je temperatuur
onder controle te houden
- Dehydratie, vullingsdruk gaat omlaag en dit compenseer je met een hogere
hartfrequentie
Cardiovasculair systeem
Detectors
- Central command
- Mechanoreceptoren in de spier (begin activiteit)
- Chemoreceptoren in de spier (sensing van metabolieten)
Effectoren
-
Resultaat
Wat is de relatie tussen ademhaling, hartfrequentie en metabolisme?
• Energiebehoefte: 2000 kcal
• Hartfrequentie: 80 bpm, 60/min
• Ademhaling: 15/min
• 1 gram vet + 2 L O2 → 9 kcal
• 1 gram ch/pr (koolhydraten of eiwitten) + 1 L O2 → 4 kcal
• Per dag: 200 gram vet of 500 gram ch + 400 L O2
Situatie in rust
In rust wordt niet al het zuurstof afgegeven aan de weefsels
Saturatie is na de organen nog steeds hoog, maar een klein percentage wordt gebruikt door
de organen
Hoorcollege 3 fysiologische regelsystemen
Handhaven van homeostase vereist regelsystemen. In de fysiologie is het meest
voorkomende regelmechanisme een systeem met negatieve terugkoppeling (negatieve
feedback). In dit hoorcollege worden het principe en de belangrijkste componenten van
fysiologische/biologische regelsystemen besproken.
Homeostase: het vermogen van meercellige organismen om het interne milieu in evenwicht
te houden, ondanks veranderingen in de omgeving waarin het organisme zich bevindt, door
middel van regelkringen in het organisme
, De uitvoer is een functie van de invoer
- Invoer: hoe ver draai je de kraan open?
- Uitvoer: uitstroom van water
Controller met een tijd: bepaalt de invoer
Controller met een sensor: gewenste hoeveelheid
bepaalt de invoer
Wanneer het verschil 0 is, gaat de kraan uit
Open regelsysteem
• Geen terugkoppeling bij fouten tijdens het proces (hooguit achteraf)
- Aan- uit regelsysteem (met bijv tijd)
Bijv blaas van een niet zindelijk peuter of volwassene na een dwarslaesie van het
ruggenmerg
- Proportioneel regelsysteem (regelen aan en uit)
Bijv pupilreactie oog
Gesloten regelsysteem
• Terugkoppeling tijdens het proces
• Nodig: sensor, referentiewaarde, controller
• Invloeden van buitenaf kunnen dit systeem beïnvloeden
• Negatieve terugkoppeling
- De gemeten waarde is hoger dan de gewenste waarde dus wordt de fout negatief,
controller probeert een nieuw evenwicht te herstellen → proces wordt geremd
- Gemeten waarde is lager dan de gewenste waarde dus wordt positief → proces
wordt gestimuleerd
→ Alles met homeostase bijv longen, cardiovasculaire systeem, nieren, temperatuur,
schildklier, bijnier
• Positieve terugkoppeling
- Gemeten waarde wordt te hoog, stuurt proces harder aan → proces wordt steeds
opnieuw gestimuleerd dus nog hoger bijv actiepotentiaal neuronen
- Gemeten waarde wordt te laag, stuurt proces harder aan → wordt nog lager