Samenvatting: SBTI
Week I:
De arbeidsmarkt kent drie verschillende statussen: werkenden (betaald werk), werklozen
(geen betaald werk, maar wil en is op zoek naar werk) en niet-actieven (noch werkend en
werkloos).
De arbeidsmarkt kent enkele indicatoren:
o Beroepsbevolking (LF): L (‘labourers’) en U (‘unemployed’);
o Potentiële beroepsbevolking (N): L + U + O (‘non-actives’);
o Werkloosheidspercentage: u = U / LF;
o Werkgelegenheidspercentage (ook wel: netto arbeidsparticipatie): L/N (‘number of
people’);
o Participatiegraad (ook wel: bruto arbeidsparticipatie): LF / N.
De internationale definitie voor werkloosheid is toegankelijker dan de Nederlandse definitie
(verschil: één uur p/w vs. twaalf uur p/w plus de wens om meer te werken), waardoor toen de
CBS deze definitie voor gebruik overnam, het werkloosheidspercentage daalde.
Variantie in arbeidsmarktuitkomsten tussen verschillende landen kunnen door twee
fenomenen worden verklaard:
i. De vraag naar en aanbod van arbeid;
ii. Arbeidsmarktinstituties en sociaaleconomisch beleid.
Een arbeidsmarkt gekenmerkt door volledige concurrentie ziet er als volgt uit, waarbij ‘F’ =
werkgeverssurplus en ‘W’ = werknemerssurplus; dit is andersom dan in eerder uitgelegde
situaties, doordat werknemers de aanbieders zijn, zoals bij andere figuren dit de producenten
zijn.
1
,In het productieproces dat bedrijven opzetten maken zij gebruik van arbeid en kapitaal. De
vraag van arbeid is een afgeleide vraag die afhangt van het volgende:
o De productiviteit van arbeid;
o De prijs van het eindproduct.
Deze bedrijven bepalen hoeveel arbeid zij inzetten d.m.v. het geldelijk grensproduct (en:
‘marginal revenue product’; MRP), wanneer deze gelijk staat aan de ‘marginal resource costs’
(‘MRC’). Dit kan met de onderstaande formule worden berekend:
Geldelijk grensproduct: verandering in totale opbrengst / verandering in één eenheid arbeid.
Bij een arbeidsmarkt met volledige concurrentie is het loon gelijk aan de ‘MRC’, wat
weer gelijk is aan de ‘MRP’.
De ‘MRP’-curve toont de vraaglijn, die alle mogelijke combinaties van loon en arbeid
aanduidt.
Geaggregeerde vraagcurve: het horizontaal optellen van de vraagcurven van individuele
bedrijven.
2
,Monopsonie: één bedrijf met marktmacht op de arbeidsmarkt. Dit komt bijv. lokaal voor
(bijv. mijnbouw) of in een specialistische branche (bijv. vliegenier voor de Luchtmacht).
Hierbij is de aanbodcurve voor de gehele arbeidsmarkt hetzelfde als de aanbodcurve voor de
monopsonist. De ‘MRC’-curve heeft twee eigenschappen:
o Stijgend verloop, i.p.v. een gelijke lijn bij volledige concurrentie. Dit geeft weer dat
het bedrijf marktmacht bezit, doordat de kosten voor arbeid stijgen bij een beperkt
aanbod arbeid;
o Positionering boven de aanbodcurve (aan de linkerzijde), i.p.v. dat deze de
aanbodcurve doorkruist wegens het beperkte aanbod van arbeid door initiële hogere
lonen.
Gevolg: er wordt minder arbeid ingehuurd en tegen een lager loon dan in een
arbeidsmarkt gekenmerkt door volledige concurrentie.
Een situatie waarin monopsonie voorkomt ziet er als volgt uit:
De hoogte van het loon wordt bepaald door naar het punt te kijken waar ‘MRC’ en ‘MRP’
elkaar snijden, en daarna af te zakken naar de aanbodcurve; in casu punt c. In het figuur
hierboven toont de driehoek abc het verlies van maatschappelijke welvaart.
3
, Het aanbod van arbeid hangt van de keuzes van individuen, of en zo ja, hoeveel arbeid zij
aanbieden. Er wordt verondersteld dat zij rationele keuzes maken o.b.v. preferenties (keuzes
tussen consumptie van arbeid (werk) of vrije tijd) en budgetrestricties (beperking
consumptie van vrije tijd/goederen door tijd en inkomen, vaak door (uur)loon).
Indifferentiecurve: een lijn door combinaties van consumptie van arbeid en vrije tijd,
waartussen het individu indifferent is; iedere combinatie levert het individu evenveel nut op.
Deze curven hebben vier eigenschappen:
i. Indifferentiecurven hebben een dalend verloop;
ii. Hogere indifferentiecurven geven een hoger nutsniveau weer;
iii. Indifferentiecurven snijden elkaar niet;
iv. Indifferentiecurven zijn convex (def: krom lopend, door het afnemend marginale
opbrengsten: steeds minder nut bij grotere hoeveelheden van hetzelfde product).
Nutsmaximalisatie: het individu kiest de combinatie van consumptie van arbeid en vrije tijd
die zoveel mogelijk nut oplevert, en die mogelijk is gegeven het budget: de combinatie
waarbij de budgetlijn de hoogst mogelijke indifferentiecurve raakt.
Loonstijging heeft twee mogelijke effecten, afgebeeld in de grafiek onder de uitleg hieronder:
o Substitutie-effect: bij een hoger loon stijgen de opportuniteitskosten van vrije tijd,
waardoor mensen meer gaan werken.
o Inkomenseffect: bij een hoger loon stijgt het inkomen, waardoor mensen meer
kunnen consumeren (dus ook vrije tijd). Het gevolg hiervoor is dat men minder gaat
werken.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper MetObij. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.