Samenvatting Boeri & Van Ours
(2008)
Week I: Hoofdstuk I
Arbeidsmarkt: markt waar een kwantiteit van arbeidsdiensten (‘L’ voor ‘labour’)
correspondeert met taken weergegeven in een vacante arbeidsfunctie (en: ‘vacant job’),
waarvoor het individu van het uitvoeren hiervan loon ontvangt (‘w’ voor ‘wage’; maar niet
elke arbeidsdienst is betaald, een vereiste om op de arbeidsmarkt weergegeven te worden).
‘y’: het marginale product van arbeid, de waarde van een arbeidsproduct die behaald wordt
door een bedrijf en een werknemer die gezamenlijk produceren, bijv. de opbrengsten van deze
job voor de werknemer, de output en de baten van deze output. ‘Marginaal’ refereert naar de
additionele output die mogelijk is door het aannemen van een extra werknemer.
Werknemerssurplus: het verschil tussen het werkelijke loon van een werknemer (‘w’) en
diens reserveringsloon (‘wr’) Dit is het laagste loon waartegen een werknemer een baan zal
accepteren, waar hij indifferent is tussen werken en niet-werken. Elk loon dat boven dit loon
ligt, is een netto winst over de optie van niet-werken. Het werknemerssurplus kan berekend
worden d.m.v.: ‘(w – wr)’.
Werkgeverssurplus: het verschil tussen de waarde van een baan (gekeken naar hoeveel
opbrengsten dit oplevert) en diens kosten, zijnde voornamelijk het loon dat betaald wordt aan
de werknemer die deze baan heeft.
Het werkgeverssurplus kan berekend worden d.m.v.: ‘(y – w)’.
Totale surplus: de som van het werknemers- en werkgeverssurplus, wat berekend kan
worden d.m.v. de volgende formule: ‘(w – wr) + (y – w) = y – wr’.
Arbeidsmarktinstitutie: een systeem van wetten, normen of conventies die het resultaat zijn
van een collectieve keuze en die beperkingen of prikkels bieden die de individuele keuzes ten
aanzien van arbeid en loon beïnvloeden, doordat zij rekening houden met deze instituties bij
hun afweging. Deze instituties zijn het bijproduct van een politiek proces, maar niet altijd
formeel vastgelegd, zoals bijv. ‘collectieve onderhandelingsinstituties’ die regulerend werken
via sociale normen en conventies, i.p.v. via wetten.
Lonen zijn de uitkomst van het marktmechanisme, waardoor werknemers toegewezen worden
aan banen. Instituties beïnvloeden dit mechanisme.
1
,Perfect concurrerende arbeidsmarkt: een arbeidsmarkt waar werknemers en werkgevers
perfect geïnformeerd zijn over lonen en banen die geboden worden door andere firma’s (de
assumptie van perfecte informatie) en waar er geen fricties of kosten zijn bij het koppelen van
werknemers en vacatures (bijv. geen tijdsbesteding aan het zoeken van een baan of geen
transportatiekosten voor interviews; de assumptie van een arbeidsmarkt zonder frictie). Beide
assumpties zijn extreem.
Individuen zullen werken als zij een niet-negatieve surplus ontvangen van werken. Dit
gebeurt wanneer hun reserveringsloon lager of gelijk is aan het loon dat geboden wordt op de
arbeidsmarkt.
Iemands nutsfunctie op de arbeidsmarkt is: ‘U (c, l)’, waarin ‘c’: consumptie van arbeid, en
‘l’: ‘leisure’, beide normale goederen. Dit kan worden weergegeven via verschillende
nutsfuncties, die combinaties van consumptie van arbeid en vrije tijd tonen die een gelijke
hoeveelheid nut geven aan de werknemer. Hierbij geldt het volgende:
o Indifferentiecurves zijn negatief aflopend, doordat het nut naar beide kanten
(consumptie van arbeid óf vrije tijd) toeneemt, waardoor men de winst van het ene
moet compenseren met het verlies van het andere, en vice versa;
o De mate van convexiteit neemt af met de mate van substitueerbaarheid tussen
consumptie van arbeid en vrije tijd;
o Indifferentiecurves kruisen niet, en;
o Nut neemt verder toe vanaf de oorsprong.
De hoeveelheid uren dat iemand werkt, ‘h’, wordt berekend door diens ‘endowment of time’
(‘l0’) minus diens vrijheid tijd (‘l’). Hiermee kan men een individu zijn budgetconstrictie
bepalen:
‘m + wh ≤ c.’
Waarin ‘m’: het inkomen bij nul uren werk, ‘w’: het uurloon en ‘c’: de prijs van consumptie.
Deze budgetconstrictie heeft een knik die overeenkomt met het niveau van inkomen bij nul
uren werk. Bij ‘m’ = 0 geldt dat de budgetconstrictie een rechte lijn naar beneden is die de
horizontale as kruist bij ‘l0’. Links van dit punt groeit het inkomen met de ratio van ‘w’ omdat
elk additioneel uur werken een additioneel uurloon oplevert.
2
,Het reserveringsloon (‘wr’) wordt gegeven door de helling van de indifferentiecurve die de
knik van de budgetconstrictie kruist bij punt ‘A’; zie hieronder. Bij dit punt alloceert het
individu ‘m’ aan consumptie, en werkt géén uren.
Elk loon dat onder het reserveringsloon ligt, wordt niet geaccepteerd doordat de marginale
waarde van vrije tijd (getoond door het reserveringsloon) hoger zijn dan de
opportuniteitskosten (het marktloon).
Deze definitie van het reserveringsloon gaat ervan uit dat het individu vrij is om diens uren te
kiezen, maar in de praktijk is deze veelal beperkter, doordat men bijv. dient te kiezen uit
voltijd óf deeltijd als gevolg van arbeidsmarktinstituties. Hierdoor verandert het
reserveringsloon is het loon waarbij het individu indifferent is tussen niet-werken en een
bepaald hoeveelheid uren werken, bijv. een voltijd baan: ‘hft’. Deze kan men vinden bij het
punt waar de indifferentiecurve door de verticale urenconstrictie heengaat. Dit heeft twee
effecten:
i. Deze beperktere keuze leidt tot een lager niveau van nut;
ii. Het reserveringsloon van een individu (wrft) die beperkt is in zijn keuze is hoger dan
het reserveringsloon van een individu (wr) die vrij is in zijn keuze omtrent hoeveel
uren hij werkt.
Hierboven beschreven scenario wordt hieronder afgebeeld:
3
, Bij het geaggregeerde arbeidsaanbod is er sprake van een pluraliteit van individuen met
verschillende voorkeuren voor consumptie van arbeid en vrije tijd en verschillende niet-
arbeidsinkomen. Tijd buiten werk om kan gespendeerd worden aan activiteiten die de
welvaart van het huishouden verhogen, zoals schoonmaken. Sommige werknemers zullen
bijv. kinderen hebben, en daardoor meer tijd aan deze activiteiten kwijt zijn, waardoor hun
reserveringsloon stijgt.
‘G(w)’ het aandeel werkende individuen met een reserveringsloon gelijk of lager dan het loon
(‘w’). Dit neemt toe naarmate het loon ook stijgt. Vlakke segmenten in de lijn geven aan
dat er meerdere individuen zijn met hetzelfde reserveringsloon, en verticale segmenten dat er
individuen zijn die niet zullen werken, ongeacht de hoogte van het loon. Door ‘G(w)’ te
vermenigvuldigen met ‘N’ (de totale populatie van werkenden) krijgt men het geaggregeerde
arbeidsaanbod.
Productie vindt plaatst door arbeid te combineren met kapitaal. Laatstgenoemde is op de korte
termijn vastgelegd, dus men kan arbeid niet hiermee substitueren.
Een bedrijf die diens winst wil maximaliseren, zal werknemers aannemen tot het punt dat de
waarde van de baan (‘y’) gelijk is aan de marginale kost van arbeid, zijnde het loon. Dit is een
gegeven in een competitieve arbeidsmarkt, waardoor bedrijven allemaal hetzelfde ‘y’ hebben
bij het equilibrium. Het geeft hun ‘inverse labour demand schedule’ weer, die gelijk
afneemt met arbeid (‘L’): het arbeidsaanbod (Ld) zal dus gelijk dalen met de lonen.
4