Geschiedenis van de moderne Nederlandse literatuur H1
Moderniteit = een fase in de intellectuele geschiedenis van de westerse wereld; een tijdperk dat men
laat beginnen de Verlichting, de wetenschappelijke revolutie of de industriële revolutie
Klok is de afgelopen eeuwen steeds belangrijker geworden, de 19 e eeuw is de eeuw van het horloge
een horloge was toen geassocieerd aan de zegeningen van de vooruitgang symbool van de
moderniteit Alleen voor de happy few gadget avant la lettre = mensen wisten nog niet dat ze
het nodig hadden, maar ze zwichtten en masse voor de zweem van moderniteit die het instrument
omgaf
De publicatie van Decartes’ Discours de la Méthode is een moment dat vaak als beginpunt van de
moderniteit als periode wordt genoemd scienta universalis = een allesomvattend mathematisch
model. Een grondslag voor alle wetenschap de wereld en haar verschijnselen volledig en vanuit
een systematiek te begrijpen volgens deductie = het bijzondere moet met behulp van logische
regels uit het algemene worden afgeleid
De hoeksteen van het cartiaanse/moderne denken is het opsplitsen van een eenheid in
beredeneerbare onderdelen
Verschillende dimensies in de moderniteit:
De wetenschappelijke dimensie wie moderniteit definieert als de erfenis van wetenschappers,
staat modernisering gelijk aan verwetenschappelijking en aan de groter wordende invloed van het
wetenschappelijk denken moderniteit de periode waarin de mens de abitie koestert de wereld te
begrijpen met behulp van natuurwetten die in het hele universum geldig zijn men is niet
afhankelijk van (goddelijke) voorzienigheid of natuurlijke wisselvalligheid
De filosofische dimensie begint met de verlichting onafhankelijke mens staat centraal
Francis Bacon spoorde wetenschappers aan niet dogmatisch te denken. Blaise Pascal: de
natuurwetenschap als denkmodel van de mens. John Locke: menselijke kennis komt niet uit
openbaringen of (religieuze) leerstelligheden, maar de oorsprong vindt in de ervaringen van de
zintuigen en in de reflecties van de geest filosofische dimensie draait dus ook om het idee dat de
mens door rationele ordening uiteindelijk over alomvattende kennis zou beschikken en dat
universele kennis ook de beheersing van de natuur mogelijk zou maken
De technologische dimensie de industriële revolutie als bakermat van de moderniteit mens
overwon geleidelijk aan zijn natuurlijke beperkingen, bijv. mobiliteit wereld werd kleiner door
de trein en de dienstregeling kwam de noodzaak precies te weten hoe laat het was in 1903 eerste
vlucht met een vliegtuigje, dus de wereld werd nog kleiner
De religieuze dimensie het proces van modernisering gaat in Europa samen met steeds
verdergaande secularisatie of ontkerkelijking het scheppingsverhaal verdraagt zich slecht met de
archeologisch-fossiele vondsten van de 19 e eeuw en met de evolutietheorie dat een belangrijk
onderdeel werd van het westerse zelf- en wereldbeeld de zondag was niet meer de dag des
Heeren, maar de vrije dag na rationalisering van de indeling van tijd
De sociologische dimensie het stadhuis en het ministerie verwijzen naar de bureaucratisering van
het moderne leven staat centraal in veel sociologische reflecties op en theorievorming over
moderniteit Max Weber: bureaucratie als een helaas onontkoombaar neveneffect van de
opkomst van het instrumenteel rationalisme
,De dimensies hebben allemaal samenhang.
Kern van het moderne zelfbeeld: de moderne mens neemt het heft in handen
Historiografie = de reflectie op geschiedschrijving en haar premissen
E.J. Dijksterhuis: het moderniseringsproces als ‘de mechanisering van het wereldbeeld’
Max Weber: door de bureaucratische routine raakt de moderne mens gevangen in de troosteloze
‘ijzeren kooi’ van de moderniteit stahlhartes Gehäuse
Max Weber: het moderne rationaliseringsproces als ‘de onttovering van de wereld’
Karl Marx: de mens heeft met de moderniteit ‘een monster’ gecreëerd
Moderniteit voert de mens langzaam naar een betere wereld autonome subject centraal
Schaduwzijden van de moderniteit = de zorg over, of zelfs afkeer van, het dwingende karakter van
de vooruitgang Rousseau’s horloge
The Two Cultures van C.P. Snow = een beroemde tekst over de kloof tussen literaire en de
wetenschappelijke cultuur: ‘Technology is a queer thing. It brings you gifts with one hand, and stabs
you in the back with the other’
Twee tijdsbegrippen:
De tijd van de klok de geobjectiveerde, meetbare tijd van de georganiseerde,
gebureaucratiseerde samenleving correspondeert met de waarden van de moderne,
kapitalistische samenleving
Durée = persoonlijke, subjectieve, imaginaire tijd, gecreëerd door zelfontplooiing meer
natuurlijk, het correspondeert niet met de waarden van de moderne samenleving, maar met
het ritme van de seizoenen en de natuurlijke kringloop van zon en maan
Sluiten elkaar niet uit gedurende de hele moderne geschiedenis waren ze met elkaar in
conflict, maar hadden ze elkaar ook nodig. Moderniteit heeft een januskop: enerzijds
geobsedeerd met verandering en vooruitgang, anderzijds kijkt ze ook voortdurend terug naar
al het moois dat voorgoed verlaten lijkt
De hele menselijke geschiedenis als etmaal voorstellen meer dan 23 uur is premoderne jacht- en
verzamelingssamenlevingen
De historische sensatie van Johan Huizinga = het idee van een onmiddellijk, bijna fysiek contact met
het verleden paradox: iets wat nabij is (het object) en tegelijkertijd veraf (de wereld waarin dat
object een rol speelde) daardoor wordt zowel het object als het subject uit zijn eigen context
getrokken de historische afstand gaat vooraf aan de historische sensatie vervreemding nodig
Literair erfgoed is toegankelijk erfgoed: historische teksten stellen ons in de gelegenheid precies
hetzelfde te lezen als onze grootouders of overgrootouders
Paradoxen van de moderniteit (schijnbare tegenstellingen):
Ideaal van individuele verheffing – zorg over bestuurbaarheid
Gehechtheid aan de kloktijd – gevoel slaaf te zijn van ons horloge
Opwinding over vooruitgang – zorg om het dwingende karakter daarvan
Bevrijding van de secularisatie – het gevoel van stuurloosheid dat de ‘dood van God’ met zich
mee kan brengen
, Domesticeringsparadox van Theodor W. Adorno en Max Horkheimer de
(on)afhankelijkheid van de moderne mens. Bij de geboorte hulpeloos, veel minder dan een
dier beschikt hij over natuurlijke instincten die overleven mogelijk maken, maar daardoor
ook niet gebonden aan zijn natuurlijke instincten, waardoor de mens in staat is de natuur te
slim af te zijn naar mate de mens zich meer bevrijd heeft van zijn natuurlijke beperkingen,
hij juist afhankelijker wordt van de door hem gecreëerde infrastructuur.
Veel moderne kunst en literatuur zijn te begrijpen als reflectie op of representatie van de
paradox literatuur is bij uitstek het medium voor kritische reflectie op de moderniteit, ze
kan de paradoxen van de moderniteit zichtbaar maken zonder deze per se te willen oplossen
Twee moderniteiten:
De moderniteit van de moderne wereld, met zijn fabrieken, zijn kantoren, zijn bureaus, zijn
democratie, zijn kapitalisme en zijn onttovering
De moderniteit van de moderne kunstenaar, die probeert die wereldse moderniteit te
verzoenen met een meer artistiek, toverachtig perspectief
Geschiedenis van de moderne Nederlandse literatuur H2
Wat zijn de argumenten om de literatuur van één taalgebied, of zelfs van één land, te bestuderen in
een tijd van Europese eenwording en globalisering, gekenmerkt door communicatiemiddelen die zich
van (taal)grenzen weinig aantrekt?
Praten over moderne literatuur is ook altijd praten over identiteit, en in die context is het gebruik van
we, wij, ons en onze niet zonder gevaar
De moderniteit als westers/Europees project?
problematisch of niet, het is eigenlijk onmogelijk de moderniteit niet vanuit een
westers/Europees perspectief te bekijken Dipesh Chakrabarty: ‘the rule by modern
institutions of the state, bureaucracy, and capital enterprise’ zijn ondenkbaar op een andere
plaats op de wereld ‘without invoking certain categories and concepts, the genealogies of
which go deep into the intellectual and even theological traditions of Europe’ idee van
moderniteit niet los te koppelen van deze concepten
Tegelijkertijd geldt het tegenwoordig als hoogst problematisch wanneer iemand de Europese
geschiedenis als de maat van alle dingen ziet het idee van de Europese geschiedenis als de
belichaming van een universele menselijke geschiedenis is achterhaald, hoezeer die gedachte
ook was ingebed in de moderniteit
Eurocentrisme = de vorm van blikvernauwing die uitgaat van de veelal onuitgesproken
gedachte dat de moderniteit vanuit Europa verspreid is om de rest van de wereld ten goede
te komen ‘first in Europe and then elsewhere’ gedachte: een visie waarin de moderniteit
zich vanuit Europa uitbreidde naar ‘barbaarse’ culturen die dringend behoefte hadden aan
modernisering rassenstereotypen
Oriëntalisme van Edward Said= het bestaan van een ‘oriëntalistische’ manier van spreken over de
‘oosterse Ander’, een discours waarin het moderne Westen de eigen identiteit steeds opnieuw
herbevestigt door er de constructie van een oosterse tegenpool tegenover te zetten
Oriental globalization literature van Jan Nederveen Pieterse = the Orient came first and the Occident
was a latecomer omkering van de ‘first in Europe and then elsewhere’ gedachte op het gebied