MGZ Q4
Jelte de Jager
, MGZ Q4 | Jelte de Jager
Het immuunsysteem als netwerk
https://slideplayer.com/slide/4048948/
Ons immuunsysteem beschermt ons tegen schadelijke pathogenen die ons lichaam
binnendringen. Het beschikt daarvoor over een arsenaal aan verschillende celtypes en
oplosbare factoren die elk een specifieke rol in de immuunrespons hebben. Een goed
werkend immuunsysteem is in staat op het goede moment de juiste cellen en factoren te
mobiliseren en op die manier het pathogeen in toom te houden. Daarvoor moet het systeem
onderscheid kunnen maken tussen lichaamsvreemde stoffen, eigen cellen en cellen die
veranderd zijn (tumoren). Er bestaan drie systemen in het lichaam: het lokale
immuunsysteem, het aangeboren systeem en het verworven systeem.
Het cellulaire afweersysteem pakt geïnfecteerde cellen aan (intracellulair).
Het humorale afweersysteem pakt pathogenen aan in lichaamsvloeistoffen (extracellulair).
Ontsteking vs infectie
Een infectie is een besmetting van een organisme met ziektekiemen, gevolgd door
vermeerdering van de ziektekiemen en een afweerreactie van het organisme. De
afweerreactie leidt tot een ontsteking:
Een ontsteking is de reactie van het lichaam op een schadelijke prikkel. Het wordt
gekenmerkt door roodheid, warmte, zwelling, pijn en verminderde functie.
Een infectie gaat dus gepaard met een ontsteking, maar een ontsteking niet altijd met een
infectie.
Pathogenen
Een organisme die potentie heeft om ziekte te veroorzaken heet een pathogeen. Dit zijn
vooral bacteriën, virussen, schimmels en parasieten.
Lokale immuunsysteem
De huid en mucosa bieden de eerste barrière tegen de buitenwereld. Ze vormen op drie
manieren een barrière:
- Mechanisch
o Tight junctions tussen cellen
o Mucociliair transport (trilharen die slijm vervoeren)
- Chemisch
o Lage pH (maag)
o Vetzuren
o Enzymen
o Antimicrobiële eiwitten
- Microbiologisch
o Microbioom in darmflora
Huid
Opbouw van de huid:
- Opperhuid (epidermis)
Bevat keratinocyten, die zorgen voor de vernieuwing van dode huidcellen. Het vormt een
fysieke barrière en een antimicrobiële barrière. Ze herkennen pathogenen, waarna ze
cytokines uitscheiden.
Hiertussen liggen Langerhanscellen, de dendritische cellen van de epidermis.
Corneocyten zijn de dode cellen die aan de buitenkant van de epidermis zitten.
- Lederhuid (dermis)
Bevat NK-cellen, macrofagen enz.
- Subcutaan vetweefsel
In de huid zijn een hoop cellen van het aangeboren en het verworven immuunsysteem
aanwezig. De pH van de huid zorgt ook voor bescherming.
1
, MGZ Q4 | Jelte de Jager
Mucosa/ epitheel
De mucosa beschermt het inwendige systeem. In de mucosa zitten enzymen, glycoproteïnes
en proteoglycanen, die het epitheel beschermen tegen infectie en beschadiging. Ook zit er
soms cilia (trilharen) onder die de mucosa kunnen verplaatsen en zo pathogenen kunnen
verwijderen uit het lichaam (hoesten in de trachea).
De mucosa beschermt het epitheel:
1. M-cellen en dendritische cellen liggen tussen epitheelcellen in en nemen antigenen
op die ze presenteren aan T-cellen die in lymfoïd mucosa-weefsel liggen (MALT).
Deze scannen ook of het gevaarlijke of gezonde cellen zijn.
2. Geactiveerde T-cellen gaan via de lokale lymfeklieren naar het bloed naar de mucosa
3. Geactiveerde T-cellen
stimuleren B-cellen tot
vorming van
plasmacellen. Afgifte van
IgA neutraliseert
pathogenen en toxines.
MALT → lymfeklieren in de
mucosa (Darm)
Het epitheel beschermt zichzelf
ook door het uitscheiden van
antimicrobiële substanties,
onder andere antimicrobiële
peptides.
2
, MGZ Q4 | Jelte de Jager
Aangeboren immuunrespons
De cellen van het aangeboren immuunrespons komen als eerste in actie en is gebaseerd op
het herkennen van globale patronen die aanwezig zijn op pathogenen. Het aangeboren
immuunsysteem vecht tegen talloze pathogenen.
Cellulair
Cellen in het aangeboren immuunsysteem
De cellen in het aangeboren immuunsysteem komen vrijwel allemaal voort uit de myoloïde
reeks:
Monocyten/ macrofagen
Monocyten circuleren door het bloed, in de weefsels rijpen ze uit en blijven hier lang zitten.
Door fagocytose kunnen ze pathogenen opnemen, dan heten ze macrofagen. Ook
produceren ze chemokines en cytokines. Gramnegatieve bacteriën stimuleren dit door
binding van LPS aan de TLR4-receptor (op de macrofaag).
Macrofagen produceren ook IL-12, voor activatie van NK-cellen.
Dendritische cellen
Dendritische cellen komen voor in de weefsels. De functie is om het verworven
immuunsysteem te activeren na contact met een pathogeen. Ze pakken een antigen van het
pathogeen en vertrekken naar de lymfeknopen om hier de lymfocyten te activeren.
Granulocyten
Neutrofiele granulocyten
De neutrofiel leeft kort en sterft op zijn plek van infectie. Het vangt, doodt en neemt
pathogenen op (fagocytose), waarbij pus wordt gevormd. Het heeft 5 kernen. Bij stress of
infectie neemt het aantal neutrofielen enorm toe. Ze liggen opgeslagen in de postcapillairen
venulen van het beenmerg, bij snelle influx neemt het aantal staafvormige toe. Het speelt
een grote rol bij acute ontsteking.
Basofiele granulocyten
Spelen een rol bij allergische reacties, er ligt histamine en heparine opgeslagen in de
basofielen. Ze migreren vooral naar de weefsels waar ze opgeslagen liggen als mestcellen.
Hebben een receptor voor IgE. Bevatten granula, wat ontstekingsmediatoren bevat
(degranuleren bij activering van deze cellen). Ook bevat de granula Reactive Oxidative
Species (ROS).
Eosinofiele granulocyten
Spelen een rol bij parasitaire infecties, allergische reacties en overgevoeligheidsreacties. Ze
hebben 3 kernen. Hebben een receptor voor IgE en bevatten granula. Ze pakken
extracellulaire pathogenen aan.
Mestcellen
Hebben een receptor voor IgE en bevatten granula. Bevinden zich het meeste in de
slijmvliezen, niet in lymfe of bloed. Zijn erg betrokken bij allergische reacties.
De Natural Killercel (NK-cel) komt echter voort uit de lymfoïde reeks.
De NK-cel komt voort uit dezelfde cel als de B-cellen en T-cellen. NK-cellen spelen een
belangrijke rol in de afweer tegen viraal geïnfecteerde cellen en tumorcellen. NK-cellen
doden alles wat lichaamsvreemd is, ze hebben geen specifieke antigeen receptor. Ze
kunnen cellen doden die beladen zijn met antistoffen, dit heet Antibody-Dependent Cell
Cytotoxicity (ADCC). Ze doden ook cellen die geen MHC I hebben. Ook hebben ze geen
geheugenfunctie.
De algemene kenmerken van de cellen uit het aangeboren systeem:
- Snelle respons, effectief binnen enkele minuten/uren
- Herkenning van patronen
- Nauwelijks geheugenfunctie
3