Samenvatting DUURZAME INZETBAARHEID IN NEDERLAND – Rapport TNO
Hoofdstuk 2 DUURZAME INZETBAARHEID IN NEDERLAND: STAND VAN ZAKEN EN
ONTWIKKELINGEN IN DE TIJD - Karolus Kraan, Jos Sanders
We gaan in op de verschillen tussen groepen werknemers en landen op determinanten en
uitkomstmaten van duurzame inzetbaarheid (DI).
● Waar zitten de grootste verschillen en waar de grootste kwetsbaarheden?
● Analyse van trendgegevens vanaf 2010 en presentatie stand van zaken eind 2016
Opvallend:
● De gewenste en feitelijke uittredeleeftijd is niet verder gestegen.
● Daarnaast zijn er duidelijke en stabiele verschillen tussen jonge en oudere werknemers en
tussen laag en hoger opgeleiden, waarbij oudere werknemers en lager opgeleiden doorgaans
ongunstiger scoren op de DI-indicatoren.
● De feitelijke uittredeleeftijd van laagopgeleiden ligt hoger dan die van hoogopgeleiden. Het
verschil nam toe tussen 2011 en 2015. In 2016: het verschil voor het eerst wat afgenomen,
omdat laagopgeleiden iets eerder stopten met werken dan in 2015.
● Bedrijven met een grote flexibele schil rapporteren een relatief grote skills mismatch.
● Werknemers die door hun gezondheid sterk belemmerd zijn bij de uitvoering van hun werk
scoren ongunstig op alle DI-indicatoren.
● Daarnaast worden de aanwezige kwalificaties en de leerbereidheid van werknemers uit deze
kwetsbare groep relatief negatief beoordeeld door werkgevers.
● Het valt ten slotte op dat er grotere contrasten zijn tussen risicogroepen dan tussen regio’s
of sectoren.
● De Europese vergelijking laat zien dat Nederland goed scoort op DI.
2.1 INLEIDING
In 2010 heeft TNO in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
de ‘Monitor Duurzame Inzetbaarheid’ ontwikkeld (zie ook hoofdstuk 1).
● Het doel van de Monitor is om met een select aantal indicatoren een meerdimensionaal
beeld te geven van de duurzame inzetbaarheid van de Nederlandse werknemer en het
bedrijfsbeleid daaromtrent.
● We behandelen in dit hoofdstuk eerst de resultaten ‘overall’ en daarna die voor
verschillende doelgroepen, zoals ouderen, laag geschoolden, flexkrachten en werknemers
met een ziekte of aandoening die het uitvoeren van werk belemmert, en naar verschillen
tussen bedrijfstakken en COROP-regio’s1. Dit hoofdstuk presenteert tot slot een vergelijking
van de duurzame inzetbaarheid van werknemers in Nederland met de rest van de EU.
2.2 DUURZAME INZETBAARHEID: EEN ALGEMEEN BEELD 2010-2016
Hieronder zie je de ontwikkelingen in de uitkomstmaten van duurzame inzetbaarheid en de factoren
die hierop van invloed zijn.
● Er wordt naast statistische significantie, ook gekeken naar de grootte van het verschil.
● Bij een grote steekproef (zoals de NEA) zijn verschillen namelijk al snel statistisch significant.
○ Om iets te kunnen zeggen over het onderscheid tussen groepen maken we gebruik
van Cohen’s d.
○ Wanneer Cohen’s d kleiner is dan 0,20 spreken we van een relatief klein verschil
zonder of met geringe betekenis, terwijl we een Cohen’s d groter dan 0,20 als
betekenisvol beschouwen (Cohen, 1988).
,2.2.1 Uitkomstmaten
Hieronder zie je de lange-termijn aspecten van duurzame inzetbaarheid: de ‘effecten’ op
arbeidsdeelname.
Van 2012 op 2014: stijging leeftijd werknemers die doorwerken en denken te kunnen doorwerken.
2016: deze gemiddelde leeftijden zijn hetzelfde als in 2014: 64,3 jaar voor willen doorwerken en 64,5
jaar voor kunnen doorwerken. De scores op willen en kunnen doorwerken hebben om redenen van
validiteit alleen betrekking op de selectie van werknemers van 45 jaar en ouder. Deze leeftijdsgroep
zal immers beter dan jongere werknemers een reëel beeld kunnen vormen (of hebben al gevormd)
van de leeftijd tot waarop zij willen en kunnen doorwerken (ze zijn ouder > beter inschatten).
Gemiddelde feitelijke pensioenleeftijd van 55-plussers
2014 2015 en 2016
64,1 jaar 64,4 jaar
Conclusie: einde aan sterke toename van pensioenleeftijd die we sinds 2006 hebben gezien. Eerdere
stijging kwam door afschaffing in 2006 van fiscale faciliteiten om voor het 65ste levensjaar te stoppen
met werken van 61,0 jaar in 2006 naar 64,4 jaar in 2015.
Stijging van de netto arbeidsparticipatie van werknemers van 55+ ten opzichte van de totale netto
arbeidsparticipatie van 15- tot 65-jarigen is ook in 2016 weer hoger dan in de voorgaande jaren.
● In de periode 2010-2014 steeg die participatie al van net boven de 70% tot bijna 82%.
● In 2016 bedraagt deze net iets meer dan 88%.
De netto arbeidsparticipatie heeft alleen betrekking op de feitelijk werkzame personen, in
tegenstelling tot de bruto arbeidsparticipatie, waarbij ook de werkzoekenden worden
meegerekend. VERDER: In 2015 een verdere stijging van het instroompercentage van werknemers
van 55+ in de Arbeidsongeschiktheidsregelingen (AO) ten opzichte van het totale AO-
instroompercentage van 15-64-jarigen. Een laatste uitkomstmaat is het percentage in de WW-
, uitstroom met reden werkhervatting onder 55-64-jarigen ten opzichte van het percentage WW-
uitstroom met reden werkhervatting onder 15-64-jarigen.
● Dit type WW-uitstroom is voor 55-plussers ook in 2015 weer verbeterd t.o.v. eerdere jaren.
Conclusie: De DI-uitkomstmaten voor oudere werknemers geeft een stabiel tot gunstig beeld,
behalve voor de uitkomstmaat instroom in Arbeidsongeschiktheidsregelingen. Het aandeel oudere
werknemers neemt hierin toe.
2.2.2 Factoren die van invloed zijn op duurzame inzetbaarheid (determinanten)
Tabel 2.2 toont voor de periode 2010-2016 de trends in factoren die van invloed zijn op de
uitkomstmaten. Tot deze factoren behoren werk- en bedrijfskenmerken, belastbaarheid en de
actuele inzetbaarheid, hier gezamenlijk geschaard onder de noemer ‘determinanten’. Werknemers
en werkgevers schatten de huidige inzetbaarheid ongeveer even groot in. In 2010 - 2014 is dit alleen
maar toegenomen. In 2016 lijkt aan die toename een einde te zijn gekomen.
In 2016 denkt bijna 60% van de werknemers gemakkelijk een andere baan te kunnen vinden. Dat is
weliswaar gelijk aan het niveau in 2010, maar circa 6 procentpunten meer dan in 2012 en 2014. De
economische crisis in de periode 2010-2014 en het herstel daarvan in de periode 2014-2016 spelen
hierbij ongetwijfeld een grote rol.
Geen grote verschillen in de determinanten van duurzame inzetbaarheid tussen 2010 en 2016. WEL:
het percentage bedrijven dat innovaties in de productie- of het dienstverleningsproces doorvoert,
is de laatste jaren afgenomen. In 2012-2014 hadden 53% van de bedrijven procesinnovaties
doorgevoerd, in 2014-2016 is dit gedaald naar 42%. Zowel in 2010 als 2016 geeft ongeveer een op de
vier werkgevers aan dat het voor de personele bezetting in het bedrijf belangrijk is dat werknemers
tot hun pensioen doorwerken.
Steeds meer bedrijven nemen maatregelen om langer doorwerken te faciliteren. Ook het aandeel
werknemers dat in bedrijven werkt waar maatregelen worden getroffen blijft daardoor stijgen: van
45% in 2010 tot 55% in 2016.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper hhsgebruiker. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €0,00. Je zit daarna nergens aan vast.