Hoofdstuk 20: Inkomen van een land meten
1. Micro- vs. Macro-economie
Micro-economie = het bestuderen van hoe individuele gezinnen en huishoudens beslissingen nemen en met
elkaar omgaan op verschillende ‘markten’.
Macro-economie = studie van de economie als geheel, bv. het inkomen van een land, wisselkoersen,
werkloosheid, rentevoeten, prijzen in totaliteit…
2. Economische kringloop
Reële stromen (productiefactoren, goederen en diensten)
Betaalstromen
Productie ≡ Bestedingen ≡ Inkomen (≡ = is identiek aan)
Bestedingen aan (finale)
Totale opbrengst goederen en diensten
Markt van
goederen
Productie van en diensten
goederen en diensten
Ondernemingen Huishoudens
L, K, land
Markt van productiefactor
productie-
factoren
Lonen, winsten, Inkomen
landrente
3. Inkomen van een land berekenen
Het inkomen van een land berekenen we aan de hand van het bruto binnenlands product (= bbp)
1
, 3.1 Bbp
De marktwaarde van alle eindgoederen en diensten die binnen een vastgestelde periode in een land zijn
geproduceerd.
De definitie ontleed:
❖ Marktwaarde
• Het bbp wordt gemeten in fysieke eenheden vergeleken met de marktprijs
• Sommige goederen hebben geen marktprijs
• Productie uit de informele economie zit niet in het bbp (vb. Zelf groenten kweken in de tuin,
zelf je huis poetsen → Heeft een waarde maar wordt niet in het bbp gerekend)
❖ Eind
• Enkel goederen die naar hun laatste gebruiker gaan tellen
• Er wordt geen rekening gehouden met intermediaire goederen of diensten
• Vb. Bakker: in het brood zit meel, in het meel zit graan, maar we kijken enkel naar het
volledige brood → Anders dubbeltelling
❖ Diensten
• Knipbeurt bij de kapper wordt ook meegerekend
❖ Vastgestelde periode
• Per kwartaal of per jaar
• Bbp is een stroomvariabele: Het wordt gemeten per tijdseenheid
(↔ Voorraadvariabele: Wordt gemeten op een punt in de tijd)
• Vb. Winst – verliesrekening = stroomvariabele
• Vb. Balans = voorraadvariabele
❖ Land
• Het is geografisch afgebakend: bruto binnenlands product (≠ Bruto nationaal product)
Het bbp meet zowel de totale inkomsten als de totale uitgaven van de bevolking. Dit is hetzelfde, want elke
transactie heeft 2 partijen: een koper en een verkoper.
Het bbp per hoofd/capita = bbp gedeeld door het aantal inwoners van een land om het nationaal inkomen per
hoofd (of per inwoner) te meten.
3.2 Formule
𝑖=𝑁
𝑏𝑏𝑝𝑡 = ∑ 𝑝𝑖,𝑡 ∗ 𝑞𝑖,𝑡
𝑖=1
→ Som van P * Q (Q = eindgoed)
→ t is tijd
4. Drie manieren om het bbp te berekenen
1. Productie
2. Inkomen
3. Bestedingen
2
, 4.1 Productiebenadering
Waardeketen van brood
Graan 600 g Meel 500 g Brood 800 g
€0,10 €1,20 €2,10
2. Toegevoegde waarde
𝑗=𝑀
TW = (Marktprijs productie) – (kost van niet factor inputs) = 𝑏𝑏𝑝𝑡 = ∑𝑗=1 (𝑡𝑜𝑒𝑔𝑒𝑣𝑜𝑒𝑔𝑑𝑒 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒)𝑗,𝑡
4.2 Inkomensbenadering
Waar gaan de toegevoegde waarde naartoe?
Inkomen uit arbeid (lonen)
+ Inkomen uit kapitaal (winsten)
+ Inkomen uit land (landrente)
= Inkomen = bbp
3
, 4.3 Bestedingsbenadering
→ Het meten van bestedingen aan eindgoederen en -diensten in plaats van productie van eindgoederen en -
diensten.
Consumptie (C)
De uitgaven van gezinnen aan goederen en diensten (behalve het kopen van een huis)
+ Investeringen (I)
Kapitaalproductiegoederen (vb. Machines)
Bouwwerken (incl. nieuwe woningen)
Verandering in voorraden (geproduceerd maar niet verkocht → geen consumptie maar een
investering want het wordt aan zichzelf verkocht → geproduceerde goederen in 2015 die nog niet
verkocht werden tellen wel mee voor het BBP van 2015 bv.: auto wordt geconsumeerd in 2016 (C: +
€20 000) maar voorraad daalt (I: - €20 000). Dit heft elkaar dus op en heeft geen effect op het BBP van
2016 (maar dus wel op dat van 2015 → I: + €20 000).
+ Overheidsbestedingen aan goederen en diensten (G)
Bevat:
Infrastructuur en bouwwerken door overheid
Uitgaven aan openbare werken
Salarissen ambtenaren (vb. lager onderwijs, brandweer) → Lonen beschouwen we als aankopen van
deze dienst door de overheid. Hier staat geen goed of dienst tegenover → G ≠ totale
overheidsuitgaven.
Bevat niet:
Overdrachtsuitgaven (vb. Uitkeringen, pensioenen, subsidies)
+ Uitvoer
- Invoer (C, I, G bevatten ingevoerde goederen en diensten)
= bbp (C + I + G + NX (EX-IM))
Voorbeeld opdeling
Bbp van België = 410 miljard euro
Bbp per persoon = 36 525 euro (Zie bijlage)
Per persoon (in euro) Procent van het totaal
Consumptie (C) 18 706 51%
Investeringen (I) 8478 23%
Overheidsaankopen (G) 8732 24%
Uitvoer (EX) 30 289 83%
Invoer (IM) - 29 679 - 81%
bbp 36 525 100%
Reële bbp2016 = (€1/kg x 100 kg) + (€2/kg x 50 kg) = €200 in prijzen van 2016 (basisjaar)
Reële bbp2017 = (€1/kg x 150 kg) + (€2/kg x 100 kg) = €350 in prijzen van 2016 (basisjaar)
→ Reëel bbp stijgt omdat: qi stijgt (want pi zijn vast: pi, 2016)
Toepassing
Stel dat ten opzichte van het basisjaar:
❖ qi,t x 2
❖ pi,t x 3
Met welke factor neemt het nominale bbp toe?
2x3=6
5
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper maxine_soubry. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.