Leerdoelen Parasitologie
PAR College 1 Parasieten algemeen
- De eigenschappen/definitie van parasieten en parasitaire infecties bij de mens
Parasieten zijn dieren die uitsluitend in of op andere dieren/mens kunnen leven. Parasieten zijn
commensaal (amoeben in de darm) of pathogeen. Parasitisme is een vorm van tijdelijke of
permanente samenleving van twee organismen, waarbij de een (de parasiet) voedsel onttrekt aan de
ander (de gastheer, patiënt). Het genoom en levenswijze van een parasiet is complex. Grieks: mee
aanliggen, gast zijn. Latijn: mee-eter, klaploper
Parasieten zijn eukaryoten organismen, behorende tot het dierenrijk en onderverdeeld in:
* 1. protozoӫn = eencelligen
* 2. helminthen = wormen
* 3. arthropoda = geleedpotigen
- De parasiet-gastheer interactie in relatie tot pathogeniciteit
Als een parasiet in het organisme leeft zijn het endoparasieten, exoparasieten zijn parasieten die
buiten een organisme leven (bv een watervlo). Parasieten vormen een afzonderlijke groep welke te
onderscheiden is van de virussen, bacteriën en schimmels.
Autonoom = zelfstandig kunnen leven (bacteriën).
Niet autonoom = niet zelfstandig kunnen leven (virussen, hebben gastheer nodig → schade aan
cellen).
Gedeeltelijk autonoom = parasieten kunnen zichzelf voeden maar alleen in een gastheer. Stukje v.d.
levenscyclus is buiten de gastheer. Ze veroorzaken schade door afvalstoffen, vernietiging van cellen /
weefsel en/of obstructie. ‘Obstructie’ bij grote aantallen parasieten, vb: verstopping van de dunne
darm door kluwen spoelwormen.
Gastheer noodzakelijk voor de voortplanting van de parasite. Parasiet heeft altijd deel van zijn
levenscyclus buiten de (eind)gastheer (milieu of andere gastheer). Wat maakt dat de gastheer voor
een parasiet belangrijk /onmisbaar is? Voornamelijk voortplanting, maar ook voeding. Als gastheer
dood gaat, betekent dit niet het einde van de parasiet (want deel levenscyclus is in milieu of andere
gastheer).
Monoxeen = één gastheer is betrokken, vb. Spoelworm.
Polyxeen = meerdere gastheren zijn betrokken, vb. Lintworm, Plasmodium spp.
GV (geslachtelijke voortplanting): samensmelting van mannelijke en vrouwelijke
voortplantingscellen (geslachtscellen), alle helminthen en arthropoden, enkele protozoa.
Eindgastheer seksuele voortplanting van de parasiet.
OV (ongeslachtelijke voortplanting): deling/splitsing van lichaamscel alle protozoa, enkele
helminthen en arthropoden.
VB: bij de malaria is de eindgastheer de mug, in de mug vindt voortplanting plaats. In de mens vindt
er deling/splitsing plaats.
- Immunopathologische reacties op parasitaire infecties
(Immuno)pathologische reacties → Factoren die (immuno)pathologische reacties bepalen:
- Infectiedosis en blootstelling → besmetting met een eitje of honderd. Van 1 muggenprik kan je
overlijden aan malaria of vele invasieve amoeben nodig om amoebendysenterie te krijgen.
1
,- Binnendringen in anatomische barrières.
- Hechting → aspecifiek, mechanische interacties: vb. bijtende monddelen en chemische interacties:
glycoproteinen op de parasiet/glycolipide-receptoren op gastheercellen.
- Vermenigvuldiging (ophoping in orgaan).
- Cel- en weefselschade.
- Ontwijken van afweermechanisme gastheer.
Immunopathologische reacties → een parasiet kan het afweermechanisme van de gastheer
ontwijken door:
1. Antigenic variation: Snel wisselen van oppervlakte antigenen. vb Trypanosoma (slaapziekte)
reageert daarmee op anafylactische shock (Ag + Ig E histamine release) door zich te
vermenigvuldigen, zodat moleculaire ‘husseling’ optreedt van DNA sequenties → andere antigenen.
2. Molecular mimicry: Nabootsen van host-antigen vb. Schistosoma, Trypanosoma.
3. Antigenic masking: Pakken zichzelf in met gastheermoleculen vb Schistosoma.
4. Intracellular location: In een cel kruipen vb. Plasmodium in RBC en Leishmania in macrofagen.
5. Immunosuppression: Onderdrukken van immuun afweer door Ig af te breken vb. Schistosoma of
onderdrukken B of T cel respons (Trypanosoma, Plasmodium).
- De plaats van parasitaire infecties binnen de infectieziekten
- De soortnamen van medisch belangrijke parasieten en de specifieke morfologische en
fysiologische kenmerken.
2
,1 – Enterobiasis: worm in dikke darm (gaat ‘s
nachts naar buiten via anus)
2 – toxoplasmose: infectie van het oog door een
protozoa
3 – malaria (cerebraal-> ernstige complicatie)
4 – schurft (mijt)
5 – Ascariasis: spoelworm infectie (worm kruipt
uit lichaamsopeningen)
6 – Strongyloides: worm infectie met allergische
reactive
7 - Larva migrans (Toxocara cati, mijnworm)
8 - Chagas disease (Trypanosoma cruzi)
9 – Amoebiasis: amoebe infectie van de lever
(leverabces)
10 - Toxoplasmose (congenitaal): waterhoofd
(besmetting tijdens bevalling) tgv toxoplasmose
11 – Leishmaniasis (cutaan): eencellige parasiet
(protozoa)
Vraag: Wat is belangrijk te
weten van een parasiet?
Antwoord: de morfologie,
ofwel hoe ziet hij eruit? (zie
groene tabel) en de
levenscyclus, deze geeft
inzicht in:
1. de transmissie (besmetting
+ preventie)
2. de klinische symptomen
(pathologie)
3. de diagnostiek
4. de therapie
3
, - De taxonomische plaats van parasieten in het dierenrijk onderverdeeld in protozoa, helminthen
en arthropoda.
Import parasieten 1) Protozoӫn = eencelligen 2) Helminthen = wormen 3) Arthropoda = geleedpotigen
4
,In Nederland endemisch parasieten 1) Protozoӫn = eencelligen 2) Helminthen = wormen 3) Arthropoda
= geleedpotigen
- Het vóórkomen van parasitaire infecties in Nederland en in de wereld en de begrippen
endemische- en importinfecties; prevalentie, morbiditeit en mortaliteit
Parasieten zijn kieskeurig (m.b.t. temperatuur en luchtvochtigheid). Temperatuur: in NL te koud voor
veel parasieten (wormen met name). Gastheersoort: malariamug komt niet in NL voor, dus hier geen
malaria. Enkele parasitaire infecties die vroeger in Nederland voorkwamen, zoals malaria, zijn uit
Nederland verdwenen en kunnen dus nu niet meer in Nederland worden opgelopen. Er zijn echter
nog steeds een aantal parasitaire infecties waarvan de prevalentie in Nederland hoog is, zoals die van
bijvoorbeeld Toxoplasma, Trichomonas, Enterobius (aarsmade) en Pediculis (hoofdluis). Er is dus alle
reden om in Nederland attent te zijn op parasitaire infecties. Importinfectie, een infectie wat wordt
opgelopen in het buitenland wordt meegenomen naar Nederland. Endemische infectie komt voor in
Nederland, vaak: Toxoplasmose, Trichomonas, Enterobius, Pediculus (hoofdluis).
Parasitaire infecties in (sub)tropen talrijk
Prevalentie = percentage geinfecteerde mensen.
Morbiditeit = percentage geinfecteerde mensen met klinische symptomen.
Mortaliteit = percentage geinfecteerde mensen dat overlijdt.
5
,Wormen komen het meeste vorm als een parasitaire infectie wereldwijd, ¼ mensen in de wereld
heeft een worminfectie. Op de 2e plaats komt de malaria infectie, ook veel mensen in de wereld zijn
hiermee mee besmet.
Onderzoek in Nederland aan parasitaire infecties
In Nederland wetenschappelijk onderzoek aan parasitaire infecties:
- universiteiten (bijv. WUR).
- (academische) ziekenhuizen (bijv. Radboud UMC, AMC, LUMC).
- instituten zoals RIVM en BPRC.
Doel:
- ontwikkeling van nieuwe methoden voor bestrijding van parasieten.
- betere methoden voor behandeling van parasitaire infecties.
- ontwikkeling van nieuwe medicijnen en vaccins.
- verbetering van methoden voor diagnostiek van parasitaire infecties.
BPRC = Biomedical Primate Research Center; In Nijmegen onderzoek naar vaccin voor Malaria: In
Wageningen onderzoek naar vectoren. Er is nog steeds geen vaccin tegen parasieten. Er wordt nu
wel heel veel onderzoek gedaan m.b.t. het ontwikkelen van een malaria vaccin.
- De specifieke transmissieroute van parasieten en de begrippen porte-d’entree, milieu, tussen- en
eindgastheer.
Transmissie: overdracht van parasiet naar mensen → porte d entrée. De Porte d’entrée is specifiek
voor een parasiet. De meeste parasieten geven geen symptomen. Wat maakt het dat je ziek wordt?
Porte d’entrée via: mond of neus, voedsel, water, anus of vagina (SOA) en de huid (parasiet kruipt
door huid, prik of steek door vector).
Waar vandaan?: milieu, water, aarde, lucht (monoxene parasieten). Andere gastheer (polyxene
parasieten) opgegeten met stukje van andere gastheer (waarin parasiet voorkomt) of geprikt door
vector (bv malaria).
- Technieken en protocollen voor de parasitologische diagnostiek
Diagnostisch onderzoek van parasieten wordt gedaan door LS – analisten, dit is het begin van de
aanpak van de ziekten die parasieten kunnen veroorzaken. Kennis van de symptomen veroorzaakt
door parasieten is noodzakelijk voor het insturen van het juiste lichaamsmateriaal. Er wordt een
koppeling gemaakt met het symptoom van de patiënt en verblijf in een bepaald gebied. Parasieten
kunnen niet worden gekweekt, maar moeten worden aangetoond in het lichaamsmateriaal van de
patiënt (in: bloed, urine, feces, sputum, enz). Parasieten worden direct aangetoond aan de hand van
morfologische herkenning met een lichtmicroscoop. Parasieten kunnen ook indirect worden
aangetoond met serologische, immunologische en moleculaire technieken.
- Levenscyclus van de parasiet als hulp bij de diagnose
Patiënt komt bij de dokter: symptomen worden gekoppeld aan verblijf in endemisch gebied en geeft
verdenking van parasitaire infectie. Mensen schamen zich voor onderzoek darminfectie. Er is een
taboe op afstaan van feces (i.t.t bloed). Lichaamsmateriaal wordt onderzocht op (stadium) parasiet:
- vb bij protozoa in darm: zoeken naar trofozoiten en cysten in feces
- bij wormen in darm: zoeken naar eieren of larven in feces
Bij lintworm worden de eitjes direct aangetoond aan de hand van morfologische herkenning met een
lichtmicroscoop. Een belangrijk kenmerk bij een worminfectie is dat er eosinofilie optreedt.
6
,- Bestrijding van parasieten en preventie van parasitaire infecties
Behandeling van parasitaire infecties: therapie
De behandeling/therapie van patiënten met parasitaire infecties berust voornamelijk op het doden
van de parasiet met behulp van medicijnen. De ziekteverschijnselen/symptomen van parasitaire
infecties zijn aspecifiek. De behandeling/therapie van parasitaire infecties is specifiek.
Tropenreizigers en parasieten
Bij reis naar (sub)tropen ernstig risico van parasitaire infecties, zoals malaria en schistosomiasis. Er
bestaan geen effectieve vaccins tegen parasitaire infecties. Maatregelen ter voorkoming (preventie)
van parasitaire infecties zijn belangrijk en effectief. Landelijk Centrum Reizigersadvisering LCR geeft
adviezen voor preventie van parasitaire infecties. Antimalaria maatregelen door gebruik profylaxe via
huisarts en GGD.
PAR College 1b Bloedparasieten
Protozoa (eencelligen) onderverdelen in bloed, weefselprotozoa en darmprotozoa. Protozoa maken
metamorfose door : Trofozoit = volwassen stadium; gametocyt is voortplantingsstadium (mannelijk
of vrouwelijk); cyste is overlevingsstadium buiten de gastheer en verantwoordelijk voor de
transmissie. Locomotion = voortbeweging. Apicomplexa kunnen zich niet uit zichzelf voortbewegen,
het voortbewegen doen ze bv door het mee stromen met het bloed. Klasse 1 en 2 kunnen alleen
ongeslachtelijk voortplanten (2 identieke amoeben), de apicomplexa kunnen geslachtelijk en
ongeslachtelijke voortplanten.
Apicomplexa → Plasmodium (geslacht) : veroorzaker van malaria, er zijn 5 soorten: soorten
vivax, ovale, malariae, falciparum en de knowlesi. De meest bekende is de falciparum, 78% van de
gevallen die malaria hebben opgelopen in het buitenland zijn besmet met de falciparum, het is dus
een importinfectie. De andere soorten: 12 % Pl. vivax, 6% Pl. ovale en 4% Pl malariae. Infectie met
falciparum overleef je niet zonder behandeling. Malaria is endemisch in warme en vochtige gebieden
(net onder de evenaar) globaal tussen de 60 graden NB en 40 graden ZB én beneden de 2000 meter.
De malaria geeft heel veel infecties per jaar, 300 miljoen raakt geïnfecteerd. Veel kinderen onder de
5 jaar en zwangere vrouwen zijn slachtoffers van de parasiet, komt veel voor in de sub-Sahara. In
Nederland is het een importziekte en geldt er een meldingsplicht: ong. 200 per jaar. De eerste
symptomen van een malaria infectie lijkt op een griep (eerst: koorts, rillingen, overgeven, hoofdpijn).
Indien P. falciparum malaria niet binnen 24 uur wordt behandeld, kan het tot een ernstige ziekte
leiden die vaak tot de dood leidt. Kinderen met ernstige malaria ontwikkelen vaak een of meer van
de volgende symptomen: ernstige bloedarmoede, ademnood in verband met metabole acidose of
cerebrale malaria. Bij volwassenen komt de betrokkenheid van meerdere organen ook vaak voor
(orgaan falen). In endemische gebieden met malaria kunnen personen gedeeltelijke immuniteit
ontwikkelen, waardoor asymptomatische infecties kunnen optreden. Voor zowel P. vivax als P. ovale
kunnen klinische recidieven optreden weken tot maanden na de eerste infectie, zelfs als de patiënt
het malariagebied heeft verlaten. Deze nieuwe episodes komen voort uit slapende levervormen die
7
, bekend staan als hypnozoïeten (afwezig in P. falciparum en P. malariae); een speciale behandeling
gericht op deze leverfasen is vereist voor een volledige genezing.
De vector van malaria: De Anopheles gambiae (mugsoort) is de vector van plasmodium soorten.
Vrouwelijke muggen hebben bloed nodig voor hun eitjes. Als speeksel sporozoiten (hele kleine
dunne parasieten) bevat raak je besmet want in muggenspeeksel zit anti-coagulans, wat de mug
inspuit om te voorkomen dat het bloed coaguleert op de plek van de prik. De sporozoit zoekt een
bloedcel op en fuseert daarmee. De mug zuigt bloed op bij de mens na zonsondergang tot
zonsopgang (nachts actief).
Preventie van de mug: draag ‘s avonds lange mouwen. Smeer handen, gezicht en enkels in met
repellent: Deet. Slaap onder klamboe + permethrine en gebruik profylaxe. Verschillende middelen
afhankelijk van gebied: Mefloquine meest geadviseerd bij lang verblijf in malariagebied
Bij verblijf van minder dan 4 weken wordt nieuw middel atovaquon/proguanil geadviseerd.
Besmetting blijft mogelijk en de profylaxe bemoeilijkt de diagnostiek. Zelfs na jaren na de besmetting
kan de ziekte tot uiting komen, daarom altijd handig om een malariaonderzoek te laten doen bij
terugkomst van malariagebieden.
A = exo-erytrocytic cycle, larf stadium 5 – 40 dagen
Levenscyclus Plasmodium spp: (afh. vd soort) → rijpe leverschizont meet 60µ en
bevat 30.000 merozoiten.
Ontwikkeling in lever:
Pl. falciparum 5-6 dagen
Pl. vivax 6-8 dagen
Pl. ovale 9 dagen
Pl. malariae 12- 40 dagen
B = erytrocytic cycle, 24 - 48 of 72 uur (afh. vd soort)
* trofozoit groeit uit tot schizont met 6 – 30
merozoiten (afh. vd soort) OV of gametocyt, (wordt
opgenomen door de mug) mannelijk of vrouwelijk
GV. Na 12 dagen toename van 10 tot 10¹º
parasieten.
C = Sporogonische cycle: Sporozoa = “beestjes die
sporen maken”. Sporogenese (zygoot tot sporozoit)
in mug duurt 2 tot 3 weken.
3 verschillende routes
(A) Larve stadium, de sporoziet (zie draadje) infecteert de levercel; er ontstaat een schizont die
uiteindelijk openbarst; daarbij komen de merozoiten vrij. Hypnozoieten komen niet voor bij
falciparum. Hypnozoit: ‘slapende’leverschizont —>uitgestelde 1e aanval of recidief: Pl vivax, Pl ovale
tot 3 jaar & Pl malariae 10 – 20 jaar.
(B) volwassen stadium: de merozoiet infecteert RBC, zo ontstaan de trophozoieten of gametocyten
die zich voeden met de inhoud van de RBC; er ontstaat wederom een schizont die openbarst (6); dan
ontstaat koorts door het vrijkomen van de erythrocytaire merozoieten in het bloed; als die allemaal
zijn verdwenen uit het bloed doordat ze een RBC infecteren (5), verdwijnt de koorts. Synchronisatie
van ontwikkeling in erytrocyten: Na 24, 48 of 72 uur gelijktijdige rijping van schizonten. In dit stadium
ontstaat er hevige koorts en griepachtige klachten. Vermenigvuldigingscapaciteit bij falciparium is erg
groot. Ongeveer 25% van de RBC kan geïnfecteerd zijn (enige behandeling is een bloedtransfusie). Bij
vivax en ovale is dit nooit meer dan 5%.
(C) Sporogonische cycle: Gametocyt wordt opgezogen door mug. Sporozoa = “beestjes die sporen
maken”. Sporogenese (zygoot tot sporozoit) in mug duurt 2 tot 3 weken (cylus C niet relevant).
8