Hoorcolleges persoonlijkheidsstoornissen deel 2
Hi!
Bedankt voor het kopen van mijn samenvatting. Hopelijk heb je er wat aan. De colleges
stonden natuurlijk online, en ik raad je dan ook aan om deze aantekeningen als
ondersteuning te gebruiken, en niet als vervanging van de colleges zelf.
Verder heel erg bedankt voor de berichtjes met de vraag of ik mijn samenvattingen nog
zou publiceren! Het motiveert me
Succes met leren!
Inhoud:
College 8: cluster C persoonlijkheidsstoornissen p. 2
College 9: cluster A persoonlijkheidsstoornissen p. 5
College 10: cognitieve gedragstherapie (CGT) p. 8
College 11: dialectische gedragstherapie (DGT) p. 12
College 12: transference focused psychotherapie (TFP) p. 14
College 13: mentalization-based treatment (MBT) p. 15
College 14: schema therapie (ST) p. 18
1
,College 8: cluster C persoonlijkheidsstoornissen
*** Deel 1 ***
Cluster C van de persoonlijkheidsstoornissen (PS) wordt ook wel het angstige, of
neurotische cluster genoemd. Hieronder vallen de vermijdende PS, de afhankelijke PS,
en de dwangmatige PS.
De vermijdende PS
Mensen met een vermijdende PS vermijden sociale situaties en het nieuwe, het
onbekende. Er is sprake van sociale inhibitie: deze mensen zijn heel geremd. Ze hebben
vaak een lage eigenwaarden en gevoelens dat ze inadequaat zijn. Ook zijn ze heel
gevoelig voor kritiek. Mensen met een vermijdende PS gebruiken vermijding als een
algemene strategie in voor hen moeilijke situaties. Zo passen ze dit toe bij emoties,
beslissingen, risico’s, veranderingen en ook bijvoorbeeld lichamelijke sensaties. Deze
vorm van coping wordt in de Westerse samenleving gezien als problematisch, maar kan
in een andere maatschappij of cultuur juist gewaardeerd worden.
De afhankelijke PS
Mensen met een afhankelijke PS gedragen zich onderschikkend en vertonen
aanklampend gedrag. Ze hebben de behoefte om geholpen te worden. Ze vermijden
verantwoordelijkheid en het nemen van beslissingen, en hebben een lage autonomie; ze
hebben het idee dat ze niet capabel zijn, en dat anderen dat juist wel zijn. Een unieke
etiologische factor bij de afhankelijke PS is een autoritaire opvoeding. Dit geeft mensen
het gevoel dat ze zelf niks kunnen en weten, en dat ze de opdrachten van anderen beter
kunnen uitvoeren. Ook overprotectie is een etiologische factor, maar minder specifiek.
Dit zorgt namelijk voor weinig vertrouwen in het eigen probleemoplossend vermogen. Er
zijn twee vormen van afhankelijkheid:
Functionele afhankelijkheid: de persoon meent niet in staat te zijn praktische
zaken af te handelen, hij heeft de ander nodig om dit te doen.
Emotionele afhankelijkheid: de persoon heeft de nabijheid van anderen nodig
voor emotionele rust. Let op: dit is anders dan verlatingsangst of paniek.
De dwangmatige PS
Personen met een dwangmatige PS hebben een preoccupatie met orde. Ze controleren
veel en zijn perfectionistisch in alles. Productie telt voor hen, maar andere zaken niet.
Vaak worden mensen met een dwangmatige PS gezien als workaholics. Ze hebben hoge
morele standaarden, zijn rigide en koppig, en kunnen dwingend zijn tegen anderen.
Anderen moeten zich aan hen aanpassen. Ze zien zichzelf als verantwoordelijk,
zorgvuldig en georganiseerd, en anderen als het tegenovergestelde daarvan. Deze
mensen zijn heel rationeel, en zien emoties als nutteloos. De symptomen van deze PS
matchen met de waarden van de moderne samenleving. Daarom zoeken minder mensen
met deze PS hulp. Vaak komen zij binnen bij een hulpverlener met klachten van een
burn-out of depressie.
Prevalenties
De vermijdende PS heeft een prevalentie van 2.5% in de algemene populatie. Dit zijn
iets meer vrouwen, en het komt meer voor bij mensen met een lagere SES. In de
klinische populatie komt dit ongeveer bij 25% voor.
De afhankelijke PS heeft een prevalentie van 1% in de algemene populatie. Dit komt
duidelijk meer voor bij vrouwen, en ook meer bij mensen met een lagere SES. In de
klinische populatie komt dit bij ongeveer 15% voor.
2
, De dwangmatige PS heeft een prevalentie van 2% in de algemene populatie. Het komt
waarschijnlijk meer voor bij vrouwen, en ook meer bij mensen met een hogere SES. In
de klinische populatie komt dit bij ongeveer 10% voor. Dit is dus relatief laag.
Comorbiditeit
De vermijdende PS komt vaak voor met depressie, angststoornissen, alcoholgebruik,
borderline en de dwangmatige PS.
De afhankelijke PS komt vaak voor met angststoornissen, eetstoornissen, somatoforme
stoornissen, en middelenmisbruik. Ook komt het vaak voor met de vermijdende- en
dwangmatige PS.
De dwangmatige PS komt vaak voor met depressie, angststoornissen en eetstoornissen.
Ook komt het vaak voor met de vermijdende en afhankelijke PS, hoewel dit een relatief
lage comorbiditeit heeft. Er is geen specifieke relatie met de obsessief-compulsieve
stoornis.
De vermijdende PS en sociale fobie (SF)
Er zijn twee modellen die ingaan op de relatie tussen deze twee stoornissen.
Er is een dimensie van ernst, die loopt van de specifieke SF, naar de
gegeneraliseerde SF, naar de vermijdende PS.
Er zijn aparte dimensies of categorieën van deze stoornissen.
Er zijn twee soorten onderzoek gedaan naar de relatie tussen deze twee stoornissen.
Binnen cliënten met sociale fobie.
Binnen gemengde samples of met controlegroepen voor sociale fobie,
bijvoorbeeld met een andere angststoornis.
Vaak wordt de groep mensen met sociale fobie gezien als de totale sample, waarbinnen
ook mensen zijn met een gegeneraliseerde sociale fobie. En binnen die groep mensen is
weer een groep met de vermijdende PS. Uit de onderzoeken blijkt dit ook. Het
disfunctioneren is ernstiger van specifieke SF naar de gegeneraliseerde SF naar de
vermijdende PS.
Echter blijkt dat de vermijdende PS ook voorkomt bij mensen zonder SF, maar met een
andere stoornis, zoals een paniekstoornis of depressie. Zie dia 15 voor een onderzoek
hiernaar.
De vermijdende PS komt dus ook voor in groepen zonder SF. Er is dus sprake van een
onderzoeksdesignfout: de vermijdende PS is geen subset van sociale fobie. Er is wel een
correlatie, maar lager dan verwacht. Ook heet SF over het algemeen veel PS-pathologie.
*** deel 2 ***
Etiologie
Volgens het algemene model zijn er genetische en andere biologische factoren, die
predisponeren tot een specifiek temperament. Vroege omgevingsinvloeden beïnvloeden
dit temperament ook, en de interactie tussen kind en ouder vormt de persoonlijkheid, of
PS. Hier is onderzoek naar gedaan bij ratjes, zie dia 1.
3