Piaget wilde een wetenschappelijke benadering maken om de kennis te begrijpen – de
natuur van kennis en de manier in welke individuen kennis verkrijgen.
Piaget zijn structuren zijn sets van mentale operaties, welke kunnen worden toegepast op
objecten, gelovingen, ideeën of iets anders in het kind zijn wereld. Zulke mentale operaties
worden schema’s genoemd. De schema’s worden gezien als evoluerende structuren;
structuren die groeien en veranderen van een stadium naar een ander.
Piaget zei ook dat er aspecten van gedachten waren die niet veranderde; de brede
kenmerken van intelligente activiteit die hetzelfde blijven over de leeftijden. Dit zijn de
organisaties van schema’s en hun aanpassing door assimilatie en accommodatie.
Vb. Ben (2 jaar) heeft geleerd de trap te beklimmen, objecten te dragen zonder ze te laten
vallen en deuren open te maken. Hij kan al deze operaties combineren om die nieuwskrant
naar zijn moeder te brengen. elke aparte operatie wordt gecombineerd in een nieuw
actie die meer complex is.
Organisatie groeit in complexiteit ook wanneer de schema’s meer ontwikkelen. een kind
probeerde eerst een hangend object te pakken, hij maakte eerst random bewegingen
richting het object maar toen hij 6 maanden was begon deze beweging meer gericht te
worden. Het kind had de mentale structuur die de actie stuurde voor het slaan van het
object. Hij had ook geleerd om de acties aan te passen aan het gewicht, de grootte en de
vorm van het object en de afstand van hem.
Onveranderende functie: adaptation. Hiermee wordt het streven van het organisme voor
balans met de omgeving, welke wordt bereikt door de complementaire processen van
assimilatie en aanpassing bedoeld. Door assimilatie neemt het kind een nieuwe ervaring en
zorgt dat deze al in een bestaand schema past. Bv. Kind zegt in het begin tegen alle dieren
hond. Dit proces wordt gebalanceerd door aanpassing, in welke het kind een bestaand
schema aanpast om te passen bij de natuur van de omgeving. Vb; katten kunnen worden
onderscheden van honden.
Door de processen van assimilatie en aanpassing komt het kind in een staat van evenwicht.
Dit evenwicht is niet permanent. Dit evenwicht bereid het kind alleen voor om niet-
evenwicht, dat is het verder leren en aanpassen. Assimilatie helpt het kind om nieuwe
mentale structuren te krijgen, accommodatie resulteert in groei en verandering. Het streven
naar een balans tussen assimilatie en aanpassing resulteert in het kind zijn intrinsieke
motivatie om te leren.
,Stages van intellectuele ontwikkeling volgens Piaget.
Stage Approximat kenmerken
e age
Sensori-motor 0-2 - Kind weet dingen van de wereld door acties en
sensorische informatie
- Kunnen zichzelf onderscheiden van de
omgeving
- Beginnen causaliteit te begrijpen in tijd en
ruimte
- Ontwikkelen de capaciteit om interne mentale
representaties te vormen.
Preoperational 2-7 - Kind begint de klassificatie van objecten te
begrijpen (d.m.v. het symbolisch gebruik van
de taal)
- Denken is gekenmerkt door egocentrisme (kind
focust alleen op 1 aspect, zichzelf)
- Einde van deze stage kan het kind iemand
anders zijn perspectief innemen en begrijpt de
totstandkoming van een aantal.
Concrete 7-12 - Begrip van het ontstaan van massa, lengte,
operational gewicht en volume.
- Makkelijk iets zien uit het perspectief van een
ander.
- Kunnen objecten classificeren in groepen.
- Kind is nog steeds gelimiteerd door
onmiddellijke ervaringen, maar kan logische
mentale operaties performen.
Formal 12 - Abstract redeneren begint
operational - Kind kan ideeën manipuleren, speculeren over
wat mogelijk is; deductief redeneren en kan
hypothesen testen en formuleren.
De volgordev van stages is voor iedereen hetzelfde maar de leeftijd kan verschillen.
Sensorimotor stage
Kan worden opgedeeld in 6 substages:
1) Reflex activity (0-1 maand): kinderen kunnen reflexen oefenen (kijken, zuigen).
Gedrag is grotendeels assimilatief. automatische dingen.
2) Primary circular reactions (1-4 maanden): gedrag wordt vooral gemaakt uit reflexen
of motor reacties; het is circulair in de vorm van dat het kind het herhaald. Er is geen
verschil tussen zichzelf en de wereld eromheen. Focussen zich ook op het eigen
lichaam. Grijpen naar objecten.
3) Secondary cricular reactions (4-10 maanden): het kind wilt het liefste gedragingen
herhalen, maar ‘secondary’ betekend dat gedragingen van het kind eigen zijn. Object
permanentie begint hier.
4) Coordination of secondary circular reactions (10-12): kinderen beginnen schema’s te
combineren om doelen te behalen en problemen op te lossen in nieuwe situaties.
, (barrière tussen hunzelf en het speelgoed) a niet b fout; als je een voorwerp onder
een doekje legt gaan ze altijd kijken naar de plaats waar ze het voorwerp voor het
laatst hebben gezien.
5) Tertiary circular reactions (12-18): kinderen gebruiken actief trial-and-error methods
om te leren over objecten. Toenemende mobiliteit (beweging) stelt hun in staat om
te experimenteren en ondervinden. Ze leren nieuwe manieren voor het oplossen van
problemen en ontdekken meer over de eigenschappen van de omgeving.
6) Internal representation (18-24): begin van mentale actie en inzichtvolle oplossingen
voor problemen. Objecten en mensen kunnen symbolisch worden gerepresenteerd;
gedrag kan worden geïmiteerd van voorafgaande observaties. Nadat je in je handen
klapt kan de baby dat uren of een dag erna nog nadoen.
Vele researchers zijn het eens met Piaget zijn observaties, maar sommige hebben laten zien
dat kinderen het vermogen hebben op een eerdere leeftijd dan Piaget dacht.
Preoparational stage kinderen hebben wel een eigen fantasie, maar niet in staat om
zelf te redeneren (verschil tussen deze en volgende fase)
1) Preconceptual period (2-4 jaar): bouwt op de capaciteit voor interne of symbolische
gedachte die ontwikkeld werd in de sensorimotor periode. Er is een snelle toename
in kinderen hun taal, welke volgens Piaget resulteert van de ontwikkeling van
symbolische gedachtes. anderen researchers zeggen dat het resulteert uit
linguististieke bekwaamheid. Piaget zegt dat gedachtes taal veel meer vormt dan
taal gedachtes vormt. kinderen zijn wel nog steeds erg egocentrisch. (denk aan de
mountain taak met de pop)
2) Intuïtieve periode (4-7 jaar): tijd dat het kind begint met het ontwikkelen van
mentale operaties van ordenen, classificatie en kwantificatie op een meer
systematische manier. het kind is niet bewust van de principes die onderliggend
zijn aan de operaties en kunnen niet verklaren waarom hij/zij het heeft gedaan en ze
kan het niet uitvoeren in een vol bevredigende manier. Vb; 10 stokken met
verschillende lengtes (A = kortste, J=langste), random gelegd op een tafel. Kind moest
ze op volgorde van lengte leggen. Meeste kinderen konden dit niet, anderen legde de
stokken in 2 groepen; lange en korte. Ook werd gevraagd de toppen van de stokken
op 1 lijn te leggen; kind kon dit niet voor meer dan een paar objecten.
a. Conservation: refereert naar een persoon zijn begrip dat oppervlakkige
veranderingen in het uiterlijk van de kwantiteit betekend niet dat er een
fundamentele verandering in kwantiteit heeft plaatsgevonden. Vb; 10 poppen
staan in een lijn en moeten in een cirkel worden gezet; betekend niet dat er
meer of minder poppen zijn, de kwantiteit blijft gelijk.
b. Reversibility: betekend dat kinderen kunnen denken over het omkeren van
de verandering die ze hebben gezien. Vb; als kinderen een staaf van klei zien
worden omgerold tot een bolletje, kunnen ze zich realiseren dat wanneer de
verandering wordt omgedraaid, de kwantiteit van een object of het aantal
items in een rij hetzelfde is als daarvoor.
Animisme: jonge kinderen geloven dat animate objecten dezelfde gevoelens hebben als
zij zelf.
, Concrete operational stage
Vanaf de leeftijd van 7, veranderen kinderen hun denkprocessen opnieuw wanneer ze een
nieuwe set van strategieën ontwikkelen: concrete operations. Zijn concreet omdat kinderen
ze alleen kunnen toepassen op onmiddellijk aanwezige objecten. Denken wordt meer
flexibel omdat kinderen niet langer de neiging hebben om zich te focussen op een aspect
van het probleem; ze kunnen verschillende aspecten van een taak bedenken op dezelfde
tijd. hebben nog steeds moeite met abstract denken en ook het testen van hun kennis.
Pendulum problem: paal met touwtje en verschillende gewichten. Langer touwtje en minder
gewicht of langer touwtje en meer gewicht of korter touwtje en meer gewicht etc.
kinderen kijken bijv alleen naar het gewicht en niet naar de lengte van het touwtje; zijn nog
niet in staat alle mogelijke uitkomsten te bedenken.
Formal operational stage
Piaget zei dat alleen tijdens deze fase jonge mensen hypothetisch kunnen redeneren. Ze zijn
niet langer meer afhankelijk van het concrete bestaan van dingen in de ‘echte’ wereld. Ze
kunnen redeneren in termen van verbaal gepresenteerde hypothesen om de logische
relaties te overwegen tussen verschillende mogelijkheden of om conclusies van abstracte
uitspraken af te leiden. niet iedereen bereikt deze fase.
Piaget beschouwt ontwikkeling als discontinu. (rups naar vlinder) opeens een
verandering en niet een continue verandering.
Piaget zegt ook dat ontwikkeling voor iedereen hetzelfde is; iedereen gaat door dezelfde
fases.
Kritiek op theorie: overgang van fases niet zo sterk als Piaget zegt, ook heeft hij het meer
over individuele processen en gaat ten koste van sociaal contextuele invloed. Hij legt ook
niet uit waar de groei vandaan komt maar zegt alleen dat deze er is.
Vytgotsky’s theorie (cultuur gebonden)
Hij denkt dat kinderen leren door mensen om hen heen en milieu waarin ze leven.
Drie fases om aan te geven hoe belangrijk taal is voor de ontwikkeling:
1) Gedrag van het kind wordt gecontroleerd door wat anderen zeggen
2) Private space: zegen tegen zichzelf hardop wat ze moeten doen. Overgang naar fase
3: fluisteren (underground speech).
3) Internal private space: ze zeggen het niet meer hardop maar het worden gedachten.
Cultural tools: skills, symbolen waarden etc. dingen die gemaakt worden door
individueën.
Zone of proximal development (zone van naaste ontwikkeling: de taken die je eigenlijk
kunt uitvoeren door advies van volwassenen of kinderen die dingen al kunnen uitvoeren.
Scaffalding: het begeleiden van een kind zodat hij hoger kan denken tijdelijk, je ondersteunt
zijn gedachte proces. Het advies wat je hem/haar geeft noem je een temporal framework.
Guided participation: mensen met meer kennis leren mensen met minder kennis iets bij,
zonder degene hadden ze dit niet kunnen bijleren.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper daniquep50. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.