Gezondheid in Grootstedelijke Gebieden
Urban health: expliciete relatie tussen de context van de stad en de populatie distributie van ziekte en gezondheid
Urbane transitie
- De wereldbevolking verstedelijkt
- Transitie van veel mensen op het platteland naar veel mensen in stedelijke gebieden
o Begon rondom de industriële revolutie
- In 2050 leeft >68% van de bevolking in steden
- Deze verandering gaat gepaard met andere veranderingen (andere transities) en heeft de nodige implicaties
voor de gezondheid en welbevinden van de wereldbevolking
- Redenen voor groei van steden
o Migratie door bijvoorbeeld betere economische vooruitzichten en toegang tot voorzieningen
o Natuurlijke populatiegroei
o Re-classificatie van rurale gebieden naar stedelijke gebieden
Wat is een stad?
- Dit verschilt per land en context, in Nederland omgevingsadressendichtheid (hoeveelheid adressen binnen
een straal van één kilometer rondom één ander adres)
- Mogelijke criteria: soort gezag (hoofdstad), aantal inwoners, bevolkingsdichtheid, soort en dichtheid van
huizen, economische aspecten (industrieel vs. agrarisch), toegang tot diensten en infrastructuur
- Megasteden: ander onderdeel van de urbane transitie → >10 miljoen inwoners
o Verschillende definities kunnen gehanteerd worden
Positieve effecten urbanisatie
- Economische groei van een land
o Juist door de concentratie van mensen betere toegang tot voorzieningen
- Groeiende toegang tot gezondheidszorg en onderwijs
- Groeiende werkgelegenheid
- Groeiende sociale diversiteit en pluriformiteit
o Laatste drie ook vice versa: elementen waarom mensen naar de stad toetrekken
Negatieve effecten verstedelijking
- Vervuiling en ongelukken door toename auto’s
- Zittend beroep, veranderende levensstijl en toename aandoeningen
- Sociale isolatie en vermindering van sociaal kapitaal → geestelijke gezondheidsproblemen
- Ontstaan van achterstandswijken en sloppenwijken door gebrek aan huisvesting → infectieziekten kunnen
hier snel verspreiden
Belangrijke concepten
- Urban health penalty: het armere deel van de bevolking van een land concentreert zich in steden
o Stad stelt inwoners bloot aan fysieke en sociaaleconomische ongezonde omstandigheden
o Toename in gezondheidsproblemen
o Nu meer van toepassing in lage en middeninkomenslanden
- Urban sprawl (uitgestrektheid): steden beginnen vaak op een gegeven moment andere
dorpen/steden/gebieden op te slokken (re-classificatie) → bijvoorbeeld suburbs
o Negatieve gezondheidseffecten van hele metropolen
o Mensen steeds afhankelijker van auto’s → inactiviteit en luchtvervuiling
o Sociale spanningen door rijke en arme buurten in één gebied
- Urban advantage: sommige gezondheidsindicatoren zijn juist beter bij stedelingen → actieve inzet van
gemeenten en bestuur is vereist
o De omgang van stedelingen met stressoren is afhankelijk van hun sociaaleconomische status en type
ondersteuning die zij kunnen verkrijgen → geldt niet automatisch voor alle stedelingen
Urban health framework
- Major global and national trends (nationale en globale invloeden): immigratie, urbanisatie, suburbanisatie,
globalisatie en veranderingen in de rol van de overheid
, - Municipal-level determinants (gemeentelijke/provinciale determinanten): beleidsmakers en uitvoering, de
markt (huizen, voedsel, andere goederen), civil society (organisaties van burgerinitiatief)
- Urban living conditions (stadsniveau: leven/werken): populatiekarakteristieken (demografie,
sociaaleconomische status, kennis, gedrag), fysieke omgeving (huizen, infrastructuur, gebouwde omgeving,
groen), sociale omgeving (sociaal netwerk, sociale steun, sociaal kapitaal), sociale services/diensten (formeel
en informeel)
- Urban health system: publieke gezondheidsinterventies, aanbod van gezondheids- en sociale voorzieningen
o Uitkomsten: gezondheid en niet-gezondheid gerelateerd
➔ De hierboven genoemde niveaus hebben invloed op elkaar
o Er zijn ook nog onderliggende sociale structuren en voorwaarden: politiek, economisch, religie,
cultuur, etc.
De urbane transitie is gelinkt aan drie andere transities
De demografische transitie
- Deze is sterk gekoppeld aan de mate van welvaart → hoe rijker een land, hoe minder kinderen per vrouw
- Laag geboortecijfer door anticonceptie, werkende vrouwen, het niet meer zien van kinderen als inkomsten
of pensioen en er wordt gekeken naar de kosten van het krijgen van kinderen (opportuniteitskosten)
- Lagere mortaliteit door verbeterende gezondheidszorg en leefomstandigheden
- Vier fases
o 1ste fase: geboortecijfer en sterftecijfer hoog → nauwelijks bevolkingsgroei
o 2de fase: geboortecijfer hoog en sterftecijfer daalt → bevolking groeit harder
o 3de fase: geboortecijfer neemt af, terwijl het sterftecijfer laag is → bevolking groeit minder hard
o 4de fase: geboortecijfer en sterftecijfer laag
o Eventuele 5de fase: sterfteoverschot, bevolkingsafname
De epidemiologische transitie
- Abrupte verschuiving in de oorzaak van overlijden
- De overgang van mortaliteit door infectieziekten naar mortaliteit door niet-overdraagbare aandoeningen
- Drie fases
o 1ste fase: tijdperk van epidemieën en hongersnoden
o 2de fase: tijdperk van afnemende epidemieën en beginnende welvaart
o 3de fase: tijdperk van degeneratieve en dor de mens veroorzaakte aandoeningen
- Deze transitie heeft een bepaalde nuance nodig: lage inkomenslanden zitten vaak nog vroeg in de
epidemiologische transitie, terwijl in hoge inkomenslanden er juist meer mensen sterven aan niet-
overdraagbare aandoeningen
o Double-burden of disease: in veel landen nemen de infectieziektes slechts traag af en nemen de
niet-overdraagbare aandoeningen wel erg toe → zorg bieden aan beide
De voedingstransitie
- Een verandering van voedselconsumptie en fysiek energieverbruik naar aanleiding van de hiervoor
genoemde transities
- Van een dieet met een hoge inname van granen en vezels, naar een dieet van juist een hoge inname van
suiker, vet en dierlijke producten
- Vijf patronen:
o 1ste patroon: voedsel verzamelen, laag in vet
o 2de patroon: hongersnoden/schaarste, weinig variatie in aanbod
o 3de patroon: afnemende hongersnoden/schaarste: meer groente, fruit en dierlijke eiwitten
o 4de patroon grote welvaart, meer vet, cholesterol en suikers → niet-overdraagbare aandoeningen
o 5de patroon: gedragsverandering op basis van eigen kezue
- Patronen lopen niet chronologisch, afhankelijk ook van de geografische positie van mensen
- De verschillende transities hangen met elkaar samen en hebben invloed op elkaar
Wat beïnvloedt de gezondheid in een stad?
- Natuurlijke en bebouwde omgeving: natuur, klimaat, huisvesting, luchtkwaliteit, infrastructuur,
watervoorzieningen
o Effect op fysieke activiteit, denk aan infrastructuur, gebouwendichtheid, mix van grondgebruik,
straten patroon, aanwezigheid fiets- en wandelpaden, aanwezigheid en toegankelijkheid van groen