H8
8.1
Voor het lichaam gevaarlijke stoffen zijn als volgt in te delen: giftig, schadelijk, bijtend, irriterend.
Giftige stoffen hebben pas invloed op het functioneren van het lichaam als ze erin zijn
doorgedrongen via: luchtwegen, maag-darmkanaal, huid.
De GHS kent 4 gevaarscategorieën: bij inslikken: 1&2: dodelijk, 3: giftig, 4: schadelijk.
Bijtende stoffen schadelijk bij direct contact met ogen, huid, slijmvliezen van ademhalings- en
spijsverteringsorganen.
Irriterende stoffen schadelijk bij zelfde, maar kleiner effect.
Inademen: aerosol: een dispersie van vaste of vloeibare deeltjes in de lucht. Roken is verboden op
lab, riskant vanwege brandbare/explosieve mengsels, ook zijn de luchtwegen van rokers minder goed
in staat om aerosolen weg te vangen voordat ze de longen bereiken.(en gevoeliger voor chemicaliën)
Inslikken: bij pipetteren met de mond, eten in het lab.
Contact met de huid: bij opruimen etc., handschoenen kunnen doorlatend zijn voor de stof, de stof
kan zich dan centreren op de huid en dat is dan erger dan zonder handschoenen.
Contact met de ogen: draag veiligheidsbril. Gassen/dampen kunnen irriteren, vloeistoffen in ogen,
vaste stoffen bij explosie etc.
Kans van opname in het lichaam; opgenomen hoeveelheid : de kans dat een stof wordt opgenomen
in het lichaam is verschillend voor vaste stoffen, vloeistoffen en gassen. Gassen bijv. hebben bij
inademen grote kans.
8.2
Acuut effect: effect treedt meteen na blootstelling aan het lichaam op. Als het effect vertraagd
optreedt (enkele uren – 2 dagen) spreken we van een latente periode. Bij langdurige blootstelling
kan een chronisch effect optreden (bijv. longkanker door roken).
Lokale effecten ontstaan waar de gevaarlijke stof met het lichaam in aanraking komt, systemische
effecten ontstaan op een andere plaats in het lichaam (waar het effect kan uitoefenen) bijv. als het
door het bloed vervoerd is (bijv. lactose-allergie).
Chemische verbranding vertoont dezelfde verschijnselen als een verbranding maar door chemicaliën.
Stoffen met systemisch effect worden onderverdeeld in: zuurstofverdringers (nemen plaats van
zuurstof aan hemoglobine in), narcotica (bedwelming), stoffen die werking van een orgaan/systeem
beïnvloeden, carcinogenen (kankerverwekkend), mutagenen (verandering erfelijkheid),
voortplantingstoxiciteit.
8.3
Het heeft pas zin na te gaan hoe groot een toelaatbare dosis van een gevaarlijke stof is als de kans op
opname vrij groot is. Voor meeste stoffen zijn wettelijke grenswaarden vast gesteld.
Grenswaarde is een tijdgewogen gemiddelde TGG, wordt uitgedrukt in mg/m 3 per zoveel tijd (bijv. 8
uur) (voor gassen is ppm makkelijker). De grenswaarden gelden voor gezonde, volwassen mannen, 8