Week 1A: Volmacht en vertegenwoordiging
H3. Vertegenwoordiging
Van onmiddellijke of directe vertegenwoordiging wordt gesproken wanneer iemand in naam van de
principaal handelt. Als iemand niet in naam van de principaal handelt, dan is er sprake van
middellijke vertegenwoordiging. Het begrip vertegenwoordiging geldt alleen voor rechtshandelingen.
Bij andere daden is geen sprake van vertegenwoordiging. Moet bij een onrechtmatige daad betekenis
worden toegekend aan vertegenwoordiging? Zie art. 6:172 en art. 6:162 BW. Wordt bevestigd.
Vertegenwoordiging is het verrichten van rechtshandelingen in naam van een ander door iemand die
daartoe bevoegd is, met het gevolg dat de rechtsgevolgen intreden voor degene die niet handelt.
Hoe kan vertegenwoordiging gerechtvaardigd zijn in een samenleving waar het beginsel van de
autonomie van de menselijke persoon erg belangrijk is? Bij volmacht ligt dit in het feit dat diegene
zelf de bevoegdheid weggeeft. Er is wel een inbreuk op de vrijheid van de ander, maar deze is
gerechtvaardigd. Uit art. 3:78 BW volgt dat enkele bepalingen van overeenkomstige toepassing zijn.
Die bepalingen worden dan algemene bepalingen omtrent vertegenwoordiging. Art. 3:78 gaat over de
titel volmacht en van toepassing zijnde van die bepalingen op vertegenwoordiging in het algemeen.
Art. 3:79 BW gaat over vertegenwoordiging buiten het vermogensrecht. Vertegenwoordiging kennen
we in verschillende vormen:
a. Bij familierechtelijke rechtshandelingen;
b. Bij onbekwamen;
c. Bij afwezigen;
d. Van rechtspersonen;
e. Bij volmacht;
f. Bij rechterlijke uitspraak;
g. Bij bewind;
h. Bij zaakwaarneming;
i. Bij faillissement.
Functie
Vertegenwoordiging heeft verschillende functies. Hierdoor kunnen rechtspersonen makkelijker aan
het rechtsverkeer deelnemen, handelingsonbekwamen kunnen daarnaast toch rechtshandelingen
verrichten en anderen ook die vanwege een andere redenen daartoe niet in staat zijn.
Volmacht
Volmacht staat omschreven in art. 3:60 BW. Volmacht ontstaat door volmachtverlening. Het betreft
rechtshandelingen, feitelijke handelingen vallen er niet onder. Het in ontvangst nemen van een
verklaring valt hier ook onder. In beginsel is volmacht in naam van een ander handelen. Het kan ook
in eigen naam zijn, volgt uit het kribbebijterarrest. Soms is het lastig om te zien of iemand uit eigen
naam of uit naam van een ander handelt. Of er een volmacht is verleend, dient te worden beantwoord
aan de hand van art. 3:33 en art. 3:35 BW. Hierbij speelt het Haviltex ook een rol: wat hebben partijen
in de gegeven omstandigheden verstaan onder de overeenkomst? Gedragingen na contracteren zijn
relevant voor wie partij is bij de overeenkomst.
Volmachtverlening is een eenzijdige, gerichte rechtshandeling, want de handeling is gericht op het
totstandbrengen van een rechtsgevolg. Titel 2 is derhalve van toepassing. Als het sluiten van een
overeenkomst en volmacht gelijk plaatsvinden, is er sprake van samenval van rechtsmomenten.
,Moment van totstandkoming
Volmachtverlening komt tot stand door een verklaring. Kan ook door een tot de wederpartij - en niet
tot de gevolmachtigde - gerichte verklaring. Dit volgt uit de Toelichting Meijers. Als er meerdere
verklaringen zijn, kan dit problemen opleveren.
De gevolgmachtigde
Een handelingsonbekwame kan als gevolgmachtigde optreden, want de onbekwaamheid ziet op
verrichten van eigen rechtshandelingen. Als een onbekwame bij uitzondering wel bevoegd is, dan kan
hij dit ook via een volmacht doen. Uitgangspunt is dat de gevolmachtigde zelf zijn handeling uitvoert.
Volmacht is vormvrij, het kan dus schriftelijk, maar ook mondeling.
Omvang volmacht
Als de volmacht wordt overschreden, dan is er geen gebondenheid voor de principaal. In principe
wordt de omvang voor de volmachtgever bepaald, maar de wet, gebruik en verkeersopvatting spelen
ook mee. Er zijn verschillende soorten volmacht. Denk aan algemene volmacht, voor allerlei
rechtshandelingen, maar er bestaat ook bijzondere volmacht, die geldt voor het verrichten van een
bepaalde rechtshandeling. In het gewone dagelijks leven komt volmacht voor, maar ook in
organisaties en in het handelsverkeer.
Een volmacht kan tot stand worden gebracht door een tot de wederpartij – en niet tot de
gevolmachtigde – gerichte verklaring. Denk aan een fax waarin staat dat er iemand onderweg is die
bevoegd is om een bepaalde overeenkomst te sluiten. In geval van meerdere verklaringen, kunnen
problemen ontstaan. Indien de principaal (volmachtgever) later nog aan de wederpartij laat weten niet
gebonden te willen zijn aan transacties boven een bepaald bedrag, dan geldt dit gewoon tussen
gevolmachtigde en wederpartij.
Volmacht kan schriftelijk en mondeling geschieden.
Aan functie verbonden
Volmacht kan aan een bepaalde functie verbonden zijn. Denk aan winkelmedewerker, advocaat,
deurwaarder, architect. De reikwijdte van de volmacht wordt bepaald door het vertrouwen door de
aanstelling. De positie speelt daarbij ook mee. Let hierbij goed op art. 3:62 lid 2 BW. Niet alle
handelingen die aan een functie verbonden zijn, mogen worden gedaan door iemand die de functie
bekleed. Slechts handelingen die dienstig kunnen zijn tot het bereiken van het doel.
Vertrouwen op grond van art. 3:61 lid 2 BW
Als er geen volmacht is gegeven, kan bescherming bestaan op grond van dit artikel. De wederpartij
moet hebben aangenomen en dit mocht hij ook doen, dat er een volmacht was. Dit is ontstaan door
gedragingen of verklaringen van de pseudovolmachtgever. Hierbij speelt het toedoen-beginsel: het
handelen van de pseudoprincipaal is beslissend. Het hoeft niet te gaan om een verwijt, maar om eisen
die naar het maatschappelijk verkeer normaal zijn. Als aan de eisen uit dit artikel wordt voldaan, dan
kan de principaal niet zeggen dat er wel een goede volmacht was. Het kan zo zijn dat tussen de
werknemer en werkgever duidelijkheid bestaat over de reikwijdte van de volmacht, maar tegenover de
buitenwereld niet. De werknemer wordt dan niet beschermd, als hij verkeerde dingen heeft gedaan.
Om te kijken of een beroep op art. 3:61 BW slaagt, kijk je als volgt:
1. Is er sprake van een toedoen door de achterman? (feitelijk)
2. Is er ergens op afgegaan? (schijn)
3. Is dit gerechtvaardigd? -> art. 6::11 R&B
,Ook als de wederpartij ten tijde van sluiten vertrouwde en achteraf pas onbevoegdheid ontdekt, slaagt
een beroep. Er wordt niet vereist dat de pseudoprincipaal een verwijt kan worden gemaakt.
Denk aan een werkgever en werknemer. Als een werkgever tegenover de werknemer duidelijk was
over de omvang van de volmacht, maar tegenover de buitenwereld niet, dan kan dit niet worden
tegengeworpen naar de buitenwereld. Wederpartijen worden dan wel beschermd door art. 3:61 BW,
maar de werknemer zelf niet die heeft gehandeld buiten zijn bevoegdheid.
Indien niet een verklaring, maar bijvoorbeeld een valse handtekening wordt gezet, is art. 3:61 BW niet
van toepassing (niet rechtsstreeks). Onder bijzondere omstandigheden kan het zo zijn dat iemand zich
er niet op kan beroepen dat de verklaring niet van hem was, indien zijn handtekening is vervalst. Dit
is het geval waarin aan degene wiens handtekening is vervalst valt toe te rekenen dat de ander heeft
vertrouwd op de juistheid ervan.
Bewijs volmacht
De wederpartij kan om bewijs van de volmacht verzoeken, art. 3:71 BW. Indien twijfel bestaat of er
wel een volmacht is, dan gaat dit artikel niet helpen. Alleen toepassing van art. 3:61 BW kan hulp
bieden. Soms wordt een volmacht openbaar gemaakt, de vraag is of beperkingen die daarin zijn
opgenomen kunnen worden tegengeworpen aan de wederpartij. Dat een beperking is gepubliceerd,
betekent niet dat deze kan worden tegengeworpen. Stel dat een beperkin niet verenigbaar is, dan kan
dit ook niet worden tegengeworpen.
Soms mag iemand, ondanks een publicatie, toch aannemen dat een toereikende volmacht is verleend.
Dit was ook zo in het arrest Kuijpers/Wijnveen. In het handelsregister was een volmacht
opgenomen, waaruit bleek dat de manager van Kuijpers niet tot handelen bevoegd was. Toch mocht
aangenomen worden dat er een toereikende volmacht was, omdat de besprekingen op kantoor zijn
gevoerd, met instemming van de bevoegde directeur en Kuijpers niet na ontvangst van de opdracht
heeft laten weten dat zij niet gebonden wil zijn.
Bekrachtiging
Als er geen volmacht is, of de volmacht wordt overschreden, komen er geen rechtsgevolgen tot stand.
Dit omdat de rechtshandeling ongeldig is. Op grond van art. 3:69 BW kan een rechtshandeling
bekrachtigd worden, waardoor deze geldig wordt. De ongeldigheid wordt buiten de tussenpersoon om
geheeld. Het is niet zo dat diegene opeens wel een volmacht krijgt, maar slechts de ongeldigheid van
zijn handelen wordt geheeld. Een bekrachtiging kan op verschillende wijzen geschieden. Het kan
bijvoorbeeld in nakoming van een overeenkomst besloten liggen, art. 3:37 BW. Hier is art. 3:35 BW
ook van toepassing. De verklaring moet gedaan worden jegens de wederpartij. De
pseudogevolmachtigde staat hierbuiten. Als de wederpartij niet te goeder trouw was, dan kan zij niet
eenzijdig terugtreden. In art. 3:69 BW staat een mogelijkheid voor de wederpartij om bekrachtiging
wel of niet te krijgen.
Rechtsgevolgen
De volmachtgever blijft zelf handelingsbevoegd, volmacht werkt niet privatief. Uit de
volmachtverlening vloeien geen verplichtingen tussen volmachtgever en gevolmachtigde voort. Vaak
staat volmacht in een contract, waar dan verplichtingen in worden opgenomen. Er zijn ook
geisoleerde volmachten, die niet berusten op een contract en dus niet gebruikt hoeven worden. Toch
ontstaan er wel verplichtingen, art. 3:75 BW. Deze vloeien voort uit de volmachtverlening. Er kunnen
, later ook instructies gegeven worden. Indien de gevolmachtigde zich hier niet aan houdt, is er sprake
van wanprestatie.
Innerlijke feiten
In art. 3:66 lid 2 BW staat de leer van het grootste aandeel geformuleerd. Hierbij speelt de vraag:
welk aandeel heeft de volmachtgever en de gevolgmachtigde gehad bij de rechsthandeling?
Afhankelijk daarvan, wordt ook gekeken naar bijvoorbeeld de wil van de gevolmachtigde. Indien
iemand een kast wil kopen, die niet antiek blijkt te zijn en een gevolmachtigde deze koopt, kan de
overeenkomst niet op grond van dwaling vernietigd worden. Het aandeel van de gevolmachtigde is
daarvoor te klein. Indien de gevolmachtigde ervoor heeft gezorgd dat er is gedwaald, zou dit anders
zijn.
Art. 3:67 en art. 3:68 BW
In art. 3:67 BW is de mogelijkheid opgenomen om te handelen voor een nader te noemen meester.
Indien de tussenpersoon deze niet noemt, wordt hij zelf gebonden. De wederpartij aanvaardt dus een
onbekende contractspersoon. In art. 3:68 BW treedt de tussenpersoon op als wederpartij en als
tussenpersoon. Hierbij is van belang dat de inhoud van de rechtshandeling nauwkeurig vaststaat, zodat
geen strijd van belangen kan ontstaan. Dit wordt Selfsteintritt genoemd, dit kan worden verruimd,
maar ook worden uitgesloten bij het verlenen van de volmacht.
Aansprakelijkheid bij onbevoegdheid
In art. 3:70 BW staat dat degene die als gevolmachtigde handelt, instaat voor het bestaan en de
omvang van de volmacht. Er kan geen aansprakelijkheid zijn, indien de wederpartij weet dat er geen
toereikende volmacht is. Indien de wederpartij niet heeft vertrouwd op de bevoegdheid, ontvangt hij
ook geen bescherming. In het algemeen mag de wederpartij afgaan op verklaringen van de achterman.
Hij hoeft mededelingen van de tussenpersoon niet te verifieren bij de achterman. Bewijslast ligt bij de
pseudogevolmachtigde, die moet aantonen dat er een toereikende volmacht was.
In ons recht vloeit uit dit artikel voort dat er een verplichting is voor schadevergoeding van het
positieve belang. Dit betekent dat moet worden gekeken naar de situatie waarin de
pseudogevolmachtigde wel bevoegd zou zijn geweest en de rechtshandeling wel geldig tot stand zou
zijn gebracht. Hieronder valt ook het voordeel dat hij had gehad. VB: Iemand koopt van een
onbevoegd persoon een zaak voor 100 euro, die bij andere bedrijven 120 euro kost. De vergoeding
bestaat uit de tevergeefs gemaakte kosten en het voordeel van 20 euro dat hij zou hebben gehad als
het contract wel was uitgevoerd. De derde hoeft niet te bewijzen dat een dergelijke overeenkomst
daadwerkelijk zou zijn nagekomen. Indien de pseudogevolmachtigde betwist dat dit zou zijn gebeurd,
dient hij dit te bewijzen.
Onrechtmatige daad
De onrechtmatige daad is niet de grondslag van art. 3:70 BW, want daaruit vloeit ook al een
schadevergoedingsplicht voort. De Hoge Raad meent dat een actie uit onrechtmatige daad wel
mogelijk is. Het enkele optreden als onbevoegd vertegenwoordiger is onvoldoende. Dit moet gedaan
worden op een wijze die in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamd. De gemeente
kan op grond van een onrechtmatige daad daardoor aansprakelijk zijn voor de onrechtmatige daad van
bijvoorbeeld de wethouder. De vertegenwoordigde is alleen kwalitatief aansprakelijk voor
handelingen die zijn verricht ter uitvoering van zijn bevoegdheden. De vertegenwoordigde is alleen
aansprakelijk als de vertegenwoordiger de bevoegdheid heeft om hem te vertegenwoordigen, maar