MGZ – SAMENVATTING Q3
Homeostase
2 APRIL 2020
RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN
Joris van Doremalen (4562356)
, MGZ – Samenvatting Q3 | Joris van Doremalen
Inhoudsopgave
Circulatie en Respiratie (MCR)............................................................................................................2
Anatomie........................................................................................................................................2
Histologie .......................................................................................................................................4
Fysiologie .......................................................................................................................................9
Spijsvertering (MSP) .........................................................................................................................14
Anatomie......................................................................................................................................14
Histologie .....................................................................................................................................15
Fysiologie .....................................................................................................................................20
Water- en Zouthuishouding (MWZ) .................................................................................................31
Anatomie en histologie ................................................................................................................31
Fysiologie .....................................................................................................................................33
Hormonale Huishouding (MHH) .......................................................................................................39
Hormonale assen..........................................................................................................................39
De endocriene klieren ..................................................................................................................41
Pathofysiologie.............................................................................................................................45
Energiehuishouding (MEH) ...............................................................................................................47
De basis van metabolisme ............................................................................................................47
Metabole routes...........................................................................................................................48
Regulatie ......................................................................................................................................51
Metabole processen .....................................................................................................................52
Cachexie .......................................................................................................................................54
Beeldvorming met Ioniserende Straling (MBI) .................................................................................55
Gevaren van straling ....................................................................................................................55
Soorten straling ............................................................................................................................56
Farmacologie (MFA) .........................................................................................................................59
Farmacokinetiek ...........................................................................................................................59
Farmacodynamiek ........................................................................................................................64
1
, MGZ – Samenvatting Q3 | Joris van Doremalen
Circulatie en Respiratie (MCR)
Het transport van zuurstof door het lichaam wordt door verschillende organen gefaciliteerd. De
longen spelen een rol bij de ventilatie, het hart pompt het zuurstofrijke (en -arme) bloed rond via de
aderen. Hierdoor kan een verdeling gemaakt worden tussen respiratie (longen en luchtwegen) en
circulatie (hart en bloedvaten). Om de fysiologie van deze organen goed te begrijpen, moet eerst de
anatomie en histologie duidelijk worden.
Anatomie
Het hart
het hart wordt
omgeven met het
pericard
(hartzakje), een
dubbel gelaagd
vlies: visceraal
pericardium,
pariëtaal
pericardium en de
pericardiale
ruimte (met
vloeistof). Het
visceraal
pericardium ligt
direct om het hart,
terwijl het pariëtaal pericardium duidelijk los van het hart ligt. De externe anatomie van het hart
wordt duidelijk weergegeven in bovenstaande figuur, hierbij is duidelijk te zien dat de truncus
pulmonaris ventraal van de aorta begint en vervolgens onder de aorta doorloopt. De grens tussen
het linker- en rechterventrikel wordt gevormd door de sulcus interventricularis anterior en posterior.
Het hart ligt ter hoogte van costa (rib) 3, 4 en 5 en wervels Th6, Th7 en Th8. De apex bevindt zich bij
de 5e intercostaalruimte. Ten opzichte van het hart splitst de trachea craniaal/mediaal/posterior en
lopen de oesophagus en aorta mediaal/posterior (aorta meer links en oesophagus meer rechts). De
linker en rechter atria hebben een extra opslagruimte in de vorm van zogenaamde ‘hartoren’. Intern
zitten de atrioventriculaire kleppen vast aan de ventrikelwand d.m.v. papillair spieren, met als functie
het dichthouden van de kleppen tijdens de ventriculaire systole (stenose: niet goed openen -
insufficiëntie: niet goed dicht). Net na de aortaklep bevindt zich een kleine aftakking richting het hart,
dit is voor de rechter en linker a. coronariae (en vertakkingen). De sinus coronarius voert het door
het hart gebruikte bloed terug
naar het rechter atrium en
loopt aan de achterkant van het
hart, caudaal van de atria.
Het hart wordt aangestuurd
door het (para-) sympatisch
zenuwstelsel. Het signaal begint
bij de sinusknoop en eindigt bij
de Purkinje vezels (zie figuur).
2
, MGZ – Samenvatting Q3 | Joris van Doremalen
De bloedvaten
We kennen de kleine en grote circulatie. De kleine circulatie zorgt voor de oxygenatie van het bloed
en de grote circulatie zorgt voor de zuurstofvoorziening van het hele lichaam. De grote circulatie
begint bij de aorta boog (truncus aortae), met de bijbehorende drie grote zijtakken: truncus
brachiocephalicus (rechter a. subclavia en a. carotis), linker a. carotis en linker a. subclavia. Beide a.
subclavia hebben een aftakking naar de thoraxwand, dit zijn de a. thoracia interna (zijtakken: r.
intercostalis anterior). Uit de thoracale aorta lopen andere zijtakken, namelijk de a. intercostalis
posterior, welke koppelen aan de voorgenoemde zijtakken van de a. thoracia interna.
Na het passeren van het diafragma bevat de abdominale aorta vele vertakkingen, gepaard en
ongepaard. De ongepaarde vertakkingen zijn: truncus coeliacus, a. mesenteria superior (tot 2/3 van
colon transversum) en a. mesenterica inferior. De truncus coeliacus voorziet de lever, maag, milt, de
staart van het pancreas en het bovenste deel van het duodenum (1/3) van bloed. De a. mesenteria
superior voorziet het onderste deel van het duodenum (2/3), de kop van het pancreas, de dunne
darm en het grootste deel van het colon (tot 2/3 van transversum) van bloed. De a. mesenteria
inferior voorziet de rest van het colon (vanaf 2/3 van transversum) en het rectum van bloed.
Na splitsing van de aorta abdominalis, is er sprake van een linker en rechter a. iliaca communis. Deze
splitsen dan weer in een a. iliaca interna (bekken) en a. iliaca externa (benen).
3
, MGZ – Samenvatting Q3 | Joris van Doremalen
Het veneuze systeem zorgt voor de afvloed van het zuurstofarme bloed uit het lichaam. Dit loopt
voor een deel parallel aan de arteriële bloedvoorziening. Uit de benen en het kleine bekken komt het
bloed via de v. femoralis en v. iliaca interna, respectievelijk, bij elkaar in de v. iliaca communis. De
linker en rechter v. iliaca communis komen bij elkaar in de v. cava inferior. Ook het bloed vanuit de v.
ovaria/testicularis en v. renalis komt terecht in de v. cava inferior. Het veneuze bloed uit de tractus
digestivus stroomt eerst naar de lever via de v. porta (evenals de v. splenica). Vlak voor het diafragma
sluiten ook de v. phrenica en v. hepatica aan op de v. cava inferior.
De longen en luchtwegen
Via de trachea kom je, na een splitsing, bij de hoofdbronchi. Deze loopt de longen in bij de hilus
(evenals de v. pulmonalis en a. pulmonalis), de plaats waar de pleurabladen naadloos in elkaar
overgaan. Dit is dus ook de grens tussen het pleura viscerale (om de long) en pariëtale (tegen
borstwand). Tussen deze pleurabladen bevindt zich de interpleurale ruimte voor drukopbouw of -
afbouw (ademhaling). Deze ruimtes hebben ook namen gekregen, naar locatie: recessus
costodiaphragmatica (onder), recessus costomediastinalis (midden) en recessus cervicalis (boven).
De rechterlong bestaat uit drie lobben, gescheiden door de fissura obliquus en horizontalis. De
linkerlong bestaat maar uit twee lobben, alleen gescheiden door de fissura obliquus.
De scheiding tussen de linker en rechter thoraxhelft is het mediastinum, hierin liggen enkele
structuren: trachea met splitsing op Th4/Th5, aortaboog, aorta descendens, truncus pulmonalis en
oesophagus. Niet te vergeten zijn twee belangrijke zenuwen: de n. vagus en n. phrenicus (vroege
aftakking van n. vagus). De n. vagus loopt langs de aorta descendens af richting het tractus digestivus
en de n. phrenicus loopt voor het hart langs over de anterior interventriculaire sulcus.
Histologie
Het hart
De wand van het hart is opgebouwd
uit lagen: het endocard (En), myocard
(My) en epicard (Ep). Om het hart ligt
dan ook nog een hartzakje genaamd
het pericard. Het hart bevat kleppen
(V) die via chordae tendineae (CT)
(peesdraden) vastzitten aan papillaire
spieren (PM) voor het openen van de
kleppen. Deze kleppen zijn opgebouwd uit endotheel met bindweefsel (net als het endocard).
Het endocard bestaat uit endotheel en bindweefsel. Het
epicard bestaat uit vet- en bindweefsel. Het myocard
bestaat voornamelijk uit (vertakkende) hartspiercellen,
maar daartussen bevindt zich bindweefsel (en dus
fibroblasten) met bloedvaten (coronair arteriën), ook wel
het endomysium (B-4 en C-5) genoemd. De hartspiercellen
zijn met de uiteinden aan elkaar verbonden door intercalair
schijven (C-3) (glansstrepen). Deze intercalair schijven
bevatten desmosomen, zonula adherens en
nexusverbindingen (gap junctions). Ook de lengte zijden van
de hartspiercellen zijn met elkaar verbonden door nexusverbindingen.
4