FMH oncologie (prostaatkanker)
Hypotheses
- Aanhoudende vermoeidheid en gewichtsverlies VAS vermoeidheid, MVI, BORG-score
bij inspanning, subschaal vermoeidheid van EROTC-QLQ-C30
- Verminderde lichamelijke conditie steep ramp test, 6MWT
- Emotionele problemen die gepaard gaan met somberheid CES-d
- Verminderde kracht 1RM, biofet en HKKRM, biofet en HKK
- Verminderde kwaliteit van leven EORTC-QLQ-C30
- Verminderd zelfmanagement
- Vermoeidheid ten gevolge van ziekte, inactieve levingsstijl, copingstijl
- Verminderde conditie
- Angst
- Verminderd cardio respiratior uithoudingsvermogen
- Verminderde spierkracht in grotere spiergroepen
Verwijzing
Screening: algehele red flags
Anamnese
- Waarom bent u hier?
- Wat is uw hulpvraag?
- Wat voor klachten ervaart u?
- Op welke momenten van de dag bent u moe?
- Heeft u zelf een idee waar de vermoeidheid vandaan komt?
- Hoe gaat u met de vermoeidheid om?
- Bespreekt u uw gedachtes met iemand?
- Heeft u er al eens aan gedacht om met een psycholoog te praten?
- Hoe kijkt u zelf tegen uw ziekte aan? Hoe gaat u er mee om?
- Hoe reageert uw omgeving hierop? Krijgt u veel steun?
- Kunt u nog werken en/ of uw hobby’s uitvoeren?
- Bent u positief/ gemotiveerd?
- Heeft u uitzaaiingen elders in het lichaam?
- Met welke activiteiten heeft u moeite? PSK
Addendum A. Toelichting vermoeidheid bij kanker
Kanker gerelateerde vermoeidheid wordt veel gerapporteerd bij oncologiepatiënten en wordt door hen
als zeer hinderlijk ervaren. Deze vermoeidheid wordt ingedeeld in
- vermoeidheid tijdens de behandeling
- vermoeidheid kort na de behandeling (minder dan een jaar)
- vermoeidheid lang na de behandeling (meer dan een jaar)
Na ongeveer een jaar na het einde van de behandeling is er bij ongeveer de helft van de patiënten
nog steeds sprake van ernstige vermoeidheid. Dit percentage daalt naar ongeveer 25% na 3 tot 4 jaar
na de behandeling. Bij een deel van de kankerpatiënten komt (ernstige) vermoeidheid al voor vóór
behandeling van kanker begint. Geringe lichamelijke activiteit, slaapproblemen en sombere gevoelens
blijken vooral factoren te zijn die samengaan met deze vermoeidheid.
,Daarnaast kan vermoeidheid ook afhangen van de soort behandeling en de aard van de kanker.
Mogelijk spelen ook bloedarmoede (een bijwerking van chemotherapie), stress (ten gevolgen van de
vele ziekenhuisbezoeken) en het andere leefpatroon tijdens de behandeling een rol. De mate van
verwerking en angst op een recidief zijn mogelijke factoren die langdurige vermoeidheid in stand
kunnen houden.
In tegenstelling tot pijn is vermoeidheid voor vrijwel iedereen een alledaagse ervaring. Wellicht dat dit
misschien 1RM, biofet en HKK van de redenen is dat chronische vermoeidheid nog niet zo goed wordt begrepen door
hulpverleners. Het gebruik van een meetinstrument (denk aan o.a. VAS vermoeidheid,
Multidimensioneel Vermoeidheids Index (MVI) e.d.) kan hierbij ondersteunen. De anamnese kan
gebruikt worden om in kaart te brengen of er sprake is van een aanzienlijke reductie van het huidige
functioneren ten opzichte van de situatie voor de vermoeidheidsklachten. Hierbij kan men ook
inventariseren hoe een dag er nu uitziet, ten opzichte van hoe deze hiervoor eruit ziet. Een voordeel
hiervan is dat de patiënt zich serieus genomen voelt, omdat je als fysiotherapeut de klachten
concretiseert. Je dient hierbij wel rekening te houden met blijvende beperkingen ten gevolge van de
oncologische behandeling, bijvoorbeeld neuropathie of verminderde ROM na een borstamputatie.
Tot aan 201RM, biofet en HKK6 kon men voor oncologische revalidatie terecht bij Herstel & Balans. Dit is sindsdien
verandert naar Herstel na Kanker. Daarnaast wordt in de eerste lijn ook steeds meer opgezet door
oncologiefysiotherapeuten, mogelijk ook interprofessioneel. Wanneer je merkt dat de complexiteit van
de aandoening jouw competentiegebied van algemeen fysiotherapeut overstijgt, kun je de patiënt
beter naar een gespecialiseerde collega / oncologiefysiotherapeut verwijzen. Indien je merkt dat de
hulpvraag discipline overstijgend is, kun je in overleg met de patiënt en huisarts andere disciplines in
de zorg betrekken.
Addendum B. Integreren van vragenlijsten (PSK, Lastmeter) in het anamnesegesprek:
LAST meter
Dhr. Molenaar heeft al een ingevulde LAST meter meegenomen naar het gesprek. Sommige
onderwerpen zijn wellicht lastig om bespreekbaar te maken en hierbij kan een vragenlijst helpen.
Hoe maak je dit bespreekbaar?
Vraag in het begin van het gesprek na of men de vragenlijst heeft ingevuld.
Vraag na hoe het invullen gegaan is, en of er begrepen is hoe men de lijst moest invullen?
Benoem dat je de lijst wilt bespreken om een totaalbeeld van de patiënt te krijgen = doel.
Benoem dat je een aantal items met ‘ja’ ingevuld ziet en deze graag met meneer wilt doorlopen.
Vraag hierbij om akkoord van de patiënt. Geef ook aan dat meneer zelf bepaalt hoeveel hij kwijt
wilt over een onderwerp.
Vraag per punt of hij kan toelichten in welke mate dit beperkend is en in hoeverre hij dit wilt
meenemen in het behandeltraject.
De PSK (Patiënt-Specifiek Klachten)
Je kunt de PSK geïntegreerd in de anamnese afnemen bij het inventariseren van de gevolgen van de
klachten voor het dagelijks leven. Neem de 3 PSK stappen af volgens de toelichting: inventariseren,
prioriteren en scoren.
,Toelichting PSK
De PSK kan behulpzaam zijn bij het inventariseren van activiteiten in het dagelijkse leven, waarmee
de patiënt moeite heeft vanwege zijn klachten. Deze activiteiten kunnen later gebruikt worden om
persoonlijke doelen te stellen en een gezamenlijk behandelplan te maken. De PSK is een instrument
waarbij je de patiënt actief kunt betrekken in het behandelproces. Daarom is het belangrijk dat je de
patiënt informeert over het doel van elke stap. Hiermee maak je de patiënt bewust dat hij een actieve
rol kan spelen in de fysiotherapie.
Stap 1. Inventariseren probleemactiviteiten
Doel:
- Inventariseren van betekenisvolle activiteiten van de patiënt
- Voorbereiding op het stellen van behandeldoelen
- Stimuleren van de bewustwording van de patiënt
Hoe?
- Leg reden uit van deze stap
- Stimuleer patiënt om mee te denken over zijn probleemactiviteiten
- Maakt deze activiteit concreet (opdat de patiënt zich hierin herkent)
Voorbeeld:
Waarmee heeft u problemen in het dagelijks leven vanwege u ziekte?
Wat vindt u belangrijk, maar vindt u moeilijk om uit te voeren?
Waar loopt u tegenaan?
Wat was de afgelopen week moeilijk voor u om uit te voeren?
Stap 2. Prioriteren van activiteiten
Doel:
- Vaststellen van de belangrijkste activiteiten waaraan de patiënt wil werken
- Basis voor behandeldoelen
Hoe?
- Leg reden van deze stap uit
- Loop de aangegeven activiteiten na
- Vul eventueel aan met andere activiteiten
Voorbeeld:
Waar wilt u het eerste aan gaan werken met de therapie?
Wat is voor u het belangrijkste?
Wat zou u het liefste weer kunnen?
NB. Het aantal activiteiten wordt bepaald door de patiënt en is nooit standaard 3! Indien deze stap
moeilijk is voor de patiënt, dan laat deze stap weg.
, Stap 3. Scoren van activiteiten
Doel:
- Objectiveren van de beleving van de patiënt
- Dient als nulmeting, na verloop van tijd kan vooruitgang gemeten worden.
Hoe?
- Leg reden van deze stap uit
- Laat de patiënt scoren: hoe goed hij deze activiteit kan uitvoeren met een rapportcijfer:
- Sluit af met een samenvatting
Voorbeeld
Om te weten hoe goed u zelf vindt dat u …. kunt, en om te zien hoeveel u hierin vooruit bent gegaan
met de therapie, vraag ik om uzelf een punt tegen van 0-10. Waarbij 0 = kost geen enkele moeite en
10 = onmogelijk. Welk punt geeft u uzelf voor…?
Methodiek gesprek
Maak gebruik van de ‘kop, romp en staart’ methodiek.
Kop
Welkom, begroeten, voorstellen, op zijn gemak stellen (indien nodig)
Doel en procedure gesprek aangeven
Romp
Inventariseer de hulpvraag. Aan het begin van de behandeling is het voor de patiënt niet altijd
duidelijk wat zijn hulpvraag is, daarom wordt er in de anamnese altijd expliciet naar gevraagd.
Dit kan aan het begin van het gesprek maar ook op het einde, nadat de patiënt zijn hele
verhaal verteld heeft. Vaak is hij zich dan meer bewust van zijn klachten en de invloed ervan
op zijn functioneren. Dan kan de patiënt ook veel beter aangeven wat hij graag wil bereiken
met de behandeling en wat zijn mogelijke behandeldoelen zijn. Wanneer de hulpvraag vooral
stoornisgericht is, bijv.; ‘Ik wil reductie van mijn pijnklachten’, ‘Ik wil graag minder vermoeid
zijn’, probeer dan middels de PSK tot duidelijkere doelen te komen. Voorbeeld:
‘Welke activiteiten kunt u op dit moment moeilijker uitvoeren vanwege de pijn/vermoeidheid?’
‘Naast dat u graag van de vermoeidheidsklachten wilt afkomen, welke activiteiten wilt u op
termijn weer kunnen uitvoeren?’
Klachtenanamnese:
- Inventariseer de klacht (wat) (status praesens). Nodig de patiënt met een open vraag uit
om zijn verhaal te vertellen.
- Stimuleer de patiënt en vraag ter verdieping specifieke vragen over door de patiënt
aangegeven klachten zoals pijn, vermoeidheid (zie addendum A), tractusanamnese e.d.
- Bespreek het ontstaan/beloop van de klachten tijdlijn
Inventariseer provocerende en reducerende factoren
Inventariseer de gevolgen van de klachten. Wat betekenen de klachten voor uzelf,
omgeving, thuis, werk, hobby, sociaal etc. Maak hierbij gebruik van de ingevulde vragenlijst,
de LAST meter en de PSK. Loop samen met de patiënt de ingevulde LAST meter langs en sta
stil bij de met ‘ja’ ingevulde items. Bij het doorlopen van deze lijst kunnen ook meteen
relevante persoonsgebonden en omgevingsfactoren (ICF) naar voren komen.