Leer- en onderwijsproblemen l Technisch lezen l College 4 en 5 l Pre-master Orthopedagogiek l SPO Groningen
Samenvatting tentamenliteratuur
leer- en onderwijsproblemen
TECHNISCH LEZEN
Boek: Interventie bij onderwijsleerproblemen (De Jong & Koomen,2011).
- Hoofdstuk 1: Technisch lezen (C. Struiksma).
Boek: Handboek Diagnostiek in de leerlingenbegeleiding (Verschueren & Koomen).
- Hoofdstuk 3: Technisch spellen (Ghesquière & van der Lij).
Boek: Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen (Struiksma, Van der Leij &
Vieijra, 2012).
- Hoofdstuk 1: Inleiding en verantwoording.
- Hoofdstuk 2: Kwantificeren van leervorderingen.
- Hoofdstuk 3: Uitgangspunten voor diagnostiek.
- Hoofdstuk 5: De toetsprocedure.
Boek: Zorg om dyslexie (Verhoeven, 2010).
- Hoofdstuk 2: Definitie van dyslexie (De Jong).
- Hoofdstuk 3: De neurocognitieve basis van dyslexie (Wijnen & Capel).
- Hoofdstuk 5: Signalering en leesproblemen en dyslexie (Vloedgraven, Keuning &
Verhoeven).
- Hoofdstuk 6: Diagnose van dyslexie binnen het kader van het PDDB (Van den Bos &
De Groot).
Boek: Dyslexie 2.0. Update van het Protocol Dyslexie en Behandeling (Verhoeven, 2014).
- Hoofdstuk 3: Verklaringen van dyslexie: implicaties voor de samenstelling van een
dyslexie typerend profiel (De Jong)
- Hoofdstuk 5: Visuele aandacht bij enkelvoudige en comorbide dyslexie (De Groot &
Van den Bos).
Artikel: Leesproblemen en dyslexie in het basisonderwijs (van Druenen, Gijsel, Scheltinga &
Verhoeven, 2019).
Artikel: Diagnosis and treatment of reading disabilities based on the component model of
reading. An alternative to the discrepancy model of LD. (Aaron, Malatesha Joshi, Gooden &
Bentum, 2008).
Artikel: Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling (Kwaliteitsinstituut Dyslexie, 2013).
,Leer- en onderwijsproblemen l Technisch lezen l College 4 en 5 l Pre-master Orthopedagogiek l SPO Groningen
Boek: Interventie bij onderwijsleerproblemen (De
Jong & Koomen, 2011).
Hoofdstuk 1: technisch lezen (C. Struiksma)
Wanneer er sprake is van een grote achterstand en van niet of nauwelijks profiteren van
remediërende leesinstructie, is dat een belangrijke indicatie voor ernstige leesproblemen of dyslexie.
Het Protocol Diagnostiek en Behandeling van Dyslexie gaat uit van een kenmerkend cognitief profiel,
dat een noodzakelijke voorwaarde is om de diagnose dyslexie te stellen. Hier is sprake van
kindfactoren die onder alle omstandigheden zullen leiden tot ernstige leesproblemen, hoe goed het
onderwijs ook is.
Kenmerken van leesproblemen.
Leesproblemen kunnen een neurobiologische basis hebben, maar deze vormt slechts in een enkel
geval de grondslag van interventies voor leesproblemen.
Lezen met leesproblemen.
Geoefende lezers kunnen woorden vlot en accuraat ontcijferen, doordat ze bij veel woorden een
verbinding maken tussen de geschreven en gesproken vorm (= lexicale orthografische kennis).
Tevens kan men associaties tussen letters en letterclusters, en tussen bijbehorende klanken en
klankclusters maken (=sublexicale kennis).
Kinderen met leesproblemen hebben vaak een gebrek aan orthografische kennis en lezen traag.
Woorden moeten ontcijferd worden. Hoe langer het woord, hoe langer het duurt. Hun leesproces is
weinig stabiel.
Onderliggende kenmerken:
Fonologisch bewust= de vaardigheid om klankeenheden in woorden te herkennen en te
manipuleren.
- Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen segmentatie of analyse en synthese
bij fonemisch bewustzijn. Bij analyse wordt een gesproken woord opgedeeld in
fonemen. Synthese is het samenvoegen van een reeks fonemen tot een gesproken
woord.
- Fonologisch bewustzijn is basisvoorwaarde van het lezen.
Letterkennis: Een gebrekkige letterkennis bemoeilijkt het ontcijferen van woorden, vooral als dit
nog gebeurt via verklanken. Eind groep 3 is dit meestal op peil.
Benoemsnelheid= de snelheid waarmee de namen van symbolen genoemd kunnen worden.
Gevolgen van problemen met lezen.
Intrinsiek gemotiveerd= Voldoende leestechnieken om een geringe inspanning te hoeven leren voor
het lezen van een tekst.
Wanneer kinderen over onvoldoende leestechnieken beschikken, gaan ze ook minder snel lezen,
terwijl oefenen het sleutelwoord is voor succes.
Interventies in het onderwijs.
Leerproblemen ontstaan altijd in het onderwijs als resultaat van de interactie tussen kindkenmerken
(context onderwijsbelemmeringen of instructiebehoeften) en de mate waarin het onderwijs erin
slaagt hierop het juiste antwoord te geven. Het organisatiemodel hiervoor is het
Onderwijscontinuüm CED-groep. Daarin zijn voor differentiatie 3 uitgangspunten van belang:
1. Verbijzondering van het algemene: Individualisering binnen het onderwijs wordt gezien als
een verbijzondering van het algemene.
, Leer- en onderwijsproblemen l Technisch lezen l College 4 en 5 l Pre-master Orthopedagogiek l SPO Groningen
2. Intensivering van het basisaanbod: Het schoolplan, dat het onderwijsaanbod van de hele
school weergeeft, wordt vastgelegd. Vervolgens wordt in een getrapte werkwijze vastgelegd
voor welke leerlingen dat onderwijsaanbod niet voldoende is. In die gevallen vindt
intensivering van het onderwijs plaats. Een gedifferentieerd aanbod moet een intensivering
van het basisaanbod zijn.
3. Een beperkt aantal leerlingen: Het is heel goed mogelijk om aan specifieke behoeften van
individuele leerlingen tegemoet te komen, mits het aantal leren, dat een beroep doet op de
differentiatiecapaciteit van de leerkracht, beperkt blijft.
Zwakke lezers dienen veel meer te oefenen. Niet alleen met losse woorden, maar ook door het
herhaald lezen van teksten en deze uit te breiden (=leeskilometers). Dit kan door begeleid hardop te
lezen (guided oral reading) en door individuele hulp (one-to-one-tutoring). Het programma Radslag
bestaat uit een component woordtraining en een component tekstlezen. Woordtraining gebeurt met
behulp van een computer, die bij de hoog genoeg leessnelheid de presentatieduur (flitstijd) verkort.
Voor tekstlezen wordt gebruik gemaakt van de methodiek Wacht-Hint-Prijs. Deze methodiek is
gebaseerd op gedragstherapeutische principes. De leerling leest tekst op instructieniveau (wacht,
hint, prijs).
RALFI is een programma voor kinderen die het lezen grotendeels beheersen, maar langdurig te traag
blijven lezen. Leerlingen krijgen per week een tekst van beperkte omvang, passend bij hun leeftijd.
Die tekst moeten zij dagelijks oefenen om vloeiendheid te kunnen bereikend. Dit gebeurt door
voorlezen, koorlezen (samen hardop) en door duolezen (om en om).
Behandeling in de klinische praktijk.
Interventies op school zijn primair gericht op het intensiveren van het lezen. Interventies in de
klinische praktijk zijn gericht op het geven van een tweede kans voor leerlingen om het proces van
het aanvakelijk tot voortgezet technisch leren lezen nogmaals te kunnen doorlopen. Bestaande
tekorten (bijv. traag lezen) worden aangepakt. Soms worden een cognitief-psychologische of
psycholinguïstische benadering en een gedrags- of orthopedagogische benadering onderscheiden:
Psycholinguïstische benadering: voeren interventies geprotocolleerd uit.
Orthopedagogische benadering: Volgen ook een protocol, maar houden rekening met wat de
leerling al beheerst en zetten de behandeltijd vooral in voor wat nog onvoldoende beheerst
wordt.
Kenmerken succesvolle behandelingen:
Behandelingen die circa 1 tot 1,5 jaar duren.
Afstemming op specifieke instructiebehoeften van de leerling: Het laten sturen van de
feedback van de behandelaar door het voortdurend analyseren van het gedrag van de
leerling en zijn reacties bij het lezen.
Een goede therapeutische relatie tussen leerling en behandelaar.
Motivatie is niet geen voorwaarde voor een geslaagde behandeling, want er is ook vakmanschap
nodig. Van motivatie tot verandering kan alleen sprake zijn als de cliënt voldoende kennis heeft van
zijn probleem, hierover voldoende bezorgd is, voldoende gevoel van eigenwaarde heeft en
voldoende gevoel van competentie bezit. Wanneer er sprake is van leerachterstand, is het
noodzakelijk dat op leergebied weer successen behaald worden. Motivatie ontstaat als resultaat van
deskundig opereren van de behandelaar.