Gezondheidspsychologie 4e editie
DEEL 1. GEZOND ZIJN EN BLIJVEN
Hoofdstuk 1. Wat is gezondheid?
Paragraaf 1. Wat is gezondheid? Veranderende perspectieven
Gezondheid heeft lichamelijk en geestelijke aspecten. Van oudsher al relatie geest, god(en) en
fysieke gesteldheid.
Vroeger: ziekte zou een straf van de goden zijn; geesten dringen het lichaam binnen → mens ziek.
1.1.1 Relatie tussen lichaam en geest
Hippocrates schreef ziekte toe aan een verstoord evenwicht tussen 4 circulerende
lichaamsvloeistoffen → humores: gele gal, slijm, bloed en zwarte gal.
Bij gezonde personen 4 humores in evenwicht → ziekten traden op wanneer evenwicht door externe
‘pathogenen’ werd verstoord.
Humores zijn gerelateerd aan seizoenswisselingen en aan omstandigheden:
− Slijm → winter (koud-nat) Overmaat: kalm/flegmatisch temperament
− Bloed → voorjaar (warm-nat) Overmaat: optimistisch/sanguïnistisch temperament
− Zwarte gal → herfst (koud-droog) Overmaat: droevig temperament
− Gele gal → zomer (warm-droog) Overmaat: cholerisch/boosaardig temperament
Hippocrates beschouwde lichaam en geest als eenheid. Hierdoor werd hoeveelheid verschillende
lichaamsvloeistoffen in verband gelegd met typen persoonlijkheden.
Genezing: humores opnieuw in balans brengen via aderlaten, vasten, dieet of geneesmiddelen.
Variant van dit denken terug te zien in opvatting dat door disbalans van de neurotransmitters
dopamine, melatonine en serotonine mentale stoornissen kunnen ontstaan.
Galenius: dacht dat er een lichamelijke of pathologische basis was voor alle ziekten (lichamelijk en
geestelijk). → Dacht dat 4 humores ten grondslag liggen aan de 4 temperamenten en deze
temperamenten dragen bij aan het krijgen van specifieke ziekten.
Er werd niet gedacht dat de geest zelf een rol speelde in de etiologie (oorzaak ziekte) van ziekten.
Vroege middeleeuwen: Galenius theorieën verloren → gezondheid meer verbonden met geloof en
spiritualiteit. Ziekte gezien als straf God of gevolg kwade geesten die ziel binnendrongen.
Algemeen werd gedacht dat lichaam en geest samenwerkten → mens had geen controle over eigen
gezondheid, alleen priesters hadden dat. Wetenschappelijk onderzoek verboden.
Renaissance: Franse filosoof Descartes inzicht lichaam en geest afzonderlijke entiteiten. Stelde wel
dat er interactie mogelijk was tussen de 2 ‘domeinen’.
Dualisme: het idee dat lichaam en geest afzonderlijke eenheden zijn. Hierbij wordt de geest gezien
als niet-materieel (niet objectief of zichtbaar, zoals bij gedachten en gevoelens) en het lichaam als
materieel (opgebouwd uit mechanisch materiaal, tastbare stof zoals hersenen, het hart en cellen).
Gedacht werd dat de veronderstelde communicatie tussen lichaam en geest onder controle stond
van de pijnappelklier (epifyse) in de tussenhersenen, maar het mechanisme van deze interactie was
onduidelijk.
Descartes geloofde dat de ziel op moment van overlijden het lichaam verliet → ontleding en
autopsie werd acceptabel → groei inzicht geneeskunde.
,Dualisten ontwikkelden idee van lichaam als machine, dat alleen kon worden doorgrond in termen
van zijn onderdelen en waarbij inzicht in ziekten werd verkregen via bestuderen van cellulaire en
fysiologische processen.
Mechanische benadering: benadering die het gedrag reduceert tot het niveau van het orgaan of de
lichamelijk functie (geassocieerd met biomedisch ziektemodel).
1.1.2 Biomedisch ziektemodel
Biomedisch ziektemodel (diagnose-receptmodel): de opvatting dat ziekten en symptomen een
achterliggende fysiologische verklaring hebben en dat daarmee ook genezing mechanistisch en
rechtlijnig werkt. → Gezondheid gedefinieerd als afwezigheid van ziekte.
Aangenomen wordt dat het wegnemen van de oorzaak van ziekte zal leiden tot verdwijnen van de
symptomen en dus herstel van de gezondheid.
Model wordt reductionistisch genoemd: reduceert de geest, lichaam en menselijk gedrag tot
lichaamscellen/neurale of biochemische activiteit, en verklaart problemen ook alleen op dit niveau.
Reductionisme negeert dat verschillende mensen op verschillende wijzen kunnen reageren op
eenzelfde ziekte.
1.1.3 Vraagtekens bij dualisme: psychosociale modellen voor gezondheid en ziekte
Veel ziekten hebben organische oorzaken, maar veroorzaken unieke individuele reacties. De rol van
de ‘geest’ bij de manifestatie van en de reactie op ziekte is cruciaal voor ons inzicht in gezondheid.
Toename inzicht tweekantwerkende relatie tussen lichaam en geest → dualisme verloren;
psychologie heeft hier grote rol in gespeeld.
Freud: probleem lichaam en geest gedefinieerd als probleem van ‘bewustzijn’. Benoemde een
‘onbewuste geest’ die zichtbaar werd bij een aandoening die hij ‘conversiehysterie’ noemde: patiënt
heeft ernstige pijn zonder verklaring, pijn is reëel en kan bestreden worden maar komt daarna weer
terug. Na onderzoek identificeerde Freud onbewuste conflicten die onderdrukt waren geweest.
Aangenomen werd dat deze onbewuste conflicten de lichamelijke aandoeningen ‘veroorzaakten’,
met inbegrip van verlamming en verlies van gevoelen zonder lichamelijke verklaring.
Freuds werk leidde tot ontwikkelen gebied van de psychosomatische geneeskunde.
De psychologie als vakgebied heeft voor de geneeskunde het belang onderstreept van de noodzaak
de rol van psychologische en sociale factoren bij de etiologie, het beloop en de effecten van ziekte
in aanmerking te nemen.
1.1.4 Biopsychosociaal ziektemodel
Biopsychosociaal ziektemodel: het standpunt dat ziekten en symptomen door een combinatie van
lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen worden verklaard.
Neemt in tegenstelling tot biomedisch model de subjectiviteit en beleving mee.
Sociale en culturele factoren bepalen mede of iemand ziek te noemen is of zich ziek voelt.
Fysiotherapeuten gebruikten dit model om de invloeden op het individu in kaart te brengen. Wordt
meerdimensionale belastings-belastbaarheidsmodel genoemd: biedt mogelijkheid om te bepalen of
fysiotherapie nodig is en welke doelen gesteld kunnen worden.
Kritiek: onduidelijk hoe zwaar de verschillende aspecten in algemene zin kunnen worden gewogen.
Model kost veel tijd.
,Concept Machteld Huber Positieve Gezondheid: gezondheid is niet de afwezigheid van ziekte, maar
het vermogen van mensen om met fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven om te
gaan en zo veel mogelijk eigen regie te voeren.
Er wordt uitgegaan van wat mogelijk is.
Kritiek: Poisz, Caris en Lapré vinden definitie veel te ruim. Zij maken onderscheid tussen gezondheid
als toestand en gezondheid als gedrag.
Volgens Huber kan een uitermate ziek iemand als gezond worden gezien als hij zich constructief
gedraagt. En een gezond iemand die piekert als ongezond. Dit maakt het begrip gezond onhelder.
Rademaker wijst op de overschatting van zieke mensen die de regie (ziektemanagement) niet
kunnen voeren.
De 6 dimensies van gezondheid in het concept Positieve Gezondheid van Machteld Huber:
1. Lichaamsfuncties
2. Mentaal welbevinden
3. Zingeving
4. Kwaliteit van leven
5. Meedoen
6. Dagelijks functioneren
1.1.5 Gedrag, dood en ziekte
Wereldwijde stijging levensverwachting door o.a. medicijnen en betere voorzieningen.
Mortaliteit= overlijden.
Groot deel daling van de mortaliteit in de wereld voorafgaand aan de grote vaccinatieprogramma’s,
door succes verbeteren volksgezondheid na veranderingen van sociale omstandigheden en de
leefomgeving → kwam door verbeteringen onderwijs + landbouw.
Vroeger grootste oorzaak overlijden infectieziekten, nu nauwelijks meer → Nu: aandoeningen hart,
longen en ademhalingsorganen (samen met ongelukken).
De belangrijkste doodsoorzaken hebben een gedragscomponent die is gekoppeld aan bv. roken,
overmatige alcoholconsumptie of obesitas.
De stijging van sterfgevallen door kanker komt doordat mensen nu langer leven met ziekten waaraan
ze voorheen zouden zijn overleden.
Ons eigen gedrag draagt aanzienlijk bij aan onze gezondheid en onze kans op overlijden.
Gezondheidspsycholoog: Inzicht waarom we ons gedragen zoals we doen en op welke wijze gedrag
kan veranderen of kan worden veranderd.
Paragraaf 2. Individuele, culturele en leeftijd gerelateerde perspectieven op gezondheid
1.2.1 Lekentheorieën over gezondheid
Sociale representatie van gezondheid: datgene wat bepaalde groepen mensen onder gezondheid
verstaan. Bauman deed eerste onderzoek hierna, er werden 3 verschillende antwoorden gegeven:
1. Gezondheid betekent ‘een overwegend gevoel van welzijn’.
2. Gezondheid heeft te maken met ‘de afwezigheid van symptomen van ziekte’.
3. Gezondheid is zichtbaar in ‘de handelingen waartoe een lichamelijk gezond persoon in staat
is’.
40 jaar later onderzoek door Benyamini: belangrijkste factoren hadden betrekking op het lichamelijk
functioneren en de vitaliteit.
De gezondheidstoestand beïnvloedde beoordeling: mensen met slechte/redelijke gezondheid
baseerden beoordeling bv. op recente symptomen of indicatoren van slechte gezondheid. Mensen
met goede gezondheid gaven positievere indicatoren aan (bv. gelukkig zijn).
, Subjectieve gezondheidsbeoordelingen waren bij ‘gezondere’ individuen meer verbonden met
gezondheidsgedrag → wordt ‘gezond’ dan anders beleeft wanneer men het zelf niet (meer) is?
Gezondheidsgedrag: gedrag, ongeacht de gezondheidstoestand waarin men zich bevindt, dat is
bedoeld om de gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden.
Bv. het eten van gezonde voeding.
Gezondheid in algemeen: toestand van evenwicht tussen lichamelijk, psychologisch, emotioneel en
sociaal welbevinden.
Bennett gebruikt dit om onderscheid te maken tussen:
− Gezondheid als ‘zijn’ → zo niet ziek.
− Gezondheid als ‘hebben’ → gezondheid als een positief hulpmiddel of reserve.
− Gezondheid als ‘doen’ → gezondheid die blijkt uit lichamelijke fitheid of lichamelijk
functioneren.
Onderzoek Blaxter verschillende opvattingen gezondheid:
• Gezondheid als niet ziek: geen symptomen, geen bezoek aan artsen, daarom ben ik gezond.
• Gezondheid als bezit: uit een sterke familie komen, snel herstellen na operaties.
• Gezondheid als gedrag: “Zij zijn gezond omdat ze goed voor zichzelf zorgen, sporten etc.”
(Meestal van toepassing op anderen.)
• Gezondheid als lichamelijke fitheid en vitaliteit: vooral genoemd door jongere
respondenten. Het mannelijke gezondheidsbegrip is vaker gekoppeld aan ‘zich fit voelen’ en
dat van vrouwen aan ‘zich energiek voelen’.
Vrouwen zien gezondheid meer in sociaal perspectief (levendig zijn en goede relaties met
anderen hebben).
• Gezondheid als psychosociaal welzijn: gezondheid in mentaal opzicht; bv. zich trots voelen
of van het gezelschap van anderen genieten.
• Gezondheid als functie: het vermogen om taken te verrichten, om te doen wat je wilt
wanneer je dat wilt, zonder belemmeringen van een slechte gezondheid of lichamelijke
beperkingen.
Subjectieve beoordelingen van welzijn correleren sterk met objectieve gezondheidsindicatoren (bv.
bloeddruk en hartslagfrequentie) en ook met economische welvarendheid en opleidingsniveau.
Subjectieve beoordelingen komen tot stand door zichzelf met significante anderen te vergelijken.
1.2.2 Definitie van gezondheid van de Wereldgezondheidsorganisatie
Definitie gezondheid die Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) hanteert: ‘toestand van volledig
lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn … niet alleen als de afwezigheid van ziekte of invaliditeit’.
➔ In deze definitie bijna onmogelijk om gezond te zijn.
Bircher beschrijft een contextbewuste kijk op gezondheid: ‘een dynamische toestand van welzijn die
wordt gekarakteriseerd door een lichamelijk en geestelijk potentieel dat voldoet aan de eisen van het
leven die passen bij de leeftijd, cultuur en persoonlijke verantwoordelijkheid’.
Standpunt plaatst individu centraal in beleving van gezondheid en ziekte, bij WGO niet.
Individuele opvattingen spelen een belangrijke rol in beleving van gezondheid en (chronische) ziekte.
1.2.3 Crossculturele perspectieven op gezondheid
De beschouwing van een ‘normale’ gezondheid verschilt per cultuur. In sommige landen kan
dementie familielid de status van de hele familie negatief beïnvloeden.
Westerse mensen onderscheiden de geest, het lichaam en de ziel zodanig dat elk terrein aan
afzonderlijke zorgverleners wordt toegewezen.