Pagina 1 van 17
REFERENTIES
A-tjak, J. (2009). Acceptance and Commitment Therapy: hoe nieuw taalgebruik kan bijdragen aan een rijker leven.
PsychoPraxis, 11(4), 124–130.
Andersson, G., Cuijpers, P., Carlbring, P., Riper, H., & Hedman, E. (2014). Guided internet-based vs. face-to-face cognitive
behavior therapy for psychiatric and somatic disorders: a systematic review and meta-analysis. World Psychiatry,
13(3), 288–295.
Barlow, D. H. (2006). Psychotherapy and psychological treatments: The future. Clinical Psychology: Science and Practice,
13, 216–220. https://doi.org/10.1111/j.1468-2850.2006.00027.x
Brodaty, H., & Arasaratnam, C. (2012). Meta-Analysis of Nonpharmacological Interventions for Neuropsychiatric Symptoms
of Dementia. American Journal of Psychiatry, 169(9), 946–953. https://doi.org/10.1176/appi.ajp.2012.11101529
Chiesa, A., Anselmi, R., & Serretti, A. (2014). Psychological mechanisms of mindfulness-based interventions: What do we
know? Holistic Nursing Practice, 28(2), 124–148. https://doi.org/10.1097/HNP.0000000000000017
Cuijpers, P., Donker, T., Johansson, R., Mohr, D. C., van Straten, A., & Andersson, G. (2011). Self-guided psychological
treatment for depressive symptoms: A meta-analysis. PLoS ONE, 6(6), 1–7.
https://doi.org/10.1371/journal.pone.0021274
Goyal, M., Singh, S., Sibinga, E. M. ., Gould, N. F., Rowland-Seymour, A., Sharma, R., … Haythornwaite, J. A. (2014).
Meditation programs for psychological stress and well-being. A systematic review and meta-analysis. JAMA Internal
Medicine, 174(3), 357–368. https://doi.org/10.1001/jamainternmed.2013.13018
Hoogduin, C. A. L., Kleine, R. A. de, Minnen, A. van, Tibben, M. I., Stormink, C., Andeweg, E. A., & Roggeveen, P. (2017).
Protocollaire behandeling van patiënten met een conversiestoornis (functioneel neurologisch symptoomstoornis). In G.
P. J. Keijsers, A. van Minnen, C. A. L. Hoogduin, P. Emmelkamp, & M. J. P. M. Verbraak (Eds.), Protocollaire
behandelingen voor volwassenen met psychologische klachten (pp. 283–340). Amsterdam: Boom.
Horselenberg, R. (1996). Excentrieke levens: Fantasierijke cliënten in reïncarnatietherapie. Skepter, 16(2).
Jong, P. de, & Berg, I. K. (2015a). De basis van het construeren van oplossingen. In Peter de Jong & I. K. Berg (Eds.), De
kracht van oplossingen: Handboek oplossingsgericht werken. (3rd ed., pp. 33–39). Pearson Benelux B.V.
Jong, P. de, & Berg, I. K. (2015b). Van problemen oplossen naar construeren van oplossingen. In Peter de Jong & I. K. Berg
(Eds.), De kracht van oplossingen: Handboek oplossingsgericht werken. (3rd ed., pp. 19–31). Pearson Benelux B.V.
Keijsers, G. P. J. (2014). The Great Psychotherapy Debate: Oratie. In The Great Psychotherapy Debate. Retrieved from UM
Publications
Keijsers, G. P. J., Minnen, A. van, & Hoogduin, C. A. L. (2010). Toepassing van protocollaire behandelingen bij psychische
stoornissen: Manuscriptversie. In G. P. J. Keijsers, A. van Minnen, & C. A. L. Hoogduin (Eds.), Protocollaire
behandelingen in de ambulante GGZ (pp. 1–22). Amsterdam: Boom.
Kessel, M. van, Heugten, C. van, & Fasotti, L. (2010). Neuropsychologische behandelmodellen: Tussen theorie en praktijk.
In R. Ponds, C. van Heugten, L. Fasotti, & E. Wekking (Eds.), Neuropscyhologische behandelingen (pp. 24–46).
Amsterdam: Boom.
Klaver, M., & A-Tjak, J. (2006). Mediatieve gedragstherapie in het verpleeghuis: het gebruik van cognitief
gedragstherapeutische analyses en cognitieve interventies met een zorgteam. Gedragstherapie, 39, 5–22.
Mogoaşe, C., David, D., & Koster, E. H. W. (2014). Clinical efficacy of attentional bias modification procedures: An updated
meta-analysis. Journal of Clinical Psychology, 70(12), 1133–1157. https://doi.org/10.1002/jclp.22081
Nanninga, R. (1998). De Neuro-Emotionele Integratie van Roy Martina. Skepter, 11(2), 20–26.
Visser, S., & Emmelkamp, P. (2009). ACT revisited. Hoe evidence-based is de Acceptance and Commitment Therapy?
PsychoPraxis, 11(4), 160–163.
Wilson, T. D., & Dunn, E. W. (2004). Self-knowledge: Its limits, value, and potential for improvement. Annual Review of
Psychology, 55, 493–518. https://doi.org/10.1146/annurev.psych.55.090902.141954
Wolitzky-Taylor, K. B., Arch, J. J., Rosenfield, D., & Craske, M. G. (2012). Moderators and Non-Specific Predictors of
Treatment Outcome for Anxiety Disorders: A Comparison of Cognitive Behavioral Therapy to Acceptance and
Commitment Therapy. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 80(5), 1–14. https://doi.org/10.1037/a0029418
, Pagina 2 van 17
VAN KESSEL: NEUROPSYCHOLOGISCHE BEHANDELMODELLEN: TUSSEN THEORIE
EN PRAKTIJK (H1 4 5)
Er bestaat geen eenduidig model voor neuropsychologische behandeling. Neuropsychologie moet zich
niet beperken tot één theoretisch kader, omdat cliënten beperkingen kunnen ervaren op veel
verschillende vlakken, waardoor één behandelmodel meestal niet voldoende is. Criteria om de kwaliteit
van de neuropsychologische behandeling te beoordeling is; 1.) Het bestaan van een theoretisch of
conceptueel model waarbinnen klinische werkwijzen en mechanismen van gestoord functioneren met
elkaar verbonden zijn; 2.) Het hebben van een idee over de wijze waarop cognitieve stoornissen na
hersenletsel geïnterpreteerd kunnen worden in termen van dagelijkse vaardigheden die belangrijk zijn
voor de persoonlijke- en sociaalmaatschappelijke onafhankelijkheid van de cliënt; 3.) Het beschikken
over een set van procedures, individueel of gezamenlijk vormgegeven, om aan te grijpen op specifieke
cognitieve beperkingen en verschillende niveaus van functioneren; 4.) Het beschikken over methoden
om verbetering/herstel te evalueren, niet alleen in termen van klinisch herstel, maar ook met betrekking
tot sociale- of functionele veranderingen.
De neuropsycholoog dient niet alleen gericht te zijn op de diagnostiek van cognitieve stoornissen,
maar ook aandacht hebben voor emotionele, gedragsmatige en sociaal-maatschappelijke aspecten van
het functioneren. Het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF-
model) is bedoeld voor het op systematische wijze ordenen van ‘aspecten van het menselijk functioneren
die gerelateerd kunnen zijn aan een gezondheidsprobleem’, oftewel de veelheid aan problemen en
stoornissen van een cliënt met hersenletsel. Er wordt vanuit verschillende
perspectieven naar het menselijk functioneren gekeken; 1.) het
menselijk organisme, onderverdeeld in ‘functies van het organisme’ en
‘anatomische eigenschappen’; 2.) menselijk handelen (activiteiten); 3.) de
mens als deelnemer aan het maatschappelijk leven (participatie).
Definities binnen de ICF zijn; functies (fysiologische en mentale
eigenschappen van het menselijk organisme); anatomische eigenschappen
(positie, aanwezigheid, vorm en continuïteit van onderdelen van het menselijk
lichaam, namelijk lichaamsdelen, orgaanstelsels, organen en onderdelen van organen); stoornissen
(afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen); activiteiten (onderdelen van
iemands handelen); beperkingen (moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten);
participatie (iemands deelname aan het maatschappelijk leven); participatieproblemen (problemen
die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven); externe factoren (iemands fysieke
en sociale omgeving); persoonlijke factoren (iemands individuele achtergrond, kenmerken van het
individu die geen deel uitmaken van de functionele gezondheidstoestand).
Kanttekeningen bij het ICF-model zijn dat je soms meer informatie nodig hebt dan in het ICF model
past en zijn een aantal gebruikte termen niet zo eenduidig. Om aangrijpingspunten voor de behandeling
te formuleren, hebben de domeinen op het gebied van activiteiten en participatie en
de persoonlijke en externe factoren mogelijk meer toegevoegde waarde, bijv. om
alert te blijven op de context waarin stoornissen zich manifesteren. Er kan
onderscheid gemaakt worden tussen uitvoering (performance, wat iemand in zijn
bestaande omgeving doet) en vermogen (competence, of iemand een taak of een
handeling kan uitvoeren of een bepaalde rol kan uitoefenen en geeft dus het niveau
van functioneren aan dat iemand maximaal kan bereiken). Er bestaan geen
eenduidige verbanden tussen stoornissen, beperkingen en participatieproblemen.
Een kanttekening is dat het vormgeven van de behandeling van een individuele
cliënt gedaan wordt door zijn functioneren op diverse domeinen en de
beïnvloedende factoren te benoemen in vergelijking tot een algemeen gemiddelde.
Tegenwoordig gebeurt het steeds vaker dat er eigen hulpvragen en persoonlijke
doelen opgesteld worden.
Cognitieve training is het deel van de cognitieve revalidatie dat zich richt op het aan cliënten
aanleren van vaardigheden waardoor (de gevolgen van) cognitieve stoornissen kunnen worden
verminderd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen functie-(herstel van cognitieve functies vindt plaats
door herhaalde oefening en stimulering, dril land practice, er vind geen generalisatie plaats naar het
dagelijks leven), vaardigheids-(trainen van praktische vaardigheden op taakniveau, dus specifieke
taken en activiteiten, herhaalde oefening van de uitvoering van een taak, forward of backward chaining)