Logopedie voor mensen met een verstandelijke
beperking
Hoofdstuk 10: sensorische informatieverwerking
Inleiding:
Een essentiële vaardigheid van levende wezens is waarneming. We ervaren en beseffen dat
we niet alleen op de wereld zijn, maar omringd worden door andere levende wezens.
Wanneer we met onze zintuigen iets zien, voelen, proeven, ruiken of horen nemen we onze
omgeving waar. En dat wat we waarnemen wordt in de hersenen geregistreerd. Op basis van
wat we waarnemen gaan we over tot een handeling of activiteit. Die samenhang tussen
waarnemen en de daaropvolgende activiteit wordt sensorische informatieverwerking
genoemd. In de meeste gevallen verloopt het proces van sensorische informatieverwerking
als vanzelf, maar soms is het verstoord geraakt. Eigenlijk heeft ieder mens wel eens
problemen met het verwerken van prikkels, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van ziekte,
vermoeidheid of stress. Pas als de hersenen zo ongeorganiseerd zijn dat iemand het
onaangename gevoel heeft geen controle over zichzelf te hebben en het dagelijks leven
erdoor verstoord raakt, wordt iemand gediagnosticeerd met sensorische integratiestoornis.
Bij mensen met een verstandelijke beperking komt het vaak voor dat de
informatieverwerking niet goed verloopt. Hun ontwikkelingsniveau is soms zo laag dat ze
niet toekomen aan ordenen, integreren, begrijpen en aanpassen van de ontvangen
zintuiglijke informatie.
Sensorische informatieverwerking:
Dit is het vermogen om informatie vanuit de wereld om ons heen en vanuit ons eigen
lichaam waar te nemen, te verwerken en met elkaar te verbinden, zodat we er op de juiste
manier op kunnen reageren. Dit waarnemen doen we met de zintuigen. Deze zijn te
verdelen in drie groepen.
De exterosensoren, die informatie van buiten het lichaam registreren:
Visus (zien)
Gehoor
Tast
Reuk
Smaak
De interosensoren, die informatie van binnen het lichaam registreren:
Longen
Blaas
Maag-darmkanaal
Bloedvaten
De lichaamseigen sensoren, die ook wel propriosensoren worden genoemd. Hieronder
vallen:
, Evenwicht (vestibulaire informatie)
Innerlijk spiergevoel (proprioceptieve informatie)
Spieren, pezen en gewrichten
Positie en bewegen van lichaamsdelen
Wanneer de sensorische informatieverwerking op een goede wijze plaatsvindt, leren we van
prikkels. We zijn geïnteresseerd in nieuwe voorwerpen en willen deze door middel van
kijken, ruiken en aanraking verkennen. Op die manier leren we nieuwe concepten aan. Door
sensorische informatieverwerking kunnen we de wereld om ons heen ordenen en
benoemen, en leren we wat bedreigend is en wat niet. Wanneer de sensorische
informatieverwerking niet goed verloopt, kunnen allerlei processen verstoord raken.
Om adequaat re reageren is een zekere mate van alertheid noodzakelijk: arousal. De
zintuigen spelen een rol in het reguleren van de arousal. Juist bij mensen met een
verstandelijke beperking is het belangrijk hierop te letten. Fases van alertheid zijn:
Toestand 1: ogen dicht, regelmatige ademing, geen beweging
Toestand 2: wakker, ongericht actief
Toestand 3: wakker, gericht actief (dit is de meest gunstige toestand voor sensorische
informatieverwerking).
Toestand 4: wakker, gespannen actief
Toestand 5: huilen
Sensorische informatieverwerkingsstoornis:
Bij sommige mensen verloopt het proces van informatieverwerking niet goed. Daardoor
raakt de prikkelverwerking verstoord. Een sensorische informatieverwerkingsstoornis kan
zich manifesteren op drie verschillende deelgebieden: sensorische modulatie,
sensomotoriek en sensorische discriminatie.
Sensorische modulatieproblemen:
Sensorische modulatieproblemen zijn de meest voorkomende vorm van de sensorische
informatieverwerkingsstoornissen. Ze worden onderverdeeld in een aantal categorieën:
Hyperresponsief
Hyporesponsief
Prikkelzoeker
Hyperresponsief:
Cliënten met hyperresponsiviteit reageren negatief en/of emotioneel en afwerend op
bepaalde zintuiglijke prikkels vanuit het eigen lichaam en/of de wereld om hen heen, die te
heftig binnenkomen in het centrale zenuwstelsel. Als gevolg daarvan kunnen er problemen
ontstaan op verschillende ontwikkelingsgebieden. De cliënt vermijdt het bijvoorbeeld om
voorwerpen aan te raken of erdoor aangeraakt te worden of reageert agressief of angstig op
vies worden, een bepaalde kledingstof of etenswaren. Wanneer evenwichtsprikkels niet
goed verwerkt kunnen worden, kan angst ontstaan om te bewegen en kan zich een
motorische achterstand ontwikkelen. Wanneer tactiele prikkels niet goed verwerkt kunnen
worden, kan bijvoorbeeld overgevoeligheid in de mond ontstaan, met mogelijke
eetproblemen als gevolg.