100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting domein A t/m E (pilot!) €8,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting domein A t/m E (pilot!)

2 beoordelingen
 59 keer bekeken  2 keer verkocht

Dit is een samenvatting van de syllabus voor de pilotklas van voor het vak maatschappijwetenschappen.

Voorbeeld 3 van de 18  pagina's

  • 7 juni 2020
  • 18
  • 2018/2019
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (663)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: 507505 • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: mwvanarkel • 3 jaar geleden

avatar-seller
johanna_
Maatschappijwetenschappen Syllabus 2018-2019: domein A t/m E
Domein A: vaardigheden
3.2) Onderzoeksopzet maken:
- Fase 1: onderzoeksvraag formuleren met een passende stelling / hypothese (= een
toetsbare veronderstelling over de werkelijkheid), onderscheid maken tussen afhankelijke
variabelen en onafhankelijke variabelen en deze operationaliseren (in concrete termen van
hoofd- en kernconcepten zetten), de hoofd- en kernconcepten opnemen in de hypothese en
een causaal verband maken tussen variabelen.
- specifieke karakter van sociaalwetenschappelijk onderzoek: bepaalde variabelen
zijn niet meetbaar en moeten worden afgeleid uit andere sociale verschijnselen.
- Fase 2: verschillende onderzoeksmethoden (bijv. enquête) onderscheiden en daarnaast
onderscheiding van causaliteit (iets is de oorzaak van iets anders) en correlatie (iets
hangen samen met iets anders)
- interview / observatie: belangrijk om subjectiviteit klein te houden, door bijvoorbeeld
eenduidige indicatoren
- experiment: de situaties van de verschillende onderzochte groepen zo gelijk mogelijk
houden, behalve de variabele die onderzocht moet worden.
- Fase 3: gegevens selecteren en verzamelen op grond van eigen onderzoek
- Fase 4: onderzoeksgegevens analyseren, concluderen of de hypothese aangenomen of
verworpen moet worden.

Domein B: vorming
Hoofdconcept vorming: het proces van verwerving van een bepaalde identiteit. Iemand leert in
wisselwerking met zijn sociale omgeving de betekenis van zijn eigen kenmerken en gedragingen en
die van anderen. Tevens ontwikkelen mensen zich tijdens de socialisatie tot leden van een
samenleving. Bijbehorende kernconcepten:
- socialisatie: het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de
samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en
andere vormen van omgang met anderen.
- acculturatie: het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen
daaruit, dan die waarin iemand is opgegroeid.
- enculturatie: het aanleren en verwerven van de (sub)cultuur van de samenleving
waarin men geboren wordt.
- cultuur: het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen
die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.
- identiteit: het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en
dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van
zijn perceptie over groep(en) waar hij wel of juist niet deel van uitmaakt.
- politieke socialisatie: het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur van
de groep(en) en samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding,
opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
- ideologie: een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal uitmondend
in ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en politieke verhoudingen.

4.1) Socialisatie / acculturatie: Cultuur is tijd- en plaatsgebonden en dynamisch, omdat het verandert
onder invloed van nieuwe omstandigheden. Door socialisatie maakt iemand zich de cultuur eigen. De
omgang met andere zorgt voor constante beïnvloeding. Het overnemen en het zich eigen maken van
allerlei zaken zorgt voor de cultuuroverdracht.
Socialisatie is een proces van aanpassing en een proces van cultuurverwerving, waarbij het individu
zijn identiteit ontwikkelt. Socialisatie is dus een proces van overdracht en van verwerving, en daarom
draagt het ook bij aan cultuurverandering. Via socialisatie worden stereotypen en vooroordelen
overgedragen. Stereotypen zijn vaststaande beelden, generalisaties en veronderstellingen over een
groep mensen. Vooroordelen zijn meningen over mensen, niet gebaseerd op feiten.
Socialisatieprocessen verschillen per kapitaal:
- economisch: financieel bezit of een hoog inkomen
- sociaal: connecties, netwerken, de graad van eer en respect die een groep geniet
- cultureel: culturele competenties, waaronder kennis, houdingen, opvattingen en smaak
De sociale verschillen werken door in de socialisatie. Daarnaast kunnen ook tegenstrijdige waarden
worden overgedragen.

,Functies van socialisatie:
- de continuering van de cultuur van de samenleving
- de verandering van de cultuur van de samenleving en van groepen daarbinnen
- binding (identificatie) met de eigen groep en cultuur door het overbrengen van
cultuurgebonden waarden en normen
- identiteitsontwikkeling van het individu gedurende zijn hele leven
- het reguleren van gedrag van mensen waardoor het gedrag beter voorspelbaar wordt en het
samenleven overzichtelijker

Eigenschappen van individuen kan door nature (biologisch / erfelijke factoren) en nurture
(opvoedings- / omgevingsfactoren) komen,

4.2) vormen van socialisatie: drie vormen socialisatie:
- primair: speelt zich af binnen kleine groepen met direct persoonlijke relaties, informeel en
vanzelfsprekend, bijvoorbeeld gezin
- secundair: mensen leren hoe zij zich moeten gedragen in formele omstandigheden en
omgevingen, bijvoorbeeld school, collectieve rituelen
- tertiair: waarden, normen en gedragspatronen overgedragen door anonieme socialisatoren
waarmee mensen niet rechtstreeks een band hebben, zoals media

4.3) Identiteit: Mensen streven continu naar een positieve identiteit voor zichzelf. Het zelfbeeld van
een opgroeiend individu wordt in hoge mate bepaald door de manieren waarop belangrijke anderen
zich tegenover dat individu gedragen. Groepsidentificatie is belangrijk voor een zelfbeeld.
Persoonlijke identiteit is voor een belangrijk deel een sociale identiteit (= deel van iemands zelfbeeld
dat is afgeleid van zijn kennis over de groep(en) waar hij deel van uitmaakt). Externe collectieve
identiteit is wat mensen ten aanzien van een groep als kenmerkend en blijvend beschouwen. De
persoonlijke identiteit en de collectieve identiteit hebben effect op de maatschappelijke positie =
sociale ongelijkheid.

4.4) Cultuur: culturen worden gevormd doordat mensen op elkaar aangewezen zijn en iets met elkaar
delen. Ze hebben min of meer dezelfde leefwijze en die is herkenbaar aan bijvoorbeeld taal.
- dominante cultuur: de cultuur van de groep in de samenleving met een invloedrijke politieke
of economische positie
- subcultuur: levensstijl van een groep mensen die zich deels ontlenen aan de dominante
cultuur en die er deels van afwijkt.
Als bindingen in een samenleving veranderen, kan dat effect hebben op de sociale cohesie. Het kan
zelfs leiden tot conflicten.

Dimensies van Hofstede: vijf dimensies waarop je culturen kunt onderscheiden
1. grote machtsafstand versus kleine machtsafstand: mate waarin minder machtige leden
verwachten en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.
2. individualistisch versus collectivistisch: collectivistisch → groepsbelang boven het
individu, Individualistisch → individu boven het groepsbelang.
3. masculien versus feminien: verschillen tussen mannen en vrouwen in hun sociale
rollen; masculien → emotionele sekserollen duidelijk gescheiden, feminien → als
sekserollen elkaar overlappen
4. lage onzekerheidsvermijding versus hoge onzekerheidsvermijding: mate waarin dragers van
de cultuur zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties. Dit uit zich in stress en
de behoefte aan voorspelbaarheid (formele / informele regels).
5. langetermijngerichtheid versus kortetermijngerichtheid: langetermijngerichtheid
→ streven naar beloning in de toekomst, kortetermijngerichtheid → deugden als
respect voor traditie, voorkomen van gezichtsverlies en voldoen aan sociale
verplichtingen.
Kritiek op dimensies van Hofstede: het richt zich op het statische en stigmatiserende karakter

5.1) Politieke socialisatie: politieke cultuur is het geheel van politieke relevante tradities, kennis,
opvattingen en oordelen die kenmerkend zijn voor een land, maar ook voor groepen daarbinnen en
voor groepen / organisaties die landsgrenzen doorkruisen. Mensen passen zich aan aan het gedrag
en de opvattingen over het politieke domein die heersen in de groep waar zij deel van uit maken. Op

, den duur worden de opvattingen eigen gemaakt (internalisatie) en worden ze vanzelfsprekend.
Opvattingen in de politiek kunnen verschillen en dit kan leiden tot botsingen of conflicten.
5.2) ideologieën en stromingen: partijen worden vaak ingedeeld in bijvoorbeeld links/rechts/midden.
Alle indelingen samen vormen een samenhangend programma. Vaak maken partijen een
beginselprogramma op basis van een ideologie. De ideeën uit dat programma vormen antwoorden op
politieke, economische en op sociaal-culturele vragen. In Nederland zijn er drie hoofdstromingen:
1. confessionalisme: christelijke waarden en harmonie en samenwerking
2. liberalisme: individuele rechten en individuele vrijheden
3. socialisme / sociaaldemocratie: gelijkwaardigheid. Een sterke overheid zien aanhangers
als middel om dit te bereiken.

6) visies op (politieke) socialisatie vanuit drie paradigma’s:
1. functionalisme-paradigma:
- de samenleving kan een stempel drukken op de persoonlijkheid van de leden van die
samenleving, door rolverwachtingen, identiteit is dus een product van de samenleving
- de handelende mens wordt als sociaal-cultureel gezien
- aandacht besteed aan het belang van het voortbestaan van de (politieke) cultuur en
de (politieke) integratie van de persoonlijkheid, met de nadruk op waarden en
normen, opvattingen en gedragspatronen
- socialisatie is voor de samenleving en het politieke systeem het beste middel om de
(politieke) cultuur over te dragen en te laten voortbestaan, maar het kan veranderen
2. conflict-paradigma:
- aandacht besteed aan de betekenis van socialisatie voor ongelijkheid, voor ongelijke
machtsverhouding en potentiële conflicten
- maatschappelijk niveau: effecten van opvoeding en opleiding op de ongelijke
verdeling van maatschappelijke posities
- politiek niveau: bijvoorbeeld invloed van socialisatie op de vorming van specifieke
politieke opvattingen, voorkeur voor bepaalde ideologieën etc.
3. sociaal-constructivisme-paradigma:
- aandacht besteed aan het persoonlijke ontwikkelingsproces waarbij individuen o.i.v.
hun omgeving op alle vlakken hun eigen identiteit en sociale realiteit construeren en
daardoor maatschappelijk en politiek gesocialiseerd worden
- mensen doen in dat proces van kennisoverdracht en betekenisconstructie ervaringen
op en bouwen een identiteit op: voorbereiding op leven in een complexe samenleving

Domein C: Verhouding
Hoofdconcept verhouding: de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar
verhouden en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vorm geven aan deze verschillen. Het
verwijst ook naar onderlinge betrekkingen tussen staten. Bijbehorende kernconcepten:
- macht: het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en
de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.
- gezag: macht die als legitiem beschouwd wordt.
- conflict: een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar tegenwerken om eigen
doelen te bereiken.
- sociale ongelijkheid: een situatie waarin verschillen tussen mensen al dan niet aangeboren
kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot ongelijke
verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, ongelijke waardering en ongelijke
behandeling.
- samenwerking: het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun
handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel.

9.1) ongelijkheid: in elke samenleving is sociale ongelijkheid. Er zijn drie soorten:
1. ongelijke verdeling van (politieke) macht; bezit over fysieke dwangmiddelen
2. ongelijke verdeling van bezit; kennis, inkomen, vermogen
3. ongelijke verdeling van status; maatschappelijke positie en leefstijl

Ongelijkheid tussen staten ontstaat door afhankelijkheid, schaalvergroting en globalisering van de
economie en de groeiende samenwerking tussen staten. Grote landen willen hun macht in bepaalde
regio’s maximaliseren. Gevolg zijn conflicten waarbij botsende belangen zich op allerlei niveaus een
rol kunnen spelen (bv. economisch en demografisch).

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper johanna_. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67096 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€8,49  2x  verkocht
  • (2)
  Kopen