Deel 1 – Ontwerpen (H1 t/m H6)
Checkpoint 1.1
- Welke methoden van dataverzameling zijn gebruikt bij het onderzoek:
1. bij atletiekvereniging Velox? > vragenlijst
2. naar nicotineverslaving? > experiment
3. van de parlementaire enquêtecommissie? > interviews
4. naar de beleving van de gast? > vragenlijst met open vragen
5. naar koopgedrag van klanten van een tuincentrum? > vragenlijst of observatie
- Stel, je doet onderzoek naar studenttevredenheid op je hogeschool. Je houdt interviews met
studenten en docenten, je zet een enquête uit en je analyseert eerdere uitkomsten van
studenttevredenheid. Welke aanpak heb je hier gekozen om de probleemstelling te
beantwoorden?
> triangulatie van de methoden
Checkpoint 1.2
Met welke kwaliteitsaspecten is bij onderstaande onderzoeken onvoldoende rekening
gehouden?
Een onderneming die babymelk produceert, betaalt mee aan onderzoek naar het effect van
vitamine D in deze melk op peuters.
> onafhankelijkheid van de onderzoekers
Bij verkiezingspolls wordt het stemgedrag van een panel gevolgd. De resultaten worden
geldig verklaard op alle stemgerechtigde kiezers in Nederland.
> externe validiteit (generaliseerbaarheid)
Onderzoek bij de studentenvereniging STUDIUM laat zien dat studenten de georganiseerde
activiteiten matig waarderen. Er doen echter maar vijf studenten mee aan de enquête.
> betrouwbaarheid (kleine steekproef)
Checkpoint 1.3
In voorbeeld 1.14 zie je hoe een onderzoek onder vrijwilligers gepland wordt.
Welke fasen van onderzoek herken je hierin?
> ontwerp: probleemstelling, doelstelling, dataverzamelingsmethode en operationalisatie
> evaluatie: tot op zekere hoogte, omdat gesproken wordt over aanbevelingen
Wat kan hier het eindproduct zijn: een onderzoeksverslag en/of beroepsproduct? Waarom?
> Je kunt hier spreken van een beroepsproduct als aanvulling op het onderzoeksverslag. In
dat beroepsproduct staan de aanbevelingen.
1
, Checkpoint 2.1
Wat zou de verborgen agenda kunnen zijn in de volgende voorbeelden?
Hermans is een bekend persoon. Hij is bestuurder in het verenigingsleven, een gulle gever
aan goede doelen, zit in de gemeenteraad en hij heeft een bloeiend aannemersbedrijf dat
voor veel werkgelegenheid zorgt. In de gemeente moet gestemd worden over de bouw van
een nieuw verenigingsgebouw voor de voetbal.
> Hij is aannemer en dus zit hij erg dicht op het onderwerp van stemming. Hij is niet
onafhankelijk.
Je opdrachtgever vraagt jou om onderzoek te doen naar de organisatiestructuur bij een
organisatie. Die kan efficiënter, vindt de directie. Voor het onderzoek moet je nagaan op
welke afdelingen deze efficiëntie het minst goed is en dit moet je vervolgens aan de directie
rapporteren.
> De directie vindt zelf al dat de organisatiestructuur niet efficiënt genoeg is, getuige de
opmerking. Dat moet je als onderzoeker eerst nog vaststellen.
Checkpoint 3.1
- Geef in zes woorden de vragen van de 6W-methode.
> wat, wie, wanneer, waarom, waar, waartoe
Checkpoint 3.2
- Zet in zes steekwoorden de methode Big6™ op een rij.
1. zoekvraag
2. locatie
3. strategie
4. bestuderen
5. organiseren
6. evalueren
- Zet in zeven steekwoorden de internetzoektips op een rij.
1. aanhalingstekens
2. allintitle
3. filetype
4. vernieuwen
5. symbolen
6. +trefwoord
7. geavanceerd
2
, - Zoek het rapport over ‘het gezonde van biologisch voedsel’ op internet op, zonder het
woord rapport te gebruiken. Hoeveel hits krijg je (in Google) zonder dubbele
aanhalingstekens? Hoeveel mét? En hoeveel hits als je allintitle gebruikt?
> Zonder = 319.000, met = 158, allintitle = 6, op 27 november 2017. Bij aanhalingstekens en
allintitle staat het rapport van de WUR bovenaan.
Checkpoint 4.1
Welke deelvragen kun je bij het onderzoek naar de communicatie in het ziekenhuis
(voorbeeld 4.3) opstellen?
> Wat wordt verstaan onder communicatieve interventies?
> Welke communicatieve ervaringen hebben allochtone patiënten en de verpleegkundigen?
> Welke aanbevelingen voor communicatieve interventies kunnen worden gedaan?
Noem de drie randvoorwaarden voor het opstellen van deelvragen.
1. Deelvragen moeten relevant zijn. Geen onzin dus.
2. Deelvragen overlappen elkaar niet, ze vullen elkaar aan.
3. Deelvragen vormen een specificatie van begrippen uit de probleemstelling.
Checkpoint 4.2
- Welke probleemstelling zou je bij het onderzoek over de kustvisie (voorbeeld 4.7) opstellen?
> Een van de mogelijkheden is: wat is de haalbaarheid van de plannen voor de aanleg van
het Brouwerseiland, volgens de verschillende belanghebbenden in Zeeland?
Een andere probleemstelling is ook mogelijk, natuurlijk.
- Noem de vier relevante onderdelen van een doelstelling.
1. centrale formulering (niet te specifiek)
2. aanduiding van het type onderzoek (praktijkgericht)
3. aanduiding van de relevantie (praktijkgericht)
4. vermelding van de doelen en wensen van de opdrachtgeve
Checkpoint 5.1
Onderstreep in de volgende probleemstellingen het begrip-zoals-bedoeld.
- Hoe is het gesteld met klachten van burn-out bij Nederlanders?
> burn-out klachten
- Welke factoren zijn van invloed op het koopgedrag van Nederlanders?
> koopgedrag
- Welke rol speelt Twitter bij de invloed van kiezers op hun stemgedrag?
> stemgedrag
3
,Checkpoint 5.2
Bij het onderzoek naar eetpatronen in sociale milieus in Nederland (voorbeeld 5.1) heeft
Motivaction de volgende meervoudige probleemstelling gebruikt, welke begrippen moeten,
denk je, worden afgebakend?
- Hoe ziet de voedselconsumptie en het voedingsgedrag van verschillende sociale milieus
eruit?
> voedselconsumptie en voedingsgedrag
- Welke rol speelt duurzaamheid in het consumptiepatroon van Nederlanders?
> duurzaamheid en consumptiepatroon
- Hoe gaan Nederlanders om met voedselverspilling in huis?
> voedselverspilling
- Hoe kijken Nederlanders naar de beschikbaarheid van (gezond) voedsel in de toekomst
> beschikbaarheid van voedsel
- Wat bedoelt Motivaction met ‘voedingsgedrag’? Omschrijf het ‘begrip-zoals-bedoeld’.
> Voedingsgedrag volgens Motivaction is: eetpatronen van Nederlanders.
Checkpoint 5.3
Leg uit wat het verschil is tussen verwachtingen en hypothesen; geef een voorbeeld.
> Verwachtingen zijn algemene uitspraken over de uitkomsten van het onderzoek en ze
worden op basis van de literatuur in theoretische termen geformuleerd. Hypothesen zijn
specifieke en toetsbare uitspraken over een populatie op basis van een steekproef en ze
worden geformuleerd om statistisch getoetst te worden.
Voorbeeld:
Verwachting dat ziekteverzuim zal toenemen de komende jaren.
Hypothese: er is een verschil tussen mannen en vrouwen in kortdurend ziekteverzuim / er is
geen verschil tussen mannen en vrouwen in kortdurend ziekteverzuim.
Checkpoint 6.1
Welke methode van dataverzameling zou jij kiezen in de volgende gevallen?
Ervaringen van mensen die in hun omgeving met kanker te maken hebben gehad.
> diepte-interviews
Vergelijking van tevredenheid met het inkomen tussen mannen en vrouwen.
> enquêtes of secundaire analyses
De stand van zaken in onderzoek op het gebied van circulaire economie.
> literatuuronderzoek
4
, Gedrag van kinderen op het speelplein van Basisschool De Werveling.
> observaties
Studiesucces van farmaciestudenten aan de Universiteit van Utrecht.
> big data-analyses en enquêtes
Checkpoint 6.2
Uit welke acht onderdelen bestaat een onderzoeksvoorstel?
1. aanleiding
2. probleemstelling
3. doelstelling
4. model
5. ontwerp
6. tijdpad
7. budget
8. communicatieplan
Checkpoint 6.3
Welke zes keuzes moet je maken bij het opstellen van een tijdpad?
1. wat je doelen zijn;
2. uit welke onderdelen je onderzoek bestaat (de to do list);
3. in welke volgorde je de onderdelen uitvoert;
4. welke prioriteit de voltooiing van de verschillende onderdelen heeft;
5. welke deadlines (ofwel mijlpalen) er zijn, welke mijlpalen tijdens het onderzoek zeker
gehaald moeten worden en in welke er enige rek zit, op welke deadlines je invloed hebt en
op welke niet;
6. welke onderdelen van je onderzoek tegelijkertijd worden uitgevoerd.
5
,Kennistoets Deel 1
1. Dat een onderzoek herhaalbaar is, betekent….
a) dat je het onderzoek nog een keer kunt doen met een andere groep deelnemers.
b) dat je het onderzoek kunt herhalen met een andere opzet.
c) dat andere onderzoekers het onderzoek nog een keer kunnen doen met een andere
groep deelnemers of een andere opzet.
d) Geen van de bovenstaande mogelijkheden betreft herhaalbaarheid.
2. Tijdens het onderzoeksproces maak je soms een ‘pas op de plaats’. Wanneer doe je dat?
a) na de ontwerpfase
b) tijdens en na iedere fase van onderzoek
c) na de analysefase
d) na de evaluatiefase
3. Tot het onderzoeksdomein van een onderzoek behoren:
a) alle eenheden die aan het onderzoek meedoen
b) het onderwerp van het onderzoek
c) alle eenheden waarover de onderzoeker uitspraken doet
d) de plaats waar het onderzoek plaatsvindt
4. Welke van de volgende uitspraken over onderzoekskwaliteit is waar volgens jou?
a) Validiteit is belangrijker voor onderzoekskwaliteit dan betrouwbaarheid.
b) Onderzoek kan betrouwbaar zijn, maar niet valide.
c) Validiteit en betrouwbaarheid zijn complementair.
d) Een onderzoek dat vrij is van systematische fouten, is ook vrij van toevallige fouten.
5. Binnen de Big6 zoekmethode gaat:
a) selectie vooraf aan organisatie.
b) selectie vooraf aan zoekplaats.
c) selectie vooraf aan strategie.
d) selectie vooraf aan definitie.
6. Bij interne validiteit ga je na of je meet wat je meten wilt.
a) juist
b) onjuist
7. Een logboek is nodig om:
a) de controleerbaarheid van je onderzoek te verhogen.
b) de betrouwbaarheid van je onderzoek te verhogen.
c) geen van deze aspecten
d) beide aspecten
6
, 8. In welke volgorde analyseer je de resultaten van een Big6-zoekactie?
a) organiseren, bestuderen, evalueren
b) bestuderen, organiseren, evalueren
c) evalueren, organiseren, bestuderen
d) geen van de bovengenoemde antwoorden
9. Informatie die je via internet vindt, moet je in ieder geval beoordelen op:
a) betrouwbaarheid
b) objectiviteit
c) bruikbaarheid
d) alle genoemde aspecten
10. Je wilt met je onderzoek betrouwbare uitspraken doen. Waar moet je in ieder geval aan
denken?
I > Je onderzoek moet objectief en toetsbaar zijn.
II > Je onderzoek moet bruikbaar zijn.
a) alleen I
b) alleen II
c) I en II
d) geen van beide
11. Wat betekent de internetterm ‘allintitle’?
a) Alle woorden in de titel worden gezocht in dezelfde volgorde.
b) Een van de woorden moet in de titel voorkomen.
c) Alle woorden moeten in de titel voorkomen.
d) Alle pagina’s met het woord ‘allintitle’ worden getoond.
12. Wat is het verschil tussen een 'gewone' zoekmachine en een metacrawler?
a) Er is geen verschil: een metacrawler is een zoekmachine.
b) Het verschil is dat een metacrawler tegelijkertijd op een groot aantal zoekmachines kan
zoeken.
c) Een metacrawler is een grote internetgids.
d) Het verschil is dat een metacrawler op meer woorden tegelijkertijd kan zoeken
13. De probleemstelling van een onderzoek maakt duidelijk voor welke situatie een oplossing
wordt gezocht.
a) juist
b) onjuist
14. Theorie toetsen is ... onderzoek. Theorie ontwikkelen is ... onderzoek.
a) experimenteel; quasi-experimenteel
b) quasi-experimenteel; experimenteel
c) inductief; deductief
d) deductief; inductief
7