Praktische pedagogiek
College 1: introductie, feiten en meningen
Opvoedingsonzekerheid en opvoedingsondersteuning
Pedagogiek is een relatief “nieuwe” wetenschap. Vroege pedagogen waren filosofen zoals Locke en
Rousseau. Als geesteswetenschap is het pas 100 jaar oud, nu met focus op ontwikkeling begrijpen en
weten hoe te handelen. Pedagogiek is gefocust op levensbeschouwelijke waarden, psychologie is
altijd meer empirisch georiënteerd geweest. Kohnstamm (1929): “de pedagogiek zal filosofisch zijn
of ze zal niet zijn”.
Eigenlijk is de pedagogiek nu empirisch-analytisch, maar ook normatief: ze vullen elkaar aan,
complementair. Zelf als je iets gemeten hebt kan je je nog afvragen wanneer iets goed genoeg is.
Ideeën over opvoeding veranderen hiernaast met de tijd: je kan het meten maar hoelang is het
geldig? En omdat het zo verweven is met normen en waarden zie je dat de achtergrond van een
onderzoeker ook de subjectiviteit beïnvloedt, het is moeilijk om opvoeding totaal subjectief te
benaderen.
Waar komt opvoedingsonzekerheid vandaan?
- We kiezen bewust voor kinderen en we gaan bewuster opvoeden, vroeger overkwam het je
vaak en nu kan je het timen
- Gebrek aan praktische ervaring: vroeger woonden mensen dichter bij elkaar en waren
gezinnen groter waardoor je meer ervaring had met opvoeden
- Nieuwe situaties: we kunnen niet terugkijken hoe homo-ouders het vroeger deden want dan
kon toen nog niet, er zijn samengestelde gezinnen, etcetera
- Proto-professionalisering: iedereen kan googlen en kijken hoe je het kan doen maar op
grond waarvan kies je iets?
- Gemêleerde samenleving: er zijn veel nieuwe culturen gemengd en gemixte gezinnen, waar
kiezen zij voor, hoe kom je tot beslissingen?
- De bemoeienis van opvoedingsdeskundigen: je hoort van alles wat je zou moeten
(bijvoorbeeld op consultatiebureaus)
Dit zijn allemaal redenen waarom iemand gebukt zou kunnen gaan onder opvoedingsonzekerheid.
Transactioneel model (Sameroff & Chandler, 1975)
Zij bedachten dat opvoeding niet alleen veroorzaakt wordt door de ouder, en ook niet dat het kind
een bepaald type kind is en alles vaststaat: kind en ouder vormen een soort systeem met een
voortdurende transactie: ze reageren op elkaar en elkaars reacties, door de tijd. Bijvoorbeeld:
Sameroff zegt dat als er een probleem is met een kind dit niet alleen door de ouder komt of door het
kind, maar de echte patiënt, ‘the real patient’, is de ouder-kind relatie. De ontwikkeling van het kind
is een product van de interactie tussen het kind en de externe sociale ervaringen.
Als je kijkt naar problemen die mensen met baby’s ervaren zoals excessief huilen, slaapproblemen
en eetproblemen was vroeger de behandeling alleen in de medische context. Nu zeggen we: let op
het systeem dat ouder en kind hebben, dat reguleert en interacteert. Dus als je iets wil gaan
behandelen kijk naar de relatie tussen ouder en kind.
, Ports of entry: RRR (Sameroff et al, 2004)
Stel er is een probleem met een kind kan je op 3 manieren het probleem aanpakken, het systeem in.
Je kan 1 van de 3 kiezen.
1. Remediate: behandeling de bedoeling hiervan is “fit the child to preexisting caregiving
competencies that are already adequate if the child behaves as expected”.
Dus zorg dat er een aanpassing wordt gedaan bij het kind want er is eigenlijk niks met de
omgeving. Dan heb je het kind behandeld waardoor de rest op rolletjes loopt. Bijvoorbeeld
ADHD Ritalin, faalangst therapie.
2. Redefine: herdefinieer “existing family representations do not fit with the child’s
behavior”. Het kind gedraagt zich niet zoals de ouders verwachten, dat wil niet zeggen dat er
iets met het kind mis is. Het doel is dan het veranderen van de overtuigingen en
verwachtingen van de ouders.
3. Reeducate: heropvoeden “immediate and momentary exchanges between the parent
and the child that are associated with optimal development”. Dus pas iets aan in leren
omgaan met bepaald gedrag met het kind, je voedt ouders op om op te voeden waarmee
het probleem en het systeem opgelost wordt. Vaak gericht op de familie of de individuele
ouder, nadruk op informatieverschaffing m.b.t. specifieke opvoedvaardigheden.
Hoe kies je? Transactional diagnosis: ports of entry:
Voor al deze ingangen geldt dat ze ingebed zijn in een systeem bestaande uit ouder, kind, de
interactie tussen kind en ouder en sets van gerepresenteerde relaties. Het hele systeem wordt
beïnvloed door iets te doen via 1 van die ports of entry en ze zijn dynamisch onderling afhankelijk.
De benadering hoeft niet specifiek te zijn: elke keus beïnvloedt het hele systeem (“spill over
effecten”).
The motherhood constellation (Stern, 1995)
Een moeder is niet dezelfde persoon die ze was voor het moederschap: ze bewandelt andere
psychologische paden, denken en reageren anders, en dat is iets om veel rekening mee te houden.
Mensen die net moeder zijn geworden hebben minder interesse in anderen, minder interesse in
competitie, dominantie, maar meer in verzorgen. Ze ontwikkelen andere sensorische voorkeuren en
worden gevoelig voor andere dingen, en zijn gepreoccupeerd met liefde voor het kind. Moeders
zitten op een soort roze wolk en hebben allerlei nieuwe angsten. Vaak hebben deze vrouwen andere
vrouwen met ervaring om zich heen nodig. Wat moeten wij daarmee als professional? De moeder is
een andere cliënt dan dat ze daarvoor was, ze heeft andere angsten, wensen en gedragingen en hier
moet je rekening mee houden in de klinische context. Het is belangrijk om gelijkwaardige inbreng te
hebben als je advies geeft. Je bent algemeen deskundig en ouders zijn specifiek ervaringsdeskundig
,met hun eigen kind. Je moet dus de ouder meenemen en een inbreng laten hebben en laten merken
dat je dit waardeert, samen tot een oplossing komen. Houd ook rekening met ouders die uitgeput
zijn en “kom-niet-aan-mijn-kind”-houding.
E=KxA
Het effect van een advies is het product van de kwaliteit van het advies en de acceptatie van het
advies door de cliënt.
Belang van “evidence based” advies
“For scientific advice to be useful, we should learn to be smart consumers of scientific knowledge”
(Strahan, 2010).
Van der Veer: “Nu wil het geval dat deze adviezen regelmatig met elkaar in strijd zijn en soms ook,
eerlijk gezegd, onzinnig lijken. De vraag kan dus gesteld worden wie het aan het rechte eind heft en
of er een recht eind is. Zijn er opvoedingsmethoden die aantoonbaar de beste zijn of leiden er vele
wegen naar Rome?”
Gina Ford & Jean Liedloff: schreven boeken over baby’s met adviezen die volledig tegengesteld zijn,
gebaseerd op de persoonlijke overtuiging van de auteur. Wat is “waar” en voor wie?
Opvoedproblemen zijn niet medische problemen:
- Medische problemen: de meting is objectief, de oorzaak is aanwijsbaar en een medicijn
beschikbaar? Oplossing is binnen bereik
- Opvoedproblemen: meting vaak subjectief, oorzaak moeilijk aanwijsbaas (genetisch?
Opvoeding?), oorzaak niet duidelijk Oplossing niet duidelijk
Het belang van wetenschappelijke onderbouwing bij opvoedingsadvies:
- Spock 1958: leg baby op buik te slapen
- Jaren ’70: ontdekking van hogere incidentie van SIDS bij buikligging
- Advies pas gewijzigd in jaren ’90
De Plooij, “Oei ik Groei”: Als we het over wetenschappelijk onderbouwd hebben komen we ook aan
bij het bestverkochte Nederlandse opvoedboek/babyboek: in dit boek worden 10 precies te
voorspellen groeisprongen beschreven die in de eerste 20 maanden plaatsvinden. Voorafgaand aan
zo’n groeisprong gebeuren drie H’s: huilerigheid, hangerigheid, humeurigheid.
De auteur liet uiteindelijk nog een onderzoek doen, een replicatie, hier een overzicht:
Dit was in 1992. De resultaten in 1995 waren als volgt:
, Verdere bevindingen van De Weerth: het (huil)gedrag van baby’s verschilt sterk van week tot week.
1x per maand of 1x per kwartaal onderzoeken is niet genoeg. En baby’s hebben heel vaak huildagen
zonder aanleiding. De Plooij vond dit natuurlijk niet heel fijn hele ruzie maar buiten het
onderzoek van De Weerth is er jaren aan divers wetenschappelijk onderzoek die Plooij
tegenspreken:
- Kennis van leeftijd baby’s is/was onnauwkeurig
- Biologische en psychologische ontwikkeling is variabel en verschilt individueel
- Er is geen vaste volgorde voor ontwikkeling van vaardigheden
- De wetenschappelijke consensus is dat er 4 grote algemene ontwikkelingssprongen zijn bij
ongeveer 2, 7, 12 en 18 maanden zijn
Welke behandelingen zijn “bewezen effectief”? (APA Chambless Criteria)
Er moeten minstens twee between-group experimenten met een controlegroep zijn, of: serie
(minstens 10) single-case experimenten. Andere voorwaarden zijn: omschrijving van de deelnemers,
procedure duidelijk beschreven en de effectiviteit bewezen door minstens 2 onafhankelijke
onderzoeksgroepen.
Principes voor “robust evidence”:
- Gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift met peer review
- Replicatie: onafhankelijke studies uitgevoerd door 2 onafhankelijke onderzoeksgroepen
- Methodologisch kloppend – bewijs oorzakelijk verband, RCT en blind
- Meta-analyses en systematische reviews
- Geen persoonlijke belangen
- Bevindingen ondersteund door logische theorie
Goed uitgevoerd onderzoek naar opvoeding is schaars: willekeurige toewijzing is moeilijk, de
controlegroep kan niet NIET opvoeden. De ouders staan niet neutraal tegenover behandeling en
consequente uitvoering is niet gegarandeerd. Terugrapportage is hiernaast niet betrouwbaar, het
kan niet (dubbel)blind en succescriteria zijn vaak onduidelijk.
Stel dat je dan iets vindt wat blijkt te werken, dan nog zijn die bevindingen alleen
bruikbaar/praktisch als:
- Preventieve- en behandelingsprogramma’s acceptabel zijn voor ouders
- Ouders gemotiveerd zijn
- Er bewijs is dat ouders het programma gebruiken en tevreden zijn
Zelfs als het goed onderbouwd is geldt; ieder kind is anders en iedere ouder is anders.
Hardyment, 1994: “Telling mothers and fathers how tob ring up their children in books is arguably as
silly as sending false teeth through the post and hoping that they will fit”.
Literatuur
Opvoeden door beginners: Hoofdstuk 1: Feiten en meningen
Geschiedenis van het opvoedingsadvies
Het hoort nou eenmaal bij opvoeden dat problemen niet makkelijk op te lossen zijn. Men kan hier
vaak wel goede raad bij gebruiken. Dit zal vroeger niet veel anders zijn geweest. Wel is het zo dat