Persoonlijkheidsleer 2019-2020
College 1
o Inleiding in de persoonlijkheidsleer en het intrapsychische
domein
o PP H1 blz 1- 17
PP H2 blz 18 t/m 29 (tot Issues in personality assessment)
PP H9 blz 209-235
College 2
o Het dispositionele domein
o PP H3 blz. 49-52 (tot act frequency formulation) en blz.
55-77
PP H4 blz. 79-88 (tot measurement issues).
College 3
o Persoonlijkheidsontwikkeling en het biologische domein
o PP H5 blz 99-119
PP H7 blz 150-154, blz. 158- 172 (tot morningness-
eveningness) en tabel 7.5
College 4
o Erikson en het motivationele domein
o HF 4 Erikson and psychosocial theory
Artikel Rogers
College 5
o Sekse en culturele verschillen in persoonlijkheid
o PP H16 blz 404-417 (tot Basic emotions: freq & intensity),
blz 421(vanaf Jealousy)-430
PP H17
Artikel (Putnam Garstein)
College 6
o Het cognitieve domein
o PP H11 blz 263-283
Begrippenlijst
,College 1 – Inleiding in de persoonlijkheidsleer en het
intrapsychische domein
Persoonlijkheid = totaal eigenschappen, karaktertrekken, overtuigingen,
gedragingen dat een mens tot uniek individu maakt (Hollander, 1971)
Persoonlijkheid definitie = Een verzameling psychologische kenmerken
en mechanismen in het individu die georganiseerd zijn en relatief stabiel
zijn en die zijn/haar interacties met en aanpassing aan de buitenwereld
beïnvloeden.
Psychologische kenmerken = eigenschappen, attituden etc …
Psychologische mechanismen = cognitieve processen (bv. aandacht,
motivatie, geheugen)
Georganiseerd zijn = samenhangen en dynamisch gestuurd
Relatief stabiel zijn = over situaties – consistentie over tijd –
continuïteit
Interacties met buitenwereld =
o Perceptie = hoe je interacteert met de buitenwereld
o Selectie = je selecteert bepaalde omgeving op basis van je
persoonlijkheid
o Evocatie = reacties uit de omgeving omroepen
o Manipulatie = actief je omgeving beïnvloeden
Aanpassing aan de omgeving = coping, aanpassingsvermogen
Persoonlijkheid kan op 3 niveaus worden bestudeerd
1. Menselijke aard kenmerkend voor de soort ‘mens’ – sociale
gerichtheid
2. Individuele en groepsverschillen tussen mensen in mate van
sociale gerichtheid, tussen groepen in mate van sociale gerichtheid
3. Individuele uniekheid bijv. iemands persoonlijke manier uiten
genegenheid
Persoonlijkheid kan bestudeerd worden op 6 domeinen
1. Dispositionele verschillen in basale eigenschappen tussen
personen – biologische basis
2. Biologische genetisch, psychofysiologisch, evolutionair
3. Intrapsychische mentale processen
4. Cognitief-experientiële cognities en subjectieve ervaringen
5. Sociale en culturele wederzijdse beïnvloeding
6. Aanpassings- gezondheid en psychopathologie
,2 t/m 5 wordt behandeld en het dispositionele domein komt in elke terug
Standaarden beoordelen persoonlijkheidstheorieën
Volledigheid hoeveelheid fenomenen en observaties mbt
persoonlijkheid verklaren (theorie zelfwaardering versus 5 factor
model)
Heuristische waarde kader voor nieuwe bevindingen
(biologische trait-theorie Eysenck)
Toetsbaarheid voorspellingen voor empirische toetsing (delen
van Freuds theorie)
Zuinigheid compactheid, weinig aannamen (Skinners
persoonlijkheidstheorie)
Verenigbaarheid en integratie met andere kennis bijvoorbeeld
uit hersenonderzoek
Bronnen gegevens
Observaties
Gestandaardiseerde testen
Levenskenmerken – publieke beschikbaar
Concentric ring theorie – Hollander, 1967
Persoonlijkheid bestaat uit 3 lagen
-Kern van persoonlijkheid gevormd door vroege levenservaringen,
percepties van zelf en buitenwereld, basale attitudes, waarden, interesses
en motieven
-Kenmerkende responsen tamelijk voorspelbaar gedrag
-Rolgerelateerd gedrag
, 1. Dispositionele o.a. vijf-factor model
2. Biologische o.a. biologische trait-theorie
3. Intrapsychische psychodynamische theorieën
4. Cognitief-experientiële cognities en subjectieve ervaringen
5. Sociale en culturele o.a. sekseverschillen, gender, culturele
verschillen
Het intrapsychische domein
Belangrijkste persoon/theorie is die van Sigmund Freud (1856-1939)
Psychoanalyse
-Verklaren medisch onverklaarbare klachten patiënten
-Onredelijk/irrationeel gedrag – onbewuste invloeden
Psychoseksuele ontwikkeling
Ontwikkeling door oplossen conflicten
Structurele opbouw persoonlijkheid (zijn allemaal energieën)
Id
primitieve, biologische impulsen (seks & agressie)
levensenergie: libido
impulsief, directe bevrediging
‘pleasure principle’
Ego
realistisch, reguleert Id en
Superego
‘reality principle’
Superego
geïnternaliseerde normen en
ideale-ik
gewetensfunctie
‘perfectionistisch’
Ego lost conflict op tussen Id en Superego
Evidentie aanname: ego, id, superego gesloten systeem
Ego – regulatie, zelfcontrole
Hypothese: energie gebruikt voor zelfcontrole is
beperkt, raakt op (ego-depletie)
tentamenvraag 2018-2019
Topografie van de geest