IE in de digitale samenleving
Aantekeningen van de colleges
,
,1. Algemene inleiding
Het intellectuele eigendomsrecht bestaat hoofdzakelijk uit de volgende domeinen:
- Auteursrecht: de bescherming van cultuur met als doel het bevorderen van innovatie.
- Merkenrecht: de bescherming van commercie met als doel het beschermen van een merk en
het creëren van markttransparantie.
- Octrooirecht: de bescherming van techniek met als doel het bevorderen van innovatie.
In deze cursus ligt de focus op het auteursrecht.
In het eerste artikel van de Auteurswet (Aw) worden alle belangrijke begrippen gedefinieerd. Volgens
dit artikel is het auteursrecht het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde,
wetenschap of kunst om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen. Het object van bescherming
is dus een werk van letterkunde, wetenschap of kunst. Het auteursrecht is het uitsluitend recht om een
werk openbaar te maken of te verveelvoudigen. Hiermee wordt een monopoliepositie in het leven
geroepen; zodra een werk auteursrechtelijk beschermd is, mag een ander dat werk niet zonder
toestemming openbaar maken of verveelvoudigen. Er bestaan echter beperkingen op het auteursrecht
waardoor een inbreuk gerechtvaardigd kan worden.
Ratio van bescherming
Aan de invoering van het auteursrecht liggen niet alleen pragmatische overwegingen ten grondslag,
maar ook overwegingen van rechtvaardigheid. Dit komt tot uiting in de volgende ratio’s:
- Incentive theorie: stimulans van investeringen in informatieproducten. Door het auteursrecht
worden mensen aangemoedigd om creatief te zijn en deze creatieve werken met de rest van
de wereld te delen. Dit wordt gestimuleerd door een periode van marktexclusiviteit: de
natuurlijke periode van marktexclusiviteit (de periode voordat de concurrent het werk heeft
kunnen namaken) wordt uitgebreid met de duur van de leeftijd van de auteur + 70 jaar na zijn
overlijden (artikel 37 lid 1 Aw). De gedachte hierachter is dat, als er geen beschermingsperiode
zou zijn, de investeringen niet of in mindere mate gedaan zouden worden.
- Reward theorie: een vergoeding voor een creatief werk wordt redelijk en billijk geacht. De
reward theorie is ontstaan vanuit de volgende factoren:
• Zonder de maker zou het werk niet bestaan.
• Het werk draagt de persoonlijke stempel van de maker (persoonlijkheidsrechtelijke
grondslag). Het werk kan beschouwd worden als een verlengstuk van de persoonlijkheid
waardoor hij zeggenschap zou moet hebben over wat er met het werk gebeurt.
• De maker heeft tijd en moeite gestoken in de creatie van het werk (vanuit de gedachte van
redelijkheid en billijkheid).
- Motor van vrije meningsuiting (hangt samen met de incentive theorie). Hier kunnen echter
kanttekeningen bij geplaatst worden, want het auteursrecht bestaat uit exclusieve rechten. De
vrijheid van meningsuiting wordt in die zin juist beperkt.
- Opbouw en bevordering van culturele identiteit (hangt samen met de incentive theorie).
Het auteursrecht functioneert tevens als een inspiratiesysteem. Aan de ene kant kunnen mensen het
auteursrechtelijk beschermde werk gebruiken als inspiratiebron waarmee nieuwe, op zichzelf staande
werken worden gecreëerd. Aan de andere kant, na het verstrijken van de beschermingsperiode, kunnen
de werken gebruikt worden om het aanbod aan culturele werken in de maatschappij te vergroten. Na
het verstrijken van de beschermingsperiode komen de werken in het zogenoemde publieke domein
van culturele uitingen. De verzameling van het culturele materiaal dat tot op heden gemaakt is, wordt
het cultureel erfgoed genoemd.
Uit het voortborduren op bestaand materiaal ontstaat een innovatiecyclus. Zodoende levert het
auteursrecht niet alleen een stimuleringsmiddel op voor geheel nieuwe creaties, maar ook voor nieuwe
creaties die gebaseerd zijn op reeds bestaande werken. De maker die een werk creëert en dat gaat
1
, exploiteren, is dus niet alleen de exploitant van zijn eigen werk, maar ook een gebruiker van eerdere,
door andere gemaakte werken.
Object van bescherming
Om van auteursrechtelijke bescherming te kunnen spreken, moet er sprake zijn van een werk van
letterkunde, wetenschap of kunst. In artikel 10 lid 1 Aw worden verschillende categorieën van werken
genoemd met een afsluitende open criterium: “[…] en in het algemeen ieder voortbrengsel op het gebied
van letterkunde, wetenschap of kunst, op welke wijze of in welke vorm het tot uitdrukking is gebracht.”
Als een object genoemd wordt in artikel 10 lid 1 Aw, betekent dit niet automatisch dat het
auteursrechtelijke bescherming geniet. Er moet tevens voldaan worden aan de werktoets:
1. Eigen, oorspronkelijk karakter: de vorm mag niet ontleend zijn aan een ander werk.
2. Persoonlijk stempel van de maker: de vorm is het resultaat van scheppende menselijke
arbeid en creatieve keuzes (een voortbrengsel van de menselijke geest).
3. Uitdrukkingsvereiste: de vorm moet nauwkeurig en objectief geïdentificeerd kunnen worden.
Een idee, concept of methode wordt pas auteursrechtelijk beschermd als er concreet
uitdrukking aan is gegeven. In het arrest Levola/Smilde heeft het Hof bepaald dat smaak niet
voldoet aan het uitdrukkingsvereiste.
De werktoets heeft een lage drempel, maar er bestaat een ondergrens. Er kan namelijk niet gesproken
worden van een vrije, creatieve keuze als de vorm triviaal of banaal is. Deze termen kwamen aan de
orde in het arrest Zonen Endstra/Nieuw Amsterdam. De Hoge Raad heeft bepaald dat een spontaan
gesprek, waar in beginsel niet van tevoren over is nagedacht, niet in aanmerking komt voor
auteursrechtelijke bescherming. “De eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker
moet dragen betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke
arbeid en dus van creatieve keuzes, en aldus voortbrengsel is van de menselijke geest. Daarbuiten valt
in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaan of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid
van welke aard ook valt aan te merken”, aldus de Hoge Raad. Hiermee werd voorkomen dat eenvoudige
gesprekken gemonopoliseerd zouden kunnen worden. Naast het feit dat het auteursrecht hier niet voor
bedoeld is, zou dit grote problemen opleveren met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting.
De Nederlandse interpretatie kent vergelijkbare criteria met het Europees geharmoniseerde werkbegrip.
In het arrest Infopaq/DFF heeft het Hof bepaald dat een tekstfragment van elf woorden auteursrechtelijk
beschermd kan zijn als het zelfstandig gekwalificeerd kan worden als een werk van letterkunde,
wetenschap of kunst. Hiervan is sprake als het een eigen intellectuele schepping van de auteur betreft:
“Enkel via de keuze, de schikking en de combinatie van deze woorden op een oorspronkelijke wijze kan
de auteur uitdrukking geven aan zijn creatieve geest en tot een resultaat komen dat een intellectuele
schepping vormt.”1 Het Hof spreekt dus van oorspronkelijkheid, oftewel het niet ontlenen van een werk,
en uitdrukking geven aan de creatieve geest, oftewel het maken van vrije creatieve keuzes. De
Europese eigen intellectuele schepping komt in principe op hetzelfde neer als het Nederlandse eigen
oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker. De overeenkomsten met de persoonlijk
stempel van de maker is nader benadrukt in het arrest Painer/Der Standard. In de zaak heeft het Hof
bepaald dat bij het maken van een simpele schoolfoto alsnog voldoende vrije en creatieve keuzes
worden gemaakt: “In de voorbereidende fase kan de auteur de enscenering, de pose van de te
fotograferen persoon of de belichting kiezen. Bij het nemen van de portretfoto kan hij de camera-
instelling, de invalshoek en de gecreëerde sfeer kiezen. Bij het ontwikkelen van het cliché tot slot kan
de auteur kiezen tussen diverse technieken, of in voorkomend geval software gebruiken.”2
Uit het arrest Infopaq/DFF vloeit tevens voort dat delen van een auteursrechtelijk werk ook
auteursrechtelijk beschermd zijn, zolang die delen zelfstandig aan de werktoets voldoen.
1
HvJ EU 16 juli 2009 (Infopaq/DFF), r.o. 45.
2
HvJ EU 1 december 2011 (Painer/Der Standard), r.o. 89.
2