Reken-wiskunde
Didactiek
Samenvatting
School: Hogeschool Arnhem Nijmegen
Studie: Lerarenopleiding basisonderwijs (PABO)
Meten en meetkunde
Hoofdstuk 1. Samenhang meten en meetkunde.
, 1. Raakvlakken en verschillen tussen meten en meetkunde.
Bij meten gaat het om het getalsmatig greep krijgen op ‘eigenschappen’ van de wereld. Deze
eigenschappen heten grootheden. Er zijn er acht:
Inhoud Tijd
Oppervlakte Temperatuur
Afstand Snelheid
Gewicht Geld
De essentie van meten is dat een grootheid wordt afgepast met een maat, bijvoorbeeld de
maateenheid. Voor het meten kunnen meetinstrumenten worden ingezet.
Bij meetkunde draait het om het verklaren en beschrijven van de ons omringende ruimte.
Meetkunde is op te vatten als ruimtelijke oriëntatie in wiskundige zin (ruimtelijk redeneren).
Voorbeelden zijn plattegronden, routes, richtingen, eigenschappen van vormen en figuren,
projecties, schaduwen, symmetrieën, patronen en twee- en driedimensionale weergaven van
de werkelijkheid.
1.1. Meten van inhoud.
Het in gedachte in elkaar zetten van een bouwplaat valt binnen meetkunde. De vraag, wat de
inhoud is van een doos, valt onder meten.
Een kwantiteit is een hoeveelheid en kwantificeren betekent: ergens een getal aan
toekennen. Als kinderen vervolgens de doos vullen met kubieke decimeters, zijn ze ruimtelijk
aan het redeneren. Ze verrichten een meetkundige handeling om de meetvraag te
beantwoorden.
1.2. Lengte en oppervlakte.
Een meetkundige activiteit als het omvormen van figuren kan worden toegepast bij het
meten van oppervlaktes. (Een driehoek wordt omgevormd tot een rechthoek).
Het werken met vlakvulling ligt op het snijvlak van meten en meetkunde: een bepaalde
oppervlakte wordt vol gelegd met meetkundige vormen, zoals driehoeken. De oppervlakte
van de rechthoek is nu uit te drukken in het aantal driehoekjes dat nodig is om de rechthoek
te bedekken.
2. Meten en meetkunde op de basisschool.
2.1. overeenkomsten tussen meten en meetkunde.