Ruimtelijke vraagstukken Europa: Europa, een nieuwe geografie
4 Landelijke gebieden: landbouw, beleid, cultuurlandschappen
Ontvolking in Frankrijk Plattelanders verlieten de landbouw ( exode agraire) maar ook hun
leefgebied (exode rurale).
Perifeer landelijk gebied: het rurale gebied dat (ver) buiten het daily urban system ligt--- de centrale
stad en omliggende woongebieden van forensen en bedrijventerreinen ( het urban field).
In dit gebied veel verlies aan bedrijvigheid en bevolking.
Hiertegenover staat het peri-urbaan landelijk gebied. Dit gebied is overwegend welvarend en
intensief gebruikt ruraal gebied dat onderdeel is van de verstedelijkte zones.
Grens tussen deze twee is een (vage) overgangszone van intermediate rural regions.
De landbouw biedt vaak geen kans meer op een acceptabel bestaan, tenzij klimaat, bodem en reliëf
een grootschalige moderne landbouw toestaan.
(Bijna) ontvolkte gebieden die landschappelijk en ecologisch waardevol zijn kunnen wel een nieuwe
functie krijgen NGO rewilding europe terug geven aan de natuur.
4.1 landbouw aan de rand van het suburbane landelijk gebied
Ontwikkelingen in de landbouw resultaat van handelingen van actoren moet hier ook de boeren
in meenemen. Actoren/boeren handelen in een kader van omstandigheden die ze niet zelf hebben
kunnen kiezen geeft belemmeringen.
Om het vermogen om door eigen handelen hun toekomst vorm te geven, wordt onderscheid
gemaakt in condities en hulpbronnen.
Condities: externe omstandigheden die voor de regio relevant zijn, maar waarop de actor
geen invloed heeft, bijv. beleid, koers van de munteenheid, importheffingen en de situation(:
de relatieve ligging van het gebied bijv. t.o.v. steden en transportassen).
Hulpbronnen: resources waarover het gebied zelf beschikt ( in EU beleid untapped
potentials). Bijb. Kwaliteiten in het landschap of de aan/afwezigheid van materieel en
immaterieel erfgoed.
Zijn site-kenmerken: eigenschappen van het gebied zelf, te onderscheiden van situation-
kenmerken. De hulpbronnen die actoren zelf bezitten worden vaak kapitaal genoemd.
Kaiserstuhl en Emmental
Twee perifere gebieden in de bergen. Kaiserstuhl is gericht op Wijn en Emmental op kaas. De
gebieden verschillen van elkaar in fysische condities en de marktcondities ( meer vraag naar kaas dan
naar wijn).
Er zijn ook overeenkomsten in de strategieën. De boeren waren overgeleverd aan de opkopers,
daarom verenigden ze zich in coöperaties boeren leverden producten aan de coöperatie, die
verkocht het en de winst werd onder de boeren verdeeld ( gezamenlijke eigenaren).
Veel boeren maakte van het boer zijn een Nebenwerb en kregen er een baan bij in de stad.
Steeds meer boeren verkopen producten buiten de coöperatie er is minder sociale controle om
nieuwkomers geen kans te geven en meer individualisering.
Ook is er meer diversificatie van strategieën ook toerisme.
,4.2 Een ongelijk speelveld: perifere landelijke gebieden
Over heel Europais die diversificatie van strategieën/ bedrijfsstijlen binnen één gebied te zien.
In de vorige voorbeelden hadden de actoren een aantrekkelijk landschap, bijv. vruchtbare grond. Dat
is heel anders voor actoren die ver weg zitten van de steden met een minder aantrekkelijk landschap.
Hoe kundig deze actoren ook zijn, een project uitvoeren is moeilijker dan in gebieden met gunstigere
hulpbronnen en condities.
Bestuurders en restauranthouders als actoren: Les Arques in Lot
Dit dorp had eerst een daling van de bevolking en nu weer een lichte stijging, ondanks de vergrijzing
en oversterfte. Komt door een vestigingsoverschot, door aantrekkelijke factoren ( beroemde
kunstenaar en restaurant) vestigen steeds meer mensen van buitenaf zich in het dorp.
Het is niet meer een autonoom dorp: een dorp dat de dagelijkse leefomgeving van dorpelingen die er
geboren en getogen waren ( men woonden en werkten in het dorp/lokale voorzieningen).
Nu is het een ‘woondorp’: mensen wonen er wel, waar werken elders (forenzen).
Een strijd bergopwaarts: Värmland, Zweden.
In dit gebied eerst stijging van inwoneraantal, toen daling en nu weer lichte stijging ook hier door
vestigingsoverschot. Vooral de stad Karlstad trekt jongeren aan. De gebieden/kleinere dorpen
eromheen hebben moeite om hun inwoneraantal te behouden.
4.3 Nationaal beleid: tijden zijn veranderd
In huidige markteconomie trekken de steden de meeste bedrijven, huishoudens en investeringen
aan. De kruimels zijn voor de perifere gebieden. Vroeger zorgde de verzorgingsstaat nog wel eens
voor herverdeling door regionaal beleid is grotendeels verdwenen, maar ook toen boekte
regionaal beleid vaak geen succes (denk aan PTT uit Den Haag naar Groningen).
Dit polarisatieverhaal is echter wel erg ongenuanceerd situatie niet alleen maar somber.
Het negeert dat mensen vaak tevreden zijn over het wonen in perifeer gebied, ook al is er
objectief sprake van meer of minder ernstige achterstand ( rurale deprivatie). Ze waarderen de rust
en ruimte en voor voorzieningen pakken ze wel de auto ( zijn mobieler geworden).
Ook heeft het verhaal te weinig oog voor oprechte pogingen om de ‘verliezers’ bij te staan.
subsidies, belastingvoordelen of plaatsen van universiteiten.
Ook miskent het verhaal de weerbaarheid en zelfredzaamheid van de samenlevingen in
perifeer gebied. Overheidsinstellingen oefenen geen autoritair gezag meer uit ( hiërarchische
sturing), maar er is steeds meer netwerksturing waarin de overheid één van de partijen in een
netwerk is geworden, en er is meer zelfsturing waarin direct betrokkenen (burgers, sociale
ondernemers, actiegroepen) zelf het initiatief nemen.
Van Top-down naar Bottum-up.
Van exogeen (ontwikkeling van bovenaf en van buiten eigen regio) naar endogeen ( lokale
organisaties nemen het voortouw; ontwikkeling van binnenuit).
De tijd van uniforme aanpak (one size fits all) is voorbij nu pluriforme lokaal-specifieke
‘gebiedsgerichte’ aanpak.
Toch blijft hulp van buitenaf vaak essentieel geld (EU).
4.4 Het Europese landbouwbeleid
Jaren 70-80 landbouw belangrijk onderwerp binnen de EU het Gemeenschappelijk landbouw
Beleid ( GLB).
,Architect van dit beleid was Sicco Mansholt.
In dit beleid werden productiesubsidies opgenomen ( minimumprijzen/garantieprijzen) voor boer
gunstig: meer produceren levert meer op. Gaf ook problemen overproductie, overschotten
werden op de wereldmarkt gedumpt en de Europese markt zelf werd beschermd door hoge
importheffingen. Ook waren er teveel boeren actief ( en vooral kleinschalig).
Mansholt wilde gaan inzetten op schaalvergroting betekenden dat 5 miljoen boeren moesten
stoppen ( vervroegd pensioen of ander werk) veel verzet tegen ‘Plan Mansholt’. Plan werd gezien
als een mislukte poging om van boven af (Brussel) een revolutie te beginnen.
Ook al ging het plan niet door, overproductie en lage inkomens waren er nog steeds en
schaalvergroting en industrialisering van de landbouw zou er toch komen door ontwikkelingen op de
markt en beschikbaarheid van nieuwe technieken.
Jaren 80 hervorming van subsidieregeling. Bijv. melkquota (ook op wijn en suiker) boeren
mochten een maximum aantal liters melk per jaar produceren, gebaseerd op productie in het
verleden.
Koerswijzing van productieondersteuning naar inkomensondersteuning.
Decoupling: subsidies werden niet meer gekoppeld aan productiehoeveelheden. De subsidies
werden nu gebruikt om boeren een fatsoenlijker inkomen te geven Single Farm payments.
Ook werd er geprobeerd om de schadelijke effecten van landbouw te verminderen en kreeg de boer
ook een rol in beheer van het landschap en verbetering van het milieu inkomenssubsidies werden
gekoppeld aan voorwaarden (cross-compliance).
Plattelandsontwikkeling
Naast hervorming subsidieregeling in de jaren 90 ook een tweede ontwikkeling: opzetten fonds voor
plattelandsontwikkeling. Doelen van dit beleid:
Bieden van alternatieve werkgelegenheid voor boeren die hun werkzaamheden willen (of
moeten) beëindigen;
Het stimuleren van nieuwe economische activiteiten in rurale gebieden ( tegen werkloosheid
en leegloop);
Modernisering van de agrarische sector
Behoud van cultuurlandschappen;
Natuurbescherming ( flora en fauna)
Verbetering van infrastructuur en het voorzieningsniveau;
Quota’s werden afgeschaft. Zou zeggen laat de markt zijn gang gaan, door faillissementen gaat de
(over) productie van zelf omlaag. Maar de EU schoot opnieuw te hulp kochten heel veel
melkpoeder op en sloegen die op zorgde voor veel productie en een opslag van melkpoeder waar
nu niks meegedaan wordt. Gevolg van zwalkend EU- beleid.
Kritiek op het huidige landbouwbeleid
Meningen over het huidige GLB lopen sterk uiteen. De standpunten:
Afschaffing van alle subsidies. Laat de markt haar werk doen.
Stimuleren van kleinschaligheid. Nu gaan de subsidies ook naar grote bedrijven,
voedselconglomeraten en rijke groot grondbezitters.
Meer duurzame landbouw.
, Meer ondersteuning van innovatie.
Meer aandacht voor nieuwe lidstaten. Er zitten nog grote verschillen in inkomenssteun
tussen lidstaten.
Vergroening
Europese Commissie gaf drie opties voor de toekomst:
Weinig veranderen, maar wel iets doen aan de ongelijke betalingen per lidstaat;
Iets meer aandacht voor de vergroening van GLB, door subsidies meer te koppelen aan
duurzame landbouw en rurale ontwikkeling;
Een fundamentele hervorming: afschaffing van de inkomenssteun en alle middelen
gebruiken om de landbouw duurzamer en klimaatbestendig te maken.
De uitkomst was teleurstellend. Wel een aantal maatregelen voor vergroening, maar die bleken (uit
onderzoek van de Rekenkamer) erg complex en niet erg efficiënt.
In 2019 lijkt het deze kant op te gaan:
Een verlaging van het landbouwbudget;
Het begrenzen van maximale inkomenssteun om kleinere en jonge boeren te ondersteunen,
en om subsidies eerlijker te verdelen.
Minder regels en meer flexibiliteit voor lidstaten om het beleid te maken en uit te voeren,
rekening houdend met lokale situaties;
Een integratie van het GLB met andere beleidsterreinen, zoals handel, migratie en
duurzaamheid.
Er zijn ook zorgen omdat de EU veel hiervan aan de lidstaten wil overlaten en die zien duurzaamheid
in de landbouw niet als prioriteit.
Kringlooplandbouw: grondstoffen en restproducten worden zoveel mogelijk hergebruikt is niet
haalbaar in een landbouwsysteem gebaseerd op kostenverlaging en productieverhoging.
4.5 Landbouw in voormalige communistische gebieden: Mecklenburg-Vorpommen
Na hun toetreding hebben ook landen uit Oost-Europa van de EU fondsen kunnen profiteren. Hun
startsituatie was wel anders collectivisatie: de boeren hadden hun land moeten afstaan aan
coöperaties, op papier waren de boeren gezamenlijk eigenaar maar in de praktijk waren de
coöperaties staatsbedrijven.
De collectieve bedrijven werden Landwirtschaftliche Produktions genossenschaften (LPG) genoemd.
Grootschaligheid was er voor WO2 ook al, maar de communistische tijd was een verbetering: hogere
lonen, vaste werktijden en goede voorzieningen.
De LPG’s waren slecht georganiseerd en werklust bij de arbeiders was laag (kregen toch wel betaald).
Hierdoor was de landbouw minder efficiënt dan de kapitalistische landbouw in het Westen.
Na de val van de muur was er nog steeds veel grootschaligheid in deze gebieden (waren iets kleiner
geworden). Nu werden de schaalvoordelen van grootschaligheid wel benut.
Het EU- landbouwbeleid zorgt ervoor dat ook grote bedrijven subsidies krijgen. In Mecklenburg-
Vorpommen zorgde dit onbedoeld ook voor een verlies aan arbeidsplaatsen (grote bedrijven met