Nationale Veiligheid
1
,Inhoudsopgave
Nationale veiligheid in historisch perspectief .............................................................................................. 3
Strategie Nationale Veiligheid 2007 ............................................................................................................. 5
PowerPoint 1 ....................................................................................................................................................... 8
H13 – Rijk, provincie, gemeente en andere bestuursorganen ............................................................. 11
H14 – De veiligheidsregio, brandweer en GHOR .................................................................................... 15
Geïntegreerde risicoanalyse Nationale Veiligheid.................................................................................... 17
Internationale Rechtsorde zesde Nationaal Veiligheidsbelang ............................................................. 22
Nationale Veiligheid Strategie 2019 .......................................................................................................... 25
PowerPoint 2 .................................................................................................................................................... 30
De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten ............................................................................. 34
De definitie van ‘Inlichtingen’........................................................................................................................ 38
PowerPoint 3 .................................................................................................................................................... 43
Rapport evaluatie op de WIV 2002 ............................................................................................................ 46
Referendum WIV 2017 ................................................................................................................................... 52
PowerPoint 4 .................................................................................................................................................... 56
Inlichtingen en Veiligheid Defensie ............................................................................................................. 59
PowerPoint 5 .................................................................................................................................................... 65
Contra-inlichtingen en contraspionage ...................................................................................................... 68
PowerPoint 6 .................................................................................................................................................... 72
Krijgsmacht en binnenlandse veiligheid ..................................................................................................... 74
PowerPoint 7 .................................................................................................................................................... 77
Defensienota 2018 ......................................................................................................................................... 78
2
,Nationale veiligheid in historisch perspectief
• De periode van onenigheid van een verouderd, bovenpartijdig en ‘regentesk’
veiligheidsbeleid maakte in de loop van de jaren ’90 van de vorige eeuw plaats
voor vermaatschappelijking en geïnstitutionaliseerde veiligheidskritiek. De val
van de Muur en het einde van de Koude Oorlog versnelden dat proces verder.
Vredes- en mensenrechtenorganisaties kregen meer inspraak in allerlei
commissies en subsidierondes van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Na
1990 eisten progressieve partijen het vredesdividend op. Na interne
strubbelingen ontbond Minister-president Lubbers zelfs de Inlichtingendienst
Buitenland in 1994. Het einde der ideologieën en de markt deden zich ook bij
de overgebleven veiligheidsdienst, de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD),
gelden. De dienst ging zich sterker op belangen concentreren in plaats van op
algemene dreigingen. Het vijandbeeld versplinterde: georganiseerde criminaliteit,
internationaal terrorisme en ondermijning van de democratische rechtsorde
werden de nieuwe targets.
• Tegelijkertijd voltrok zich in deze periode in Nederland echter ook een langzame
verbreding van het discours over ‘gewone’ criminaliteit naar sociale, of primaat
over veiligheid, waarbij binnen- en buitenlandse dreigingen wel steeds aan
elkaar werden gekoppeld, maar waarbij de besluitvorming tot een kleine kring
van politieke actoren beperkt bleef, langzaam plaatsmaakte voor een toename
van de maatschappelijke aandacht voor veiligheid en voor de mobilisering van
veiligheidsgevoelens en slachtofferschap.
• Nieuwe partijen, politieke, maar ook private, bepaalden de zorg om en over de
veiligheid. De overheid en de gezagsorganen maakten zelf ook steeds meer
gebruik van internationale en sociale actoren, van NGO’s tot scholen,
woningbouwverenigingen en voetbalclubs. In het links-liberalisme paradigma van
de paarse kabinetten van de jaren ’90 diende de burger zelf
‘verantwoordelijkheid te nemen’. De cruciale staatstaak van veiligheidszorg werd
uitbesteed, samengevat in termen als ‘horizontalisering van de
veiligheidsaanpak’, ‘multilateralisation’, ‘preventieve partnerships’ of ‘third party
policing’.
• Veiligheid, aanvankelijk ook internationaal, maar steeds meer lokaal en nationaal,
werd het nieuwe ordeningsprincipe voor het politieke beleid. Eerder ging het om
herverdeling van rijkdom, van solidariteit, van het bevorderen van gelijkheid of
juist van meer ontplooiingen van vrijheid. Na 9/11 ging veiligheid niet langer
alleen over concrete dreigingen of belangen, maar ook over het voorkomen van
risico’s überhaupt. ‘Worst casescenario’s’ werden de drijvende krachten achter
risicodenken en de aanleg van allerlei preventieve kaartenbakken en middelen,
zoals de bestuurlijke maatregelen van veiligheid.
• In de all hazard approach op nationale veiligheid, een uitgangspunt dat in 2005
voor het eerst in een officiële Strategie Nationale Veiligheid is vastgelegd staat
bescherming tegen terrorisme en criminaliteit naast preventieve maatregelen
tegen droogte en overstromingen, Q-koortsepidemieën en instortende banken.
• Volgens de theorie van securitisering zijn er een aantal elementen die de
verveiliging voortstuwen: de uitbreiding van het aantal veiligheidsactoren, van
het dreigingsdenken, een toename van politisering en massamobilisatie rond
veiligheid alsmede een verdichtingen en unificering van de context van
veiligheid.
3
, • Wanneer we terugkijken naar eerdere periodes zien we een aantal opvallende
momenten van securitisering, die over het algemeen werden voortgestuwd door
buitenlandse dreigingen en ontwikkelingen: De Franse tijd, de opkomst van het
anarchisme en communisme rond 1880-1900, de Eerste Wereldoorlog en de
periode net na de Tweede Wereldoorlog. Maar er waren ook momenten van
desecuritisering waar te nemen. Het aftreden van Willem I maakte de weg vrij
voor de komst van een Grondwet. De liberale politiestaat werd een parlementaire
democratie, waar willekeur en machtswil werden ingetoomd.
• Vanaf de jaren ’60 veroorzaakte een toename van het aantal actoren op het
veiligheidsterrein – van antimilitaristen tot vredesdemonstranten en anti-
imperialistische saboteurs – enerzijds een democratisering van het
veiligheidsbeleid. Maar anderzijds trapte die horizontalisering ook de deur open
voor populisme en politisering rondom veiligheid.
• Aan het begin van de 21ste eeuw staat opnieuw de burger centraal, met al zijn
gevoels- en gemoedstoestanden, angsten en nachtmerries. De opkomst van
marktdenken in de landelijke politiek, internationale verplichtingen en
veiligheidsbeleid en risicomanagement in het openbaar bestuur hebben die
vermaatschappelijking van veiligheid versneld.
• Een belangrijke historische rem op securitisering is het wegvallen van de
gemeentelijke autonomie die op veiligheidsgebied twee eeuwen intact bleef, en
werd aangetast door de Franse en de Duitse bezetting, wordt nu op last van de
nationale regering doorbroken met de oprichting van een nationaal politiekorps.
• Daarnaast blijkt het ‘medicijn’ van geïnstitutionaliseerde tolerantie om religieuze
minderheden in toom te houden steeds minder goed te werken. Dit verzuilde
veiligheidsdenken, dat een illustratie vormt bij de door de politicoloog Daalder
omschreven combinatie van regentenmentaliteit enerzijds en lijdelijkheid van de
bevolking anderzijds, heeft in een tijdvak van ontzuiling en de opkomst van
brede, populistische bewegingen zijn zeggingskracht en functie verloren. Sterker
nog, religie en minderheden als zodanig worden steeds vaker zelf
gesecuritiseerd en tot doel van veiligheidsbeleid gemaakt.
• Securitisering is echter niet alleen een gevolg van ontzuiling, maar ook een
gevolg van verworven welvaart, de toegenomen complexiteit van de samenleving
en het marktdenken dat burgers tot klanten maakt. Veiligheidsbeleid is de last
van veel geluk, het is de last van een groot vertrouwen en hoge verwachtingen
van een overheid die op zijn beurt de burgers te veel wil pamperen. Willem I
voerde een veiligheidsbeleid dat zowel landverdediging, dijkophoging als herstel
van de goede moraal en zeden beoogde. Het ontbrak echter aan de vereiste
manschappen en middelen om dat totalitaire ideaal in de praktijk te brengen. Die
relativering is in de 21ste eeuw ook op zijn plaats.
• In het licht van alle bezuinigingen is dus de vraag des te relevanter. De
opsomming van de Nationale Risicobeoordeling (NRB) is vanuit dat perspectief
nog opmerkelijk breed: iedereen ziet cyberspionage als een dreiging.
• Het lijkt erop dat veiligheid van voorrecht van vorst, regering of parlement een
zaak van een netwerk van nationale experts is geworden. Daarbij moet echter
niet vergeten worden dat veiligheid ten dienste staat van een politiek doel, en
altijd in verband moet worden gebracht met andere politieke waarden. Veiligheid
is nooit alleen een objectief meetbare aangelegenheid, maar ook een subjectieve
beleving, die ook in het publieke domein verdedigd moet worden en afgezet
moet worden ten opzichte van andere politieke prioriteiten. Veiligheid kan ook
nooit een doel zijn, hoogstens een middel om tot verdere ontplooiing te komen.
4