Werkcollege 1 /12 november
De inrichting van de Nederlandse staat en de beginselen van de democratische rechtsstaat
Staatsrecht algemeen
Al het geldende (=positieve) recht, dat met de inrichting van de staat te maken heeft: de
overheidsorganisatie (ambtenorganisatie) en haar machtsuitoefening.
Kenmerken van een staat
We spreken van een staat als er gemeenschap is van mensen op een bepaald grondgebied,
waarover een organisatie het hoogste gezag uitvoert.
1. Een grondgebied
Het grondgebied dat bij een staat toebehoort.
2. Een bevolking
De bevolking/gemeenschap wordt gevormd door mensen die daartoe behoren
vanwege hun afstamming of die op eigen verzoek de nationaliteit van de staat
hebben verkregen.
3. Er is sprake van uitoefening van macht of gezag
De staat heeft exclusieve zeggenschap op en over zijn gehele grondgebied. Het
hoogste gezag van de staat is gericht op het scheppen en handhaven van orde en
recht. Om te voorkomen dat burgers voor eigen rechter gaan spelen, mag alleen het
hoogste gezag van de staat geweld gebruiken, dit is een geweldsmonopolie.
4. Erkenning door andere staten
Bronnen van staatsrecht
EU-recht
Verdragen
Statuut voor het Koninkrijk
Het statuut regelt de organisatie van het Koninkrijk en de onderlinge verhoudingen
en samenwerkingen tussen Nederland en de overzeese delen van het Koninkrijk.
Grondwet
De grondwet regelt de inrichting en het functioneren van de Nederlandse staat en de
staatsorganen en de verdeling van de staatsmacht.
Organieke regelingen
Als de Grondwet bepaalt dat iets (nader) geregeld moet worden in een wet in
formele zin, een wet dus van de regering en de Staten-Generaal, dan spreken we van
een organieke wet.
Jurisprudentie
Met uitspraken over een bepaald geschil verduidelijken rechters de bestaande
rechtsregels en passen zij deze toe op het concrete geval.
Ongeschreven recht/gewoonterecht
Van een gewoonte is sprake als een bepaald gebruik waarvan men vindt dat het
juridisch gezien zo hoort, een zekere tijd voortduurt. Bijvoorbeeld de
vertrouwensregel.
,Koninkrijk der Nederlanden
Nederland maakt deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. Het Koninkrijk der
Nederlanden is een staatsrechtelijk samenwerkingsverband tussen de landen: Nederland,
Curaçao (sinds 10-10-2010 zelfstadige staat *), Sint-Maarten (sinds 10-10-2010 zelfstandige
staat *) en Aruba (sinds 1986 zelfstandige staat *).
*Zelfstandige staten:
art. 41 lid 1 Statuut
o Eigen wetgever
o Rechterlijke macht
o Eigen landsbestuur
Drie nieuwe bijzondere gemeenten/openbare lichamen ex art. 134 Gw (“BES-eilanden”)
Bonaire
Sint-Eustatius
Saba
Het statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, hierin zijn afspraken en samenwerkingen
vastgelegd.
Kiesrecht Tweede Kamer en Europese Unie, BES-eilanden hebben kiesrecht, Aruba, Curaçao
en Sint-Maarten niet.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Nederland is, vanaf het moment dat het Koninkrijk der Nederlanden werd vastgelegd in de
Grondwet, een gedecentraliseerde eenheidsstaat.
De centrale overheid heeft een deel van haar regelgevende en bestuurlijke taken en
bevoegdheden overgedragen aan lagere overheden, zodat het staatsgezag deels op centraal
en deels op decentraal niveau ligt. De hoogste bestuurslaag is de centrale/rijksoverheid.
Territoriale eenheden (provincies, gemeenten en waterschappen) hebben binnen een
eenheidsstaat zelfstandige bevoegdheden t.a.v. zaken die provincies en gemeenten
betreffen. De macht van de provincies en gemeenten onderschikt aan de macht van de
rijksoverheid, de hoogste macht blijft bij de overheid. De rijksoverheid zorgt door wetgeving
en toezicht voor de eenheid. Decentrale overheden zijn verplicht uitvoering te geven aan
hogere regelgeving van het Rijk.
Democratische rechtsstaat
Een rechtsstaat is een staat waarin de macht wordt gereguleerd door het recht. Er gelden
daarom bepaalde regels, om te waarborgen dat wij een rechtsstaat blijven.
Nederlander gaat uit van vijf uitgangspunten:
Democratiebeginsel
Het volk kiest volksvertegenwoordiger direct (Tweede Kamer) of via getrapt stelsel (Eerste
Kamer).
De regering en de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer) is samen de formele wetgever,
de wetgevende macht (art. 81 Gw). Het volk bepaalt dus mede de nieuwe wetgever.
Het overheidsoptreden moet een voorafgaande grondslag hebben in grondwet of wet, die
mede is vastgesteld door de volksvertegenwoordiging.
, Legaliteitsbeginsel
De overheidsbevoegdheden moeten een basis hebben in de wet, die (mede) door de
volksvertegenwoordiging tot stand is gekomen. Als de overheid haar bevoegdheden uitvoert
moeten deze conform wettelijke grondslag worden uitgevoerd.
Onafhankelijke rechter
De grondrechten moeten gewaarborgd worden, daarom moet er een onpartijdige en
onafhankelijke instantie (rechter) zijn. Deze toetst het optreden van beide andere
staatsmachten op rechtmatigheid.
Waarborging grondrechten
Bescherming van de grondrechten. De klassieke grondrechten (bescherming tegen de
overheid, op deze grondrechten kan je je beroepen (bv. vrijheid van meningsuiting)) en de
sociale grondrechten (prestatie van de overheid, op deze grondrechten kan je je niet
beroepen (bv. gezondheid)). Grondrechten scheppen een staatsvrije sfeer, zij bevatten
onthoudingsverplichtingen voor de overheid.
Machtenscheiding (trias politica)
De wetgevende macht (de regering en de Staten-Generaal (samen parlement) zijn samen de
formele wetgever, art. 81 Gw), de uitvoerende macht (de regering (koning + één of meer
ministers) art. 81 Gw) en de rechtgevende macht (de rechters (deze worden voor het leven
benoemd) art. 117 Gw). Zodat er geen machtsmisbruik plaatsvindt.
Machtenscheiding: checks & balances
Géén absolute scheiding tussen de staatsmacht, gedeelde bevoegdheid wetgeving en
bestuur.
De balans tussen de belangen van de diverse organen gewaarborgd door de samenwerking
tussen regering en de Staten-Generaal bij de totstandkoming van wetgeving en door de
mogelijkheden van toezicht en controle bij het openbaar bestuur. Daardoor bestaat er een
systeem van checks & balances, waarmee wordt bedoeld dat er zeker een machtsevenwicht
heerst.