,1. Waar gaat het over bij aardrijkskunde?
1.2. Geografische werkwijze beheersen
Op de aarde zijn verschillende verschijnselen te zien die met het landschap en mensen te maken
hebben. Deze verschijnselen staan bijna altijd met elkaar in verband.
1. Beschrijven en herkennen: waar is het? Wat zie je?
2. Verklaren en voorspellen: waarom is dat (verschijnsel) daar? Wat zal er gebeuren (als…)?
Door een verband te leggen tussen twee of meer van deze factoren, kun je een verklaring geven voor
het verschijnsel.
1.3. Indeling van de leerstof in drie aandachtsgebieden
Aardrijkskunde kun je onderverdelen in twee onderdelen.
1. Fysische geografie/ natuurkundige aardrijkskunde. Hier wordt gekeken naar natuurlijke
verschijnselen in het landschap.
2. Sociale geografie/ mens-aardrijkskunde. Hier wordt gekeken naar de mensen.
- Bevolking: spreiding en migratie
- Bestaansmiddelen: landbouw, industrie, diensten
,2. De aarde
2.1. De aarde in het zonnestelsel
In ons zonnestelsel draaien negen planeten om de zon. De aardbaan wordt in bijna één jaar voltooid.
Elk jaar heeft de aarde, bovenop de 365 dagen, zes uren extra nodig om het rondje te voltooien. Om
deze reden is er elke vier jaar een schrikkeldag aan het eind van de maand februari.
Het aardoppervlak bestaat voor een derde uit land en voor twee derde uit water. De
landoppervlakten bestaan uit zeven continenten: Europa, Azië, Afrika, Noord- en Zuid-Amerika,
Australië en Antarctica. Het water bestaat uit oceanen en zeeën.
2.2. Geografische coördinaten en tijdzones
De aarde is verdeeld in denkbeeldige lijnen. De evenaar verdeelt de aarde in twee delen; het
noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond. De evenaar heeft de waarde 0 graden breedteligging.
Lijnen die parallel aan de evenaar lopen (deze zijn ook horizontaal), heten breedtecirkels of
parellelcirkels. Alles wat ten noorden van de evenaar ligt, wordt noorderbreedte genoemd. Alles wat
ten zuiden van de evenaar ligt wordt zuiderbreedte genoemd. Als een plek dicht bij de evenaar ligt,
spreek je van lage breedte. Als een plek dicht bij de Noordpool (90 graden NB) of Zuidpool (90
graden ZB) ligt, spreek je van hoge breedte.
Lijnen die van de Noordpool naar de Zuidpool lopen
(deze zijn verticaal), worden meridianen genoemd.
De nulmeridiaan ligt bij Greenwich in Londen en
verdeelt de aarde in het westelijk halfrond en het
oostelijk halfrond. Alles wat ten westen ligt van
Greenwich wordt graden westerlengte genoemd en
alles wat ten oosten ligt wordt graden oosterlengte
genoemd. Aan beide kanten gaat het tot max. 180
graden, zodat de aarde van bovenaf gezien te
verdelen is in 360 graden. Tussen elke graad wordt
ook nog gesproken van 60 minuten en elke minuut is
nog onder te verdelen in 60 seconden.
De aarde draait in 24 uur (één etmaal) rond tegen de klok in. Hierdoor komt de zon op in het oosten
en gaat deze onder in het westen. De aarde is verdeeld in 24 tijdzones, op elke 15 lengtegraden.
2.3. De seizoenen: zomer, herfst, winter en lente
De aardas is een denkbeeldige lijn door het midden van de aarde. Deze komt in de Noordpool en de
Zuidpool aan het aardoppervlak. De aardas staat altijd dezelfde kant op, waardoor er seizoenen
ontstaan bij het ronddraaien van de aarde om de zon.
- Zomer: hier ligt het noordelijk halfrond naar de zon toe gedraaid. Dit veroorzaakt langere dagen en
kortere nachten. Ook vallen de zonnestralen recht op de aarde, waardoor het warmer is.
- Winter: hier ligt het noordelijk halfrond van de zon af gedraaid. Dit veroorzaakt kortere dagen en
langere nachten. De zonnestralen vallen hier schuin op de aarde, waardoor het kouder is.
Tussen de zomer en winter zijn er overgangsseizoenen, najaar (herfst) en voorjaar (lente). Op 21
september en 21 maart zijn de dagen en nachten overal op aarde even lang.
Wanneer het in het noordelijk halfrond zomer is, is het in het zuidelijk halfrond winter. Datzelfde
geldt voor de herfst en de lente.
, 2.4. De getijden: vloed en eb
De maan staat altijd met dezelfde kant naar de
aarde gekeerd en draait hier in 27 dagen
omheen. Ook beïnvloedt de maan de stand van
de oceanen en zeeën. De totale
aantrekkingskracht op het water bestaat echter
uit meerdere factoren, namelijk de maan, de
zon en de draaiing van de aarde.
Het water wordt naar de maan getrokken,
waardoor eb en vloed ontstaan. Bij vloed staat
het water hoog en bij eb staat het water laag.
Het getij verandert elke 6 uur.
2.5. Endogene krachten
Endogene krachten zijn krachten die van binnenin de aarde naar de aardkost werken. Deze krachten
kun je onderverdelen in drie verschillende groepen.
1. Continentbewegingen
De aarde bestaat uit verschillende lagen. De
buitenste laag is de aardkorst, deze verschilt van
5 - 10 km dik bij oceanen en 25 - 30 km dik bij
continenten. Onder de aardkorst bevindt zich de
mantel die voor een groot deel uit magma
bestaat. In het midden van de aarde bevindt zich
een vaste kern.
Stroming van magma zorgt voor
aardplaattektoniek. Dit houdt in dat de
aardkorstplaten bewegen. Dit gebeurt op drie
manieren:
1. Van elkaar af: hierdoor komt magma naar boven en dit veroorzaakt vulkanen. Ook verschuiven
de verschillende continenten van elkaar af, waardoor de afstand hiertussen groter wordt.
2. Naar elkaar toe: dit kan op drie verschillende manieren gebeuren.
- Een oceaanplaat en een continentplaat: dit wordt subductie genoemd en houdt in dat de
oceaankorst onder de continentkorst schuift. Hierdoor ontstaat een grote diepte, ook wel trog
genoemd. De oceaankorst smelt uiteindelijk door de warmte en druk van het magma, waardoor
het magma omhoogkomt. Hierdoor ontstaan gebergten (in zee worden deze eilanden genoemd).
- Twee continentplaten: ook hier kunnen gebergten door ontstaan. De aardplaten botsen tegen
elkaar aan en gaan rechtop staan, worden ingedeukt en zelfs over elkaar heen geschoven. Zo’n
gebergte wordt een plooiingsgebergte genoemd.
- Twee oceaanplaten: ook hierdoor ontstaat een subductiezone met eilanden.
3. Langs elkaar: hierdoor ontstaan aardbevingen, vulkanen en verschillende vulkanische
verschijnselen. Deze worden hieronder verder uitgelegd.
2. Aardbevingen, vulkanen en vulkanische verschijnselen
1. Aardbevingen: de beweging van de aardplaten gaat niet geleidelijk, maar schoksgeweis. Deze
schokken ervaren we als een aardbeving. Ze komen voor langs de gehele breuklijn. De meesten
vinden plaats rondom de Grote Oceaan, ook wel de ‘Ring of Fire’ genoemd (omdat hier ook veel
vulkanen voorkomen). Over de hele aarde vinden aardbevingen wel 25.000 keer per dag plaats. Ze