Kennistoets 4.2 Leerdoelen voor Gedragsleer
Inhoudsopgave
Les 3.1 Persoonlijkheid, te big FIVE, DSM 5..................................................................................................... 3
Gedragskenmerken benoemen van de verschillende persoonlijkheden..............................................................3
Aan de hand van de DSM 5 uitleggen wat persoonlijkheidsstoornissen zijn.......................................................3
De invloed van persoonlijkheden op professionele samenwerking beschrijven..................................................6
Les 3.2 Depressie, angst en psychose............................................................................................................. 7
Gedragskenmerken beschrijven van psychose, angst en depressie.....................................................................7
Beïnvloedende factoren voor psychose, angst en depressie beschrijven.............................................................8
Inzicht hebben dat deze kwetsbaarheden bij ‘iedereen’, ‘altijd’ en ‘overal’ een rol kunnen spelen....................9
Les 3.3 Begeleiden/behandelen................................................................................................................... 10
De uitganspunten van positieve psychologie benoemen...................................................................................10
De verschillende evidence based verpleegkundige interventies benoemen met betrekking tot psychische
kwetsbaarheid....................................................................................................................................................11
Beschrijven hoe de houdingsaspecten van verpleegkundige in relatie staan tot de begeleiding van mensen
met een psychische kwetsbaarheid...................................................................................................................11
Les 3.4 Psychiatrie in de verpleegkundige praktijk........................................................................................12
Verbanden leggen tussen persoonlijkheidsleer en klachten van de patiënt......................................................12
Kan je kenmerken van psychose, angst en depressie herkennen bij uiteenlopende patiënten.........................12
Inzicht tonen in eigen houding met betrekking tot het contact met patiënten met psychiatrische
kwetsbaarheden.................................................................................................................................................12
Les 3.5 De kunst van verlies, verlieskunde.................................................................................................... 13
Het proces van rouwen beschrijven op basis van Kubler-ross...........................................................................13
Bestaat uit 5 fasen:............................................................................................................................................13
De invloed van zelfmanagement en shared decision making binnen het rouwproces benoemen....................13
Les 3.6 Rouwen in de praktijk....................................................................................................................... 14
Verschillende fasen van rouw herkennen binnen de verpleegkundige beroepspraktijk....................................14
De rol van mantelzorgers beschrijven in bij zelfmanagement en shared decision making binnen het
rouwproces.........................................................................................................................................................14
Les 4.1 Denken, hersenfuncties.................................................................................................................... 15
Beschrijven wat cognitie is.................................................................................................................................15
Het vermogen om kennis op te nemen en te verwerken. Hier worden ook zaken mee bedoeld als waarnemen,
denken, taal, bewustzijn, geheugen, aandacht en concentratie.......................................................................15
Kenmerken van verschillende cognitieve functies beschrijven..........................................................................15
Les 4.2 Vervolg op functieleer...................................................................................................................... 16
1
, Verbanden leggen tussen cognitieve functies en beperkingen van de patiënt..................................................16
Benoemen hoe jouw denkvermogen de patiënt kan ondersteunen..................................................................16
Les 4.3 Sociale psychologie........................................................................................................................... 17
Benoemen wat de belangrijkste kenmerken van sociale psychologie zijn.........................................................17
Het belang van experimenten uit de sociale psychologie benoemen................................................................17
Het verband beschrijven tussen sociale psychologie en de verpleegkundige beroepsuitvoering beschrijven. .18
Les 4.4 Verpleegkundige zijn........................................................................................................................ 19
Beschrijven hoe je als verpleegkundige beïnvloed wordt door alles om je heen...............................................19
2
, Les 3.1 Persoonlijkheid, te big FIVE, DSM 5
Gebruikte literatuur:
Mijn bsl, Menswetenschappen in de verpleegkundige beroepsuitoefening, H5§4 de
big Five, H5§5 de persoonlijkheid een stabiel gegeven of situatie-afhankelijk, H5§6
Het belang van de persoonlijkheidsleer voor de verpleegkundige
Mijn bsl, Leerboek psychiatrie voor verpleegkundige, H3§1 wat zijn
persoonlijkheidsstoornissen, H3§2 algemene gegevens over
persoonlijkheidsstoornissen.
Gedragskenmerken benoemen van de verschillende
persoonlijkheden
Volgens Hippocrates 4 soorten
Het sanguïstische type: opgewekt, beweeglijk, actief
Het flegmatische type: gelijkmatig, nuchter, kalm, bedachtzaam
Het cholerische type: opvliegend, prikkelbaar, onberekenbaar
Het melancholische type: somber, traag, zwaar op de hand
John ontwikkelde big Five
Extraversie
o Hoog: spraakzaam, assertief, vlot
o Laag: rustig, bescheiden, teruggetrokken
Warmte
o Hoog: vriendelijk, hartelijk, warm
o Laag: hard, koud, onvriendelijk
Nauwgezetheid
o Hoog: ordelijk, efficiënt, betrouwbaar
o Laag: slordig, nonchalant, onverantwoordelijk
Stabiliteit
o Hoog: kalm, niet geëmotioneerd, stabiel
o Laag: gespannen, emotioneel, angstig
Openheid
o Hoog: brede belangstelling, fantasierijk, origineel
o Laag: weinig belangstelling, bekrompen, conventioneel
Aan de hand van de DSM 5 uitleggen wat
persoonlijkheidsstoornissen zijn
Langdurige starre en onaangepaste denk- en gedragspatronen die thuis en op het werk
problemen veroorzaken
Komt voor bij 15% van de bevolking
Vaak egosyntoon (bij de persoon passend, het tegenovergestelde is egodystoon)
hierdoor weinig hulp zoek gedrag, externaliseren
Begint vaak in adolescentie, blijft jaren (soms altijd) bestaan
3