Uitwerken van het ziektebeeld via de rode loper: urineweginfectie
Begripsbepaling:
- Deze casus gaat het ook om een urineweginfectie, een urineweginfectie krijgt een andere
naam, afhankelijk van het orgaan dat het aantast.
Als de urethra is aangetast wordt de urethritis genoemd, ofwel een
plasbuisontsteking.
Als het de blaas raakt, is het een blaasontsteking (oftewel cystitis), dit is het
meest voorkomend
Bij een ontsteking van de nieren spreken we over pyelonefritis, of een
nierbekkenontsteking.
Verspreiding:
- Een urineweginfectie komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen, omdat de
vrouwelijke plasbuis vlak bij de vagina en anus ligt. Daarnaast is de plasbuis ook korter
dan bij mannen. Bacteriën hoeven een minder lange weg af te leggen en daardoor
bereiken ze bij vrouwen gemakkelijker de blaas.
- Het aantal gerapporteerde nieuwe episodes van cystitis in de huisartsenpraktijk bedraagt
bij vrouwen gemiddeld bijna 70 en bij mannen bijna 10 per 1000 patiënten per jaar. De
incidentie vertoont bij vrouwen tussen de 15 en 24 jaar een piek en is het hoogst bij
vrouwen ouder dan 60 jaar. Van alle klachten en aandoeningen waarmee vrouwen de
huisarts consulteren komt een cystitis het meest voor.
- De gemiddelde incidentie van pyelonefritis is lager: bij vrouwen ruim 2 en bij mannen
minder dan 1 per 1000 patiënten per jaar. De incidentie van pyelonefritis bij vrouwen
blijft vanaf het 15e levensjaar tot op hoge leeftijd ongeveer gelijk.
- De incidentie van acute prostatitis bedraagt bijna 2 per 1000 mannen per jaar. Bij
mannen vertoont de incidentie van zowel pyelonefritis als prostatitis met het oplopen
van de leeftijd een continu stijgende tendens.
- Urineweginfecties bij kinderen komen minder vaak voor. Bij jongens is de incidentie het
hoogst in de leeftijdsgroep jonger dan 4 jaar en bij meisjes tussen 5 en 9 jaar.
Anatomie/fysiologie:
- Het urinewegstelsel bestaat uit twee nieren en de urinewegen (twee urineleiders,
urineblaas en urinebuis).
De delen van de nier (ren) van buiten naar binnen: nierkapsel, een laag stevig
bindweefsel; nierschors (cortex), met malpighilichaampjes; niermerg (medulla),
gestructureerd tot mergpiramiden, bevatten lissen van Henle en verzamelbuizen;
nierkelk (calyx), de uitmondingsplaats van de verzamelbuizen; nierbekken
(pyelum, pelvis), de centrale holte in de nier; nierpoort (hilum), met de
bloedvaten en het begin van de urineleider (ureter).
Een nier heeft ongeveer 1 miljoen nefronen (functionele niereenheden). De
delen van het nefron zijn: malpighilichaampjes met kapsel van Bowman en
glomerulus, proximale tubulus, lis van Henle, distale tubulus en verzamelbuis.
In het malpighilichaampje vindt ultrafiltratie plaats. Het filtraat is voorurine:
bloedvloeistof zonder bloedeiwitten en bloedcellen. Water en bruikbare stoffen
in de voorurine gaan via de wanden van proximale tubulus, lis van Henle, distale
tubulus en de verzamelbuis terug naar het bloed. Dit wordt terugresorptie
genoemd. In totaal gaat ruim 99% van de voorurine terug naar het bloed.
Tegelijk met terugresorptie vindt excretie plaats: bepaalde (afval)stoffen (o.a.
ureum, mineralen) worden vanuit het bloed in proximale tubulus, lis van Henle
en distale tubulus gebracht. Aan het eind van de verzamelbuis is urine ontstaan.
- De nieren handhaven de homeostase van het bloed door: regulering van het
bloedvolume en de bloeddruk; controle op zouten- en waterhuishouding; handhaving
van de juiste pH door meer of minder H + en HCO 3- uit te scheiden.
, - De nierwerking staat onder invloed van: parathormoon, bevordert terugresorptie van
calcium en magnesium en excretie van fosfaat; antidiuretisch hormoon (ADH), stimuleert
de terugresorptie van water;
- Bij tekort aan zuurstof in het bloed produceren de nieren meer erythropoëtine (EPO); dit
hormoon stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg.
- Vaatvoorziening:
Nierslagader (arteria renalis), aftakkingen van de buikaorta, voeren per minuut
één liter bloed naar de nieren;
Interlobaire arteriën, vertakkingen van de nierslagader, liggen tussen de
mergpiramiden;
Boogarteriën, vertakkingen van de interlobaire arteriën, verlopen boogvormig
aan de basis van de mergpiramiden;
Interlobaire arteriën; vertakkingen van de boogarteriën binnen het niermerg;
arteriolen hiervan vormen een arteriële portale circulatie;
Interlobaire venulen en interlobaire venen, vervoeren het bloed uit niermerg
en -schors;
Nierader (v. renalis), mondt direct uit in de onderste holle ader.
- De urinevorming (diurese) gebeurt continu; de urineproductie is 1,5 - 2 liter per etmaal.
Urine bevat altijd:
Water (96%);
Zouten, zoals natrium, chloride en kalium;
Ureum, creatinine en urinezuur, de afbraakproducten van eiwitten;
Urobiline, afkomstig van bilirubine, kleurt urine geel;
'versleten' epitheelcellen van wanden van de nefronen en de urinewegen.
- Urine kan bevatten: vitamine C, als de opname groter is dan het verbruik; hormonen en
hormoonresten.
- Transport, opslag en verwijdering van urine: In de urinewegen vinden transport, opslag
en verwijdering van de urine uit het lichaam plaats. De onderdelen van de urinewegen
zijn: twee urineleiders, urineblaas en urinebuis.
- De urineleiders (ureters):
Zijn 25 - 30 cm lang;
Lopen van het nierhilum naar de urineblaas.
- De urineblaas (vesicae urinaria):
Is aan de binnenkant bedekt met rekbaar overgangsepitheel, behalve de
blaasdriehoek (trigonum vesicae) met de uitmonding van de urineleiders;
Kan 700 ml urine bevatten.
- De urinebuis (urethra):
Is bij de vrouw: 3 cm en bij de man 20 cm lang;
Vervoert urine uit het lichaam.
Rondom de blaasuitgang liggen de inwendige sluitspier (m. sphincter vesicae),
een onwillekeurige gladde spier, en de uitwendige sluitspier (m. sphincter
urethrae), een willekeurige dwarsgestreepte spier.