Hoofdstuk 1 | Zorgplicht
De financieel dienstverlener heeft een zorgplicht. Dit houdt in dat de diensterlener te allen tijde moet
handelen in het belang van de klant. De zorgplicht is opgenomen in zowel het Burgerlijk Wetboek
(BW) als in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Er bestaat echter geen specifieke omschrijving
van het begrip.
Hoofdstuk 2 | Aansprakelijkheidsrisico’s
2.1 Aansprakelijkheidsrisico’s
Als een financiële onderneming tekort schiet in de zorgplicht, kan de klant zich beroepen op artikel
7:401 (algemene zorgplicht), of specifieker op 6:248 (redelijkheid en billijkheid) of 6:162 BW
(onrechtmatige daad).
Wat betreft de zorgplicht die specifiek voor financiële dienstverleners geldt, kan een beroep doen op
artikel 4:24a Wft (algemene zorgplicht voor financiële dienstverleners). De Autoriteit Financiële
Markten (AFM) houdt hier toezicht op.
2.2 Redelijkheid en billijkheid
Redelijkheid en billijkheid zijn een koppeling naar de sociaal aanvaardbare normen zoals ze door het
gewoonterecht of de ongeschreven rechtsregels zijn geformuleerd. Bij het vaststellen van
redelijkheid en billijkheid moet rekening gehouden worden met algemeen erkende rechtsbeginselen,
met de in Nederland levende rechtsovertuigingen en met de maatschappelijke en persoonlijke
belangen.
2.3 Onrechtmatige daad
Volgens de wet moet iemand aan vijf criteria voldoen, om aansprakelijk te zijn voor een
onrechtmatige daad:
- Er moet sprake zijn van een onrechtmatigheid – het doen of het nalaten van een handeling;
- De daad moet aan de dader worden toegerekend – bepaalde mate van
schuld/verwijtbaarheid;
- Er moet schade zijn ontstaan – ook immaterieel;
- Er moet sprake zijn van causaal verband – rechtstreeks verband tussen de daad en het
gevolg;
- Er moet voldaan zijn aan het relativiteitscriterium – de overtreden norm moet zijn
geschreven ter bescherming van het geschonden belang.
Hoofdstuk 3 | Wetgeving met betrekking tot medische keuring
3.1 Wet op de medische keuring (WMK)
Het doel van de wet is om mensen met gezondheidsproblemen in staat te stellen om een
arbeidscontract aan te gaan en verzekeringen tegen ‘normale’ premies en voorwaarden te kunnen
afsluiten. Werknemers mogen niet worden gekeurd voor verzekeringen die zij via de werkgever
kunnen of moeten afsluiten. Het gaat om de volgende verzekeringen:
- Pensioenverzekering;
- Aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering;
- Verzekeringen die de werkgever afsluit om het financiële risico van de werknemer bij ziekte
en arbeidsongeschiktheid te beperken.
3.2 Convenant Van Leeuwen
Dit bevat afspraken die gemaakt zijn tussen het Verbond van Verzekeraars, de Chronisch Zieken en
Gehandicapten Raad (CG-Raad) en de Stichting Welder. Dit convenant is bedoeld om de
arbeidsparticipatie en arbeidsmobiliteit van gehandicapte en chronisch zieke werknemers te
verbeteren. Het convenant biedt primair bescherming bij individuele baanmobiliteit.
3.3 Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)
De bepalingen staan in boek 7 BW. Het BW spreekt over de overeenkomst van geneeskundige
behandeling en de bepalingen hebben tot doel de positie van de patiënt ten opzichte van zijn
hulpverlener te versterken. De bepalingen gelden ook als het gaat om medische keuringen.
,3.4 Gezondheidswaarborgen bij levensverzekeringen
De levensverzekering komt tot stand door middel van een overeenkomst tussen de
verzekeringnemer en de verzekeraar. Dat betekent dat er een wilsovereenkomst moet zijn tussen
verzekeringnemer en verzekeraar. Hiervan is sprake nadat de verzekeraar de aanvraag heeft
geaccepteerd. Voordat de verzekeraar hiertoe over gaat, zal hij zijn risico’s zo goed mogelijk in willen
schatten.
Hoofdstuk 4 | Algemene wet gelijke behandeling en privacywetgeving
4.1 Algemene wet gelijke behandeling
Het is in Nederland niet toegestaan om mensen op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke
gezindheid, geslacht, ras, geaardheid of burgerlijke staat te discrimineren. Dat is onder andere
vastgelegd in de Algemene wet gelijke behandeling. Deze wet heeft ook betrekking op
arbeidsverhoudingen.
Het is maar in een paar gevallen toegestaan om medewerkers uit te sluiten van deelname aan een
pensioenregeling. Namelijk tijdens de eerste twee maanden na indiensttreding, en bij een objectieve
rechtvaardigheidsgrond voor discriminatie.
Hoofdstuk 5 | Wft vergunningsplicht en precontractuele informatie
5.1 Wft vergunningsplicht
Op grond van artikel 2:55 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) bestaat een vergunningsplicht
voor het aanbieden van beleggingsobjecten. Het toezicht op naleving ligt bij de AFM. De
vergunningsplicht geldt niet als:
- Een aanbieder beleggingsobjecten aan minder dan honderd klanten aanbiedt;
- Het beleggingsobject dat wordt aangeboden deel uitmaakt van een serie kleiner dan 20
beleggingsobjecten;
- De investering per beleggingsobject €100.000 of meer is.
5.2 Precontractuele informatie
Er zijn twee soorten precontractuele informatie, namelijk de verplichte en onverplichte (reclame-
uitingen). Tot de verplichte precontractuele informatie behoren:
Essentiële-informatiedocument (Eid)
De Europese PRIIP’s-verordening heeft tot doel de transparantie van beleggingsproducten te
vergroten, ter bescherming van een belegger. Dit gebeurt door de invoering van het Eid met
essentiële informatie over de aard van het product.
Prospectus
Beleggingsaanbieders die beleggingen aanbieden, hebben een prospectusplicht. In het prospectus
staat informatie waarmee beleggers een oordeel kunnen vormen over de aangeboden belegging.
Beleggingsaanbieders moeten hun prospectus laten goedkeuren door de AFM. Er bestaat een
vrijstelling voor de prospectusplicht. De voorwaarden voor vrijstelling zijn:
- De effecten worden aan minden dan 150 personen aangeboden;
- De effecten kunnen alleen worden verworven tegen een waarde van ten minste €100.000
per belegger;
- De nominale waarde van een effect is €100.00 of meer;
- Een vereniging of instelling zonder winstoogmerk biedt de effecten aan, om haar niet-
commerciële doelen te verwezenlijken;
- De totale tegenwaarde van de effecten die worden aangeboden, is minder dan vijf miljoen,
berekend over een periode van twaalf maanden.
Essentiële Beleggersinformatie (EBi)
De EBi is de Europese financiële bijsluiter voor beleggingsinstellingen. De risico’s lopen van 1 (klein
risico) tot en met 7 (groot risico) De presentatie is in de vorm van een balk. Er moet een verplichte
mededeling op de EBi worden gedaan.
,De Gemiddelde Uitbetaling in geval van Slechte Eventualiteiten (GUISE) vormt het uitgangspunt voor
de gehanteerde risicomaat binnen de EBi. De belangrijkste parameters om de GUISE te berekenen,
zijn het verwachte rendement en de bijbehorende volatiliteit. De GUISE wordt binnen de
beleggersinformatie uitgedrukt als een percentage van de inleg of van de schuld. Door de GUISE zien
jij en jouw klanten wat het product gemiddeld genomen oplevert in de naar verwachting slechtste
10% van de gevallen.
Hoofdstuk 6 | De onderneming
6.1 Ondernemingsvormen
Eenmanszaak Vennootschap Maatschap Commanditaire
onder firma Vennootschap
Oprichting Vormvrij Vormvrij, Vormvrij, Vormvrij,
voorkeur voorkeur voorkeur
schriftelijk/notari schriftelijk/notari schriftelijk/notari
eel eel eel
Kapitaalvereist Geen Geen Geen Geen
e
Bestuur Eigenaar Vennoten Maten Beherend
vennoten
Aansprakelijkh Privé 100% Alle vennoten Privé voor gelijk Beherend
eid privé voor 100% deel als vennoten,
als vof- maatschap commanditaire
verplichtingen verplichtingen vennoten beperkt
niet nakomt niet nakomt
Belastingen IB, MKB- IB, MKB- IB, MKB- Beherend
winstvrijstelling, winstvrijstelling, winstvrijstelling, vennoten: IB,
ondernemersaftr ondernemersaftre ondernemersaftre MKB-
ek k k. winstvrijstelling,
ondernemersaftre
k.
Sociale Geen Geen Geen Geen
zekerheid werknemers- werknemers- werknemers- werknemers-
verzekeringen verzekeringen verzekeringen verzekeringen
Besloten Naamloze Vennootschap
Vennootschap
Oprichting Notariële akte Notariële akte
Kapitaalvereiste €0,01 €45.000
Bestuur Bestuur Bestuur
Aansprakelijkhei Bestuur (bij onbehoorlijk Bestuur (bij onbehoorlijk
d bestuur of bij onterechte bestuur)
uitkering aan
aandeelhouders)
Belastingen VpB, IB over salaris VpB, IB over salaris
directie en over dividend directie en over dividend
Sociale zekerheid Geen Geen
werknemersverzekeringe werknemersverzekeringe
n tenzij ontslag tegen wil n tenzij ontslag tegen wil
voor DGA mogelijk is voor DGA mogelijk is
De eenmanszaak
Dit is een onderneming waarin één persoon de eigenaar is en de leiding heeft. Hij is volledig
hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de onderneming en de financiële gevolgen van de zaak.
De eigenaar is ook aansprakelijk met zijn privévermogen.
, Vennootschap onder firma (vof) of maatschap
Bij de vof is de hoofdregel dat iedere vennoot afzonderlijk bevoegd is de vof te vertegenwoordigen.
Bij een vof zijn de vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vof.
De maatschap is een samenwerkingsverband tussen ondernemers die voor eigen rekening en risico
een onderneming drijven. In een maatschapsakte worden de bevoegdheden van de maten
beschreven. Iedere maat is voor een gelijk deel aansprakelijk voor de eventuele schulden.
Commanditaire vennootschap (cv)
Bij een cv heb je een beherend vennoot en een commanditaire (stille) vennoot. De commanditaire
vennoot mag niet namens de cv naar buiten treden. De beherend vennoot is volledig hoofdelijk
aansprakelijk. De commanditaire vennoot is uitsluiten aansprakelijk tot het bedrag dat deze vennoot
heeft ingebracht in de onderneming.
Besloten Vennootschap (bv) en Naamloze Vennootschap (nv)
De bv en nv zijn een rechtspersoon. Het bestuur is belast met de dagelijkse gang van zaken in de
vennootschap. Iedere bestuurder is zelfstandig bevoegd tot vertegenwoordiging. De raad van
commissarissen heeft (indien aanwezig) als taak om toezicht te houden op het bestuur,
6.2 De balans
De balans is een overzicht van bezittingen en schulden die een onderneming heeft. Aan de hand van
de balans kun je inzicht krijgen in de financiële positie van de onderneming. Aan de linkerkant van de
balans (debetzijde) staan de bezittingen, de rechterkant (de creditzijde) wordt gevormd door de
schulden en het eigen vermogen. Het verschil tussen de bezittingen en het vreemd vermogen
(schulden) wordt het eigen vermogen genoemd.
Vaste activa
Vaste activa zijn bedrijfsmiddelen die langer dan één jaar in de onderneming gebruikt worden of
langer dan één productieproces meegaan. Vaste activa kan je onderverdelen in drie categorieën:
- Immateriële vaste activa – vaste activa die niet tastbaar zijn, zoals goodwill;
- Materiële vaste activa – fysieke bedrijfsmiddelen die duurzaam in de onderneming gebruikt
worden en waarover een economisch risico wordt gelopen;
- Financiële vaste activa – bezittingen, zoals deelnemingen en langlopende vorderingen.
Vlottende activa
Vlottende activa worden gevormd door bedrijfsmiddelen die binnen één jaar om te zetten zijn in
geld. Vlottende activa kun je onderverdelen in vier categorieën:
- Voorraden – de aanwezige hoeveelheid goederen;
- Vorderingen – die gemiddeld binnen één jaar worden voldaan en waarover meestal geen
rente verschuldigd is;
- Effecten – aandelen en obligaties die als beleggingen dienen en direct verkocht kunnen
worden;
- Liquide middelen – geld dat de onderneming op de bank heeft staan of in kas heeft.
Eigen vermogen
Het eigen vermogen moet gezien worden als het saldo van bezittingen minus schulden (inclusief
voorzieningen). Er kan onderscheid worden gemaakt tussen:
- Eigen vermogen bij een eenmanszaak – kapitaalrekening en een oudedagsreserve (OR);
- Eigen vermogen bij een besloten vennootschap – aandelenkapitaal.
Voorzieningen
Een voorziening wordt opgenomen voor verplichtingen die op de onderneming drukken, maar
waarvan de omvang nog niet vaststaat, zoals voorziening groot onderhoud.